8.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal waarbij hij geweld heeft gebruikt. Niet alleen heeft hij met de diefstal inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf, de [supermarkt] , maar daarnaast heeft hij met zijn geweldshandelingen angstige gevoelens veroorzaakt bij één van de slachtoffers. Voorts plegen dit soort geweldshandelingen onrustgevoelens in de maatschappij teweeg te brengen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 september 2024. Hieruit blijk dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om het bewezen verklaarde feit te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering (GGZ Verslavingszorg [locatie] ) van 5 november 2024, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Het ontbreekt verdachte aan huisvesting, dagbesteding en inkomen. De reclassering adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Verdachte is afkomstig uit Nigeria. Hij heeft in 2019 asiel aangevraagd, welke in 2023 is afgewezen. Sinds afwijzing van zijn beroep en hoger beroep, verblijft verdachte onrechtmatig in Nederland. Uit contact met de DT&V (Dienst Terugkeer en Vertrek) is gebleken dat een vertrekprocedure is opgestart. Er ligt een terugkeerbesluit vanuit AVIM (Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel) met een inreisverbod van twee jaar en een laissez-passer is opgestart voor Nigeria.
Gelet op het feit dat betrokkene onrechtmatig in Nederland verblijft, maakt hij geen aanspraak op sociale voorzieningen zoals een uitkering of maatschappelijke opvang. Gezien de status van betrokkene, kan hem geen aanbod gedaan worden gericht op justitiële interventies. Dit maakt dat de reclassering geen plan van aanpak kan opstellen. Het is echter nog niet bekend op welke termijn hij uitgezet zal worden. Gelet hierop adviseren wij een onvoorwaardelijke VRIS-ISD maatregel. Wanneer het laissez passer gereed is kan er alsnog worden overgegaan tot uitzetting.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] , verbonden aan de reclassering te [locatie] , (telefonisch) als deskundige gehoord. Zij heeft , zakelijk weergegeven, verklaard dat het van belang is dat verdachte niet op straat komt te staan. Als aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd wordt, is er een risico zijn dat hij in vrijheid wordt gesteld voordat hij in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst. Het is belangrijk om een kader te hebben binnen de ISD-maatregel om dit te voorkomen.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 12 september 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 27 augustus 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
Verdachte is veelvuldig veroordeeld wegens vermogensdelicten waarvoor hij gevangenisstraffen heeft opgelegd gekregen. Deze straffen hebben hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te begaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ondanks zijn huidige vreemdelingenrechtelijke status in Nederland wil blijven. Hij heeft aangegeven daartoe nu eerst een herhaalde asielaanvraag in te willen dienen. Voor de duur van die procedure zou verdachte dan weer rechtmatig in Nederland verblijven. Daarnaast heeft de verdediging aangegeven dat, als het uiteindelijk toch tot uitzetting zou komen, verdachte zich wil beroepen op artikel 64 van de Vreemdelingenwet omdat hij vindt dat zijn psychische gesteldheid uitzetting niet toelaat.
Tijdens de eerdere periode van rechtmatig verblijf heeft zijn verblijfsstatus verdachte er niet van weerhouden om zijn opvanglocatie te verlaten en bij herhaling strafbare feiten te plegen. Ook blijkt uit het dossier dat bij verdachte sprake is van ernstige verslavingsproblematiek. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het recidiverisico onverminderd groot. Ook bestaat de noodzaak van behandeling van de onderliggende problematiek. Gelet op de verblijfsstatus van verdachte zijn minder dwingende kaders daartoe niet geëigend. Voor het geval de door hem nog te starten vreemdelingenrechtelijke procedures niet tot het resultaat leiden dat verdachte in Nederland kan blijven, dan kan in het kader van de ISD-maatregel gewerkt worden aan een zogeheten “zachte landing” in zijn herkomstland Nigeria. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel ISD eist.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het noodzakelijk de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen. Dit laat voldoende ruimte om aan de onderliggende problematiek te werken of, in het alternatieve geval, om een “zachte landing” in het herkomstland voor te bereiden. Het is, ter optimale bescherming van de maatschappij van groot belang, dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.