ECLI:NL:RBAMS:2024:8619

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
AMS 23/4412
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing VOG-aanvraag voor taxichauffeur op basis van strafblad en risico voor de samenleving

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) behandeld. Eiser had op 27 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een VOG om als taxichauffeur te kunnen werken. De minister voor Rechtsbescherming heeft deze aanvraag afgewezen op 17 januari 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand in het besluit van 8 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De minister heeft de afwijzing gemotiveerd door te verwijzen naar verschillende strafbare feiten die op het strafblad van eiser staan, waaronder veroordelingen voor afpersing en overtredingen van de Opiumwet. De minister oordeelde dat de risico's voor de samenleving bij het verlenen van een VOG aan eiser als taxichauffeur zwaarder wegen dan zijn persoonlijke belangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister terecht de afwijzing heeft gehandhaafd, omdat de risico's voor passagiers bij het taxivervoer aanzienlijk zijn, vooral gezien de aard van de strafbare feiten van eiser.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister de strafbeschikking van 17 januari 2023, die na de aanvraag van eiser was opgelegd, in zijn beoordeling mocht meenemen. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft onderbouwd waarom de VOG-aanvraag van eiser is afgewezen en dat er geen sprake is van willekeur. Eiser kan in de toekomst opnieuw een aanvraag indienen, die dan op basis van de dan geldende omstandigheden zal worden beoordeeld. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 23/4412

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en

de minister voor Rechtsbescherming, de minister

(gemachtigde: mr. P. Trijsburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag in een besluit van 17 januari 2023 afgewezen. Eiser was het niet met dit besluit eens en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit van 8 juni 2023 op dit bezwaar is de minister bij de afwijzing van de VOG-aanvraag van eiser gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. E. de Jong als waarnemer voor de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de minister.

Hoe is het bestreden besluit tot stand gekomen?

2. Eiser heeft op 27 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor de afgifte van een VOG, zodat hij een chauffeurskaart kan verkrijgen. Deze chauffeurskaart heeft eiser nodig om als taxichauffeur te kunnen werken.
2.1.
De minister heeft de aanvraag van eiser afgewezen. In de vijf jaren voorafgaand aan de beslissing op eisers bezwaar staan een aantal strafbare feiten op het strafblad [1] van eiser geregistreerd. Het gaat om de volgende feiten:
 Eiser heeft op [datum 1] 2023 een strafbeschikking gekregen omdat hij taxivervoer heeft verricht zonder in het bezit te zijn van een geldige chauffeurskaart. [2] Hij heeft hiervoor een boete van € 360,- euro gekregen.
 Eiser is op 2 [datum 2] 2022 in Amsterdam met justitie in aanraking gekomen wegens het overtreden van de Opiumwet. [3] Deze zaak staat nog open.
 Eiser heeft op [datum 3] 2022 een strafbeschikking gekregen wegens het niet opvolgen van de aanwijzingen gegeven door de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren. [4] Hij heeft hiervoor een boete van € 400,- gekregen.
 Eiser is op [datum 4] 2022 veroordeeld wegens het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. [5] Hij heeft hiervoor een taakstraf gekregen van 30 uren, of bij het niet voldoen daarvan 15 dagen hechtenis. Deze uitspraak is op [datum 11] 2022 onherroepelijk geworden.
 Eiser heeft op [datum 5] 2022 een strafbeschikking gekregen wegens het op of aan de weg op te houden met als doel artikelen van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen te kopen of te koop aan te bieden. [6] Eiser heeft hiervoor een boete van € 400,- gekregen.
 Eiser heeft op [datum 6] 2022 een strafbeschikking gekregen voor hetzelfde feit als hierboven genoemd. Hij heeft hiervoor ook een boete van € 400,- gekregen.
 Eiser heeft op [datum 7] 2021 een strafbeschikking gekregen voor het niet invoeren van de kaart en pincode in de boordcomputer van zijn taxi bij aanvang van de werkzaamheden. [7] Hiervoor heeft hij een boete van € 360,- gekregen.
 Eiser is op [datum 9] 2020 in hoger beroep veroordeeld voor afpersing in vereniging [8] en het medeplegen van overtreden van de Wet wapens en munitie [9] . De rechter heeft eiser een gevangenisstraf opgelegd van 15 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze proeftijd is geëindigd op [datum 12] 2022. Ook heeft de rechter eiser een maatregel van schadevergoeding opgelegd van € 1000,-, of als hij deze boete niet betaalt, 20 dagen gijzeling.
 Eiser heeft op [datum 10] 2018 een strafbeschikking gekregen wegens het negeren van een stopteken. [10] Eiser heeft hiervoor is een boete van € 260,- gekregen.
2.2.
De minister heeft beoordeeld of deze feiten, als eiser die als taxichauffeur opnieuw zou plegen, een risico voor de samenleving opleveren. Deze beoordeling wordt ook wel het objectieve criterium genoemd. De minister meent in het geval van eiser dat er een risico bestaat voor de samenleving als hij de hiervoor genoemde feiten herhaalt als taxichauffeur. De minister heeft vervolgens bekeken of aan eiser ondanks het risico voor de samenleving toch een VOG moet worden verleend. Dit wordt het subjectieve criterium genoemd. De minister is van mening dat het belang van de bescherming van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser bij het krijgen van de gevraagde VOG. De minister heeft de VOG-aanvraag van eiser daarom afgewezen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de minister de aanvraag van eiser om een VOG mocht afwijzen. De rechtbank doet dit aan de hand van de argumenten die eiser in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn VOG-aanvraag dus blijft staan
.De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
De beroepsgronden van eiser
5. Eiser begrijpt niet waarom hij recent wel een VOG heeft gekregen om als pakketbezorger te werken. Toen hij die VOG kreeg waren de strafbare feiten die nu door de minister worden aangehaald ook al bekend. Bovendien spelen de risico’s die de minister in het bestreden besluit noemt ook voor pakketbezorgers. Eiser meent dan ook dat sprake is van willekeur. Eiser vindt ook dat de minister ten onrechte de strafbeschikking van [datum 1] 2023 voor het verrichten van taxivervoer zonder in het bezit te zijn van een chauffeurskaart heeft tegengeworpen. Dit feit bestond nog niet ten tijde van de aanvraag en de minister had dit ook niet in de beoordeling kunnen betrekken als hij het bezwaar van eiser tijdig had behandeld.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft uitgelegd waarom aan eiser wel een VOG is verleend voor de functie van pakketbezorger, maar niet voor de functie van taxichauffeur. De minister heeft er namelijk terecht op gewezen dat een VOG-aanvraag van iemand die als taxichauffeur wil werken anders wordt beoordeeld dan de aanvraag van iemand die pakketjes wil bezorgen. Voor de functie van taxichauffeur geldt een ander screeningsprofiel. Zo bekijkt de minister bij de VOG-aanvraag van iemand die taxichauffeur wil worden tot vijf jaar terug of de aanvrager strafbare feiten op zijn strafblad heeft staan. Voor pakketbezorgers kijkt de minister vier jaar terug. De minister heeft daarnaast uitgelegd dat er tussen deze functies een verschil bestaat in de mogelijke risico’s voor de samenleving. Een taxichauffeur draagt namelijk, anders dan een pakketbezorger, de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de passagiers die hij in zijn taxi vervoert. De minister heeft terecht opgemerkt dat een herhaling van de strafbare feiten op het strafblad van eiser risico’s voor passagiers met zich brengt, die zich niet of in mindere mate voordoen bij de functie van taxichauffeur. Zo is eiser eerder veroordeeld voor vuurwapenbezit. Als eiser dit feit als taxichauffeur zou herhalen, dan brengt dit een verhoogd risico met zich mee dat passagiers in aanraking komen met wapens en het geweld dat daar eventueel mee gepaard gaat. De minister heeft dus voldoende uitgelegd waarom geen sprake is van vergelijkbare gevallen. Dat eiser een VOG heeft gekregen voor zijn werkzaamheden als pakketbezorger betekent dus niet dat de minister daarom hem ook een VOG moest verlenen voor werkzaamheden als taxichauffeur.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de strafbeschikking van [datum 1] 2023 heeft kunnen meenemen bij de beoordeling of aan eiser een VOG kan worden verleend. Het klopt dat de strafbeschikking is opgelegd na de aanvraag van eiser. Maar dat betekent niet dat de minister dit feit niet had mogen meewegen. De minister moet bij de beslissing op iemands bezwaar namelijk een volledige heroverweging maken. Hij mag bij die heroverweging ook feiten betrekken die ten tijde van de aanvraag nog niet op het strafblad van eiser stonden, maar op een later moment wel, zoals de strafbeschikking van [datum 1] 2023. Dat zegt ook de hoogste rechter die over dit soort zaken gaat. Dat de minister dit feit niet in de beoordeling had kunnen betrekken als hij tijdig op het bezwaar had beslist, volgt de rechtbank niet. De minister had volgens de wet [11] uiterlijk op 21 maart 2023 een beslissing moeten nemen op het bezwaar van eiser. Maar de minister mag de termijn om een besluit op het bezwaar te nemen één keer met zes weken verlengen. [12] De minister mocht dus uiterlijk op 2 mei 2023 nog een besluit nemen. De strafbeschikking van [datum 1] 2023 dateert dus nog van voor het aflopen van de beslistermijn. De minister mocht deze strafbeschikking dus in de beoordeling meewegen.
8. Eiser heeft op de zitting verteld dat hij als taxichauffeur voor Uber zou willen werken en dat bij Uber streng wordt gecontroleerd, bijvoorbeeld of hij te hard rijdt. De minister heeft hier terecht tegen ingebracht dat als aan eiser een VOG zou worden verleend, hij een chauffeurskaart kan krijgen en hij hiermee ook voor een andere werkgever taxiwerkzaamheden zou kunnen verrichten die mogelijk minder streng controleert. De minister heeft dit dan ook geen reden hoeven vinden om toch een VOG aan eiser te verlenen.
9. Op de zitting heeft eiser verder verteld dat hij in het verleden fouten heeft gemaakt en dat hij veel kosten en boetes heeft die hij niet kan betalen. Hij probeert zijn weg nu terug te vinden in de maatschappij om te voorkomen dat hij dezelfde fouten opnieuw maakt. Hij is begonnen aan een opleiding social work en werkt als ondersteunend begeleider in het speciaal onderwijs. Ook heeft eiser verteld dat hij door een steekwond problemen heeft met zijn arm en dat hij daarom veel werk niet kan doen. De rechtbank vindt het knap dat eiser op het goede pad zit en heeft op de zitting gezien hoe belangrijk het krijgen van een VOG voor eiser is. De rechtbank begrijpt ook dat het voor eiser wegens de problemen met zijn arm lastig(er) is om ander werk te vinden. Maar de rechtbank moet kijken of een beslissing van een bestuursorgaan juridisch te volgen is. De rechtbank vindt dat de minister voldoende heeft uitgelegd waarom hij op dit moment de belangen van de bescherming van de samenleving zwaarder vindt wegen dan de belangen van eiser bij het krijgen van een VOG. Er staan meerdere feiten op het strafblad van eiser die niet samen gaan met de functie van taxichauffeur, zoals verkeersfeiten en drugsdelicten. Ook is eiser nog vrij recent met justitie in aanraking gekomen. De minister heeft daarom kunnen vinden dat het tijdsverloop sinds de laatste keer dat eiser met justitie in contact is gekomen nog te kort is om te concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen. Dat de minister de VOG-aanvraag van eiser mocht afwijzen, betekent overigens niet dat eiser in de toekomst niet opnieuw in aanmerking kan komen voor de gevraagde VOG. Eiser kan altijd opnieuw een aanvraag doen; de minister zal dan zijn aanvraag moeten beoordelen op basis van de dan geldende omstandigheden.

Conclusie

10. Het beroep is ongegrond. De minister mocht de VOG-aanvraag van eiser afwijzen.
11. Omdat eiser niet gelijk krijgt is er geen reden voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.J. Bernt, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.W. Victoor, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Justitieel Documentatiesysteem.
2.Artikel 81, vijfde lid, van het Besluit Personenvervoer 2000.
3.Artikel 2, aanhef en onder c, en artikel 10, derde lid, van de Opiumwet.
4.Artikel 82 lid, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
5.Artikel 184 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
6.Artikel 2, zevende lid, onder 2, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Amsterdam.
7.Artikel 16, eerste lid, van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten.
8.Artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 1 en 2, in samenhang met artikel 317, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
9.Artikel 26, eerste lid, in samenhang met artikel 55, derde lid, aanhef en onder a van de Wet wapens en munitie, in samenhang met artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
10.Artikel 83 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
11.Artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
12.Artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.