ECLI:NL:RBAMS:2024:8572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
11203970
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onrechtmatige eigendomsoverdracht van een auto

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. L. Berendsen, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. O. Saaliti, wegens onrechtmatige daad. De zaak betreft de eigendomsoverdracht van een auto die oorspronkelijk eigendom was van eiseres. Eiseres heeft de auto op 6 januari 2021 gekocht voor € 26.000,00 en deze was op haar naam geregistreerd. Na een relatiebreuk heeft een derde, [naam], de autosleutel van eiseres gekregen, maar was niet bevoegd om de auto over te dragen aan gedaagde. Gedaagde heeft de auto op 7 december 2023 weggenomen en op zijn naam overgeschreven, waarna hij deze op 2 januari 2024 aan een derde heeft verkocht. Eiseres vordert schadevergoeding van € 18.950,00, de vervangingswaarde van de auto, en stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de auto zonder rechtmatige titel te verkopen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij te goeder trouw was, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet te goeder trouw was, omdat hij had moeten weten dat [naam] niet de eigenaar was. De rechtbank concludeert dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade en veroordeelt hem tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11203970 \ CV EXPL 24-8523
Vonnis van 13 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L. Berendsen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. O. Saaliti.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juni 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 23 augustus 2024 waarin is bepaald dat een mondelinge zal plaatsvinden,
- productie 5 van [gedaagde] ,
- de producties 8 tot en met 10 van [eiseres] ,
- de producties 11 tot en met 13 van [eiseres] ,
- de zittingsaantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van 11 november 2024,
- de spreekaantekeningen van mr. Berendsen,
- de spreekaantekeningen van mr. Saaliti.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een affectieve relatie gehad met [naam] ( [naam] ) met wie zij ook twee kinderen heeft. Zij woonden samen in [woonplaats 1] . Nadat de relatie was verbroken, is [naam] medio juli 2023 verhuisd naar de [adres] waar hij een woning heeft gehuurd van [gedaagde] . [naam] heeft vervolgens een huurachterstand laten ontstaan.
2.2.
[eiseres] was eigenaresse van een auto die zij op 6 januari 2021 had gekocht voor € 26.000,00. Zij heeft de auto betaald en de auto is ook op haar naam gezet. Zij heeft [naam] één van beide autosleutels gegeven. [naam] beschikte nog over die sleutel toen de relatie met [eiseres] was verbroken en [naam] was verhuisd.
2.3.
[gedaagde] heeft van [naam] de autosleutel en de autopapieren verkregen.
2.4.
[gedaagde] heeft in de avond van 7 december 2023 de auto van [eiseres] weggenomen en overgeschreven op zijn naam. Hij heeft de auto op 2 januari 2024 doorverkocht aan een derde.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] een bedrag van € 18.950,00 uit hoofde van schadevergoeding te betalen;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] de wettelijke rente over de onder II gevorderde schadevergoeding vanaf 7 december 2023 te betalen;
IV. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten van € 1.167,05 inclusief btw te betalen, met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld, omdat hij haar auto heeft weggenomen zonder dat hij daar enig recht toe had. [gedaagde] is geen eigenaar geworden. Er is niet aan de eisen voor overdracht van artikel 3:84 Burgerlijk Wetboek (BW) voldaan, omdat er geen geldige titel voor overdracht was en [naam] niet beschikkingsbevoegd was. [gedaagde] heeft onder meer aan de tenaamstelling kunnen zien dat de auto niet van [naam] was, maar van [eiseres] . Hij was daarom ook niet te goeder trouw. Omdat [gedaagde] de auto al aan een ander heeft overgedragen en deze dus niet meer door [gedaagde] kan worden teruggegeven, vordert [eiseres] schadevergoeding, begroot op € 18.950,00. Dat is de vervangingswaarde van de auto volgens de ANWB, gebaseerd op de kenmerken van de auto waaronder de kilometerstand. [eiseres] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak stelt [eiseres] dat [gedaagde] zich haar auto heeft toegeëigend, zonder enig recht of titel. [gedaagde] heeft daartegen als verweer aangevoerd dat hij de auto mocht meenemen, omdat de auto door [naam] aan hem was overgedragen.
Ter beoordeling ligt dus de vraag voor of [gedaagde] rechtmatig eigenaar was geworden van de auto zodat hij deze als zijn eigendom kon meenemen.
4.2.
Voor een rechtsgeldige eigendomsoverdracht is nodig dat er voor die overdracht een titel bestaat, dat de overdragende partij beschikkingsbevoegdheid is en dat levering plaatsvindt (artikel 3:84 BW). In deze zaak is meteen duidelijk dat niet aan het vereiste van beschikkingsbevoegdheid is voldaan. De auto is immers gekocht en betaald door [eiseres] en aan haar geleverd. De auto was dus eigendom van [eiseres] en niet van [naam] . [naam] was dus niet bevoegd om de auto over te dragen aan [gedaagde] .
4.3.
Dat [naam] niet beschikkingsbevoegd was, wordt ook wel onderkend door [gedaagde] . [gedaagde] stelt echter dat hij toch eigenaar is geworden, omdat hij te goeder trouw heeft gehandeld. Hij voert aan dat hij niet wist of hoefde te weten dat [naam] geen eigenaar was.
4.4.
Als de verkrijger van een goed te goeder trouw is kan een overdracht door een beschikkingsonbevoegde onder omstandigheden toch rechtsgeldig zijn (artikel 3:86 BW). De kantonrechter is echter van oordeel dat [gedaagde] niet te goeder trouw was, zodat hij – nog los van de vraag of er wel een geldige titel was – geen eigenaar is geworden van de auto van [eiseres] .
4.5.
Goede trouw ontbreekt als [gedaagde] wist of moest weten dat [naam] geen eigenaar van de auto was (dit volgt uit artikel 3:11 BW). Als er reden is voor twijfel, bestaat er een onderzoeksplicht. In deze zaak kreeg [gedaagde] van [naam] slechts één autosleutel overgedragen en niet de auto zelf. Daarnaast stond de auto niet op naam van [naam] geregistreerd, maar op naam van [eiseres] . Onder die omstandigheden lag het op de weg van [gedaagde] om na te gaan of [naam] wel echt eigenaar van de auto was en navraag te doen bij [eiseres] . Ook als [naam] wel eens in de auto reed (zoals [gedaagde] stelt maar [eiseres] heeft betwist) en [naam] tegen [gedaagde] heeft gezegd dat de auto voor de verzekering op naam van [eiseres] stond, mocht [gedaagde] met die verklaring niet zomaar genoegen nemen. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij driemaal bij [eiseres] heeft aangebeld, maar dat er niet werd opengedaan. Daarmee heeft hij niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan. Hij heeft immers geen duidelijkheid verkregen van [eiseres] . De twijfel over de beschikkingsbevoegdheid van [naam] is dus niet weggenomen, zodat [gedaagde] niet te goeder trouw was. De uitzondering van artikel 3:86 lid 1 BW gaat dus niet op. Dat betekent dat [gedaagde] geen eigenaar is geworden.
4.6.
Omdat [gedaagde] geen eigenaar is geworden van de auto, had hij geen recht om zich de auto toe te eigenen en deze verkopen. Door dit wel te doen heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiseres] en daarmee onrechtmatig gehandeld. [gedaagde] moet de schade die door dit onrechtmatig handelen is veroorzaakt vergoeden.
4.7.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het ook maar de vraag is of er voor de overdracht een geldige titel bestond. Ter zitting heeft [gedaagde] de stelling verlaten dat hij de auto had gekocht van [naam] . Hij heeft verklaard dat hij de auto heeft overdragen gekregen voor het geval [naam] de huurachterstand niet zou voldoen. Dat duidt op een overdracht tot zekerheid en dat is in strijd met het fiduciaverbod van artikel 3:84 lid 3 BW.
verklaring voor recht
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering om voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade van [eiseres] toewijsbaar is.
omvang schade
4.9.
De schade wordt begroot op het gevorderde bedrag van € 18.950,00. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij de auto in 2021 voor € 26.000,00 heeft gekocht en dat de auto nu nog € 18.950,00 waard is. [gedaagde] heeft dit weliswaar ter zitting betwist, maar dit verder niet met bewijsstukken onderbouwd. Daarom wordt het verweer dat de auto minder waard was, en de schade dus lager, verworpen.
rente
4.10.
Ook de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 december 2023 wordt toegewezen. De aanspraak daarop volgt uit de wet en is verder ook niet bestreden.
buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden afgewezen. Uit de door [eiseres] gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
Totaal
1.034,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van € 18.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 7 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.034,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Kuiken, bijgestaan door mr. K.E. Beerlage, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.