ECLI:NL:RBAMS:2024:8591

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
13-276468-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en oplegging van ISD-maatregel

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 27 augustus 2024 in Amsterdam meerdere levensmiddelen heeft gestolen van een supermarkt, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen twee beveiligers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, waarbij zij heeft gelet op de ernst van het feit, het recidiverisico van de verdachte en zijn onrechtmatige verblijfstatus in Nederland. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/276468-24
Datum uitspraak: 18 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.T. Laigsingh, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 27 augustus 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere levensmiddelen toebehorende aan winkelbedrijf [supermarkt] , voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de diefstal, gevolgd van geweld, bewezen kan worden. Hij heeft daartoe de volgens hem relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak verzocht van het tenlastegelegde geweld. Er heeft na de diefstal een handgemeen plaatsgevonden tussen verdachte en de twee beveiligers. Hierbij heeft verdachte uit zelfverdediging gehandeld. De diefstal heeft verdachte bekend en kan bewezen worden.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de gekwalificeerde diefstal bewezen kan worden. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de diefstal van de levensmiddelen gepleegd te hebben. De rechtbank acht op basis van de verklaringen van de medewerkers bewezen dat verdachte ook geweld heeft gebruikt.
Geen noodweersituatie
De rechtbank acht niet aannemelijk dat er sprake was van een noodweersituatie. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan de bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De medewerkers van [supermarkt] hebben op hoofdlijnen gelijkluidend verklaard over het geweld dat verdachte tegen hen heeft gebruikt. Aangever [naam 1] heeft verklaard dat verdachte na het verlaten van de winkel met de gestolen goederen op de fiets probeerde te ontkomen en daarbij ten val kwam, waarna hij om zich heen sloeg en daarbij [naam 1] tegen zijn gezicht raakte, dat zijn collega ook geraakt is en dat verdachte happende bewegingen maakte. Aangever [naam 2] heeft verklaard dat verdachte, toen zijn collega en hij hem staande probeerden te houden, met zijn linker elleboog [naam 2] in zijn gezicht raakte, met zijn benen trapte en een bijtbeweging maakte richting zijn collega. De beschrijving van de camerabeelden sluit aan bij de hiervoor genoemde verklaringen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 27 augustus 2024 te Amsterdam, een pak luiers (Pampers, baby dry) en drie flessen shampoo (merk Zwitsal) en zeven flessen massage olie (merk Zwitsal) en drie flessen wascreme (merk Zwitsal) en vier flessen schuimbad (merk Zwitsal) (met een totale waarde van 91,72 euro), die aan (winkelbedrijf) [supermarkt] (gelegen aan [adres] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 1] en [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door
- om zich heen te slaan en
- die [naam 1] tegen het gezicht te slaan en
- een happende beweging in de richting van de arm van die [naam 1] te maken en
- met zijn, verdachtes, elleboog het gezicht van die [naam 2] te raken en
- een trappende beweging met zijn, verdachtes, been te maken.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel af te wijzen en te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel op te leggen voor één jaar met aftrek van het voorarrest en daarbij een tussentijdse toetsing te bevelen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal waarbij hij geweld heeft gebruikt. Niet alleen heeft hij met de diefstal inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf, de [supermarkt] , maar daarnaast heeft hij met zijn geweldshandelingen angstige gevoelens veroorzaakt bij één van de slachtoffers. Voorts plegen dit soort geweldshandelingen onrustgevoelens in de maatschappij teweeg te brengen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 september 2024. Hieruit blijk dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om het bewezen verklaarde feit te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering (GGZ Verslavingszorg [locatie] ) van 5 november 2024, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Het ontbreekt verdachte aan huisvesting, dagbesteding en inkomen. De reclassering adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Verdachte is afkomstig uit Nigeria. Hij heeft in 2019 asiel aangevraagd, welke in 2023 is afgewezen. Sinds afwijzing van zijn beroep en hoger beroep, verblijft verdachte onrechtmatig in Nederland. Uit contact met de DT&V (Dienst Terugkeer en Vertrek) is gebleken dat een vertrekprocedure is opgestart. Er ligt een terugkeerbesluit vanuit AVIM (Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel) met een inreisverbod van twee jaar en een laissez-passer is opgestart voor Nigeria.
Gelet op het feit dat betrokkene onrechtmatig in Nederland verblijft, maakt hij geen aanspraak op sociale voorzieningen zoals een uitkering of maatschappelijke opvang. Gezien de status van betrokkene, kan hem geen aanbod gedaan worden gericht op justitiële interventies. Dit maakt dat de reclassering geen plan van aanpak kan opstellen. Het is echter nog niet bekend op welke termijn hij uitgezet zal worden. Gelet hierop adviseren wij een onvoorwaardelijke VRIS-ISD maatregel. Wanneer het laissez passer gereed is kan er alsnog worden overgegaan tot uitzetting.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] , verbonden aan de reclassering te [locatie] , (telefonisch) als deskundige gehoord. Zij heeft , zakelijk weergegeven, verklaard dat het van belang is dat verdachte niet op straat komt te staan. Als aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd wordt, is er een risico zijn dat hij in vrijheid wordt gesteld voordat hij in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst. Het is belangrijk om een kader te hebben binnen de ISD-maatregel om dit te voorkomen.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 12 september 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 27 augustus 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
Verdachte is veelvuldig veroordeeld wegens vermogensdelicten waarvoor hij gevangenisstraffen heeft opgelegd gekregen. Deze straffen hebben hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te begaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ondanks zijn huidige vreemdelingenrechtelijke status in Nederland wil blijven. Hij heeft aangegeven daartoe nu eerst een herhaalde asielaanvraag in te willen dienen. Voor de duur van die procedure zou verdachte dan weer rechtmatig in Nederland verblijven. Daarnaast heeft de verdediging aangegeven dat, als het uiteindelijk toch tot uitzetting zou komen, verdachte zich wil beroepen op artikel 64 van de Vreemdelingenwet omdat hij vindt dat zijn psychische gesteldheid uitzetting niet toelaat.
Tijdens de eerdere periode van rechtmatig verblijf heeft zijn verblijfsstatus verdachte er niet van weerhouden om zijn opvanglocatie te verlaten en bij herhaling strafbare feiten te plegen. Ook blijkt uit het dossier dat bij verdachte sprake is van ernstige verslavingsproblematiek. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het recidiverisico onverminderd groot. Ook bestaat de noodzaak van behandeling van de onderliggende problematiek. Gelet op de verblijfsstatus van verdachte zijn minder dwingende kaders daartoe niet geëigend. Voor het geval de door hem nog te starten vreemdelingenrechtelijke procedures niet tot het resultaat leiden dat verdachte in Nederland kan blijven, dan kan in het kader van de ISD-maatregel gewerkt worden aan een zogeheten “zachte landing” in zijn herkomstland Nigeria. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel ISD eist.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het noodzakelijk de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen. Dit laat voldoende ruimte om aan de onderliggende problematiek te werken of, in het alternatieve geval, om een “zachte landing” in het herkomstland voor te bereiden. Het is, ter optimale bescherming van de maatschappij van groot belang, dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
3 STK Zak (goednummer G6545978)
1 STK Enveloppe (goednummer G6545982)
Deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane feit. Ze bevatten verdovende middelen. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank zal bepalen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 2]

De benadeelde partij [naam 2] heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd, omdat hij door het voorval een week lang pijn heeft gehad en in de winkel bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden angst ervaart.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de benadeelde partij de vordering niet met een schadebedrag heeft onderbouwd. De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij heeft namelijk geen bedrag gespecificeerd. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 38m, 38n en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 3 STK Zak (goednummer G6545978)
  • 1 STK Enveloppe (goednummer G6545982)
Verklaart
[naam 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. A.M. Gruschke en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.K. Verbruggen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 december 2024.
[…]

1.[…]