AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Afwijzing VOG-aanvraag voor taxichauffeur op basis van strafblad en risico voor de samenleving
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) behandeld. Eiser had op 27 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een VOG om als taxichauffeur te kunnen werken. De minister voor Rechtsbescherming heeft deze aanvraag afgewezen op 17 januari 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand in het besluit van 8 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.
De minister heeft de afwijzing gemotiveerd door te verwijzen naar verschillende strafbare feiten die op het strafblad van eiser staan, waaronder veroordelingen voor afpersing en overtredingen van de Opiumwet. De minister oordeelde dat de risico's voor de samenleving bij het verlenen van een VOG aan eiser als taxichauffeur zwaarder wegen dan zijn persoonlijke belangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister terecht de afwijzing heeft gehandhaafd, omdat de risico's voor passagiers bij het taxivervoer aanzienlijk zijn, vooral gezien de aard van de strafbare feiten van eiser.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister de strafbeschikking van 17 januari 2023, die na de aanvraag van eiser was opgelegd, in zijn beoordeling mocht meenemen. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft onderbouwd waarom de VOG-aanvraag van eiser is afgewezen en dat er geen sprake is van willekeur. Eiser kan in de toekomst opnieuw een aanvraag indienen, die dan op basis van de dan geldende omstandigheden zal worden beoordeeld. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.
Voetnoten
1.Justitieel Documentatiesysteem.
2.Artikel 81, vijfde lid, van het Besluit Personenvervoer 2000.
3.Artikel 2, aanhef en onder c, en artikel 10, derde lid, van de Opiumwet.
4.Artikel 82 lid, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
5.Artikel 184 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
6.Artikel 2, zevende lid, onder 2, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Amsterdam.
7.Artikel 16, eerste lid, van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten.
8.Artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 1 en 2, in samenhang met artikel 317, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
9.Artikel 26, eerste lid, in samenhang met artikel 55, derde lid, aanhef en onder a van de Wet wapens en munitie, in samenhang met artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
10.Artikel 83 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
11.Artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
12.Artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.