ECLI:NL:RBAMS:2024:8571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
10920697 / CV EXPL 24-1347
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen bijdrage Wlz en Wmo door CAK

In deze zaak vordert het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, betaling van de eigen bijdrage van een gedaagde voor zorg ontvangen in een instelling. De eigen bijdrage is opnieuw berekend en het CAK heeft de vordering verminderd. De gedaagde ontvangt sinds 2020 zorg en heeft in het verleden een verzoek tot aanpassing van de eigen bijdrage ingediend. De eigen bijdrage voor 2021 was vastgesteld op € 713,70 per maand, maar is later verlaagd naar € 308,63 per maand. Ondanks deze verlaging heeft de gedaagde een aantal openstaande facturen niet betaald. Het CAK vordert nu een totaalbedrag van € 7.452,25, vermeerderd met rente en kosten, voor de openstaande eigen bijdragen over 2021 en 2022. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar erkent dat het bedrag voor 2021 juist is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de openstaande bedragen verschuldigd is en heeft de vordering van het CAK toegewezen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden betaald. Het vonnis is uitgesproken op 23 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10920697 \ CV EXPL 24-1347
Vonnis van 23 augustus 2024
in de zaak van
het publiekrechtelijke zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid CAK,
te ’s-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: CAK,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 januari 2024, met producties
- de conclusie van antwoord
- de aanvullende conclusie van antwoord, met producties
- het tussenvonnis van 22 maart 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- een e-mail van de rechtbank van 2 mei 2024
- de mondelinge behandeling van 16 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, met de daarin genoemde processtukken
- de akte uitlaten na mondelinge behandeling van CAK, met producties
- de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CAK is belast met de vaststelling en de inning van de eigen bijdragen die verschuldigd zijn voor ontvangen zorg, hulpmiddelen en/of voorzieningen in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) en/of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo).
2.2.
[gedaagde] ontvangt vanaf 2020 zorg in een instelling. CAK heeft de eigen bijdrage van [gedaagde] over 2021 vastgesteld op € 713,70 per maand. In het voorjaar van 2021 heeft [gedaagde] een verzoek tot aanpassing van de eigen bijdrage gedaan. Bij brief van 13 augustus 2021 heeft CAK aan [gedaagde] bericht dat de eigen bijdrage voorlopig wordt aangepast en bij beschikking van 5 oktober 2021 heeft CAK de eigen bijdrage vanaf 1 januari 2021 verlaagd naar € 308,63 per maand.
2.3.
CAK heeft in verband met de verlaging van de eigen bijdrage van [gedaagde] over 2021 een correctie toegepast over de zorgperiode van 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021 en is er verrekend met een aantal openstaande facturen.
2.4.
Bij beschikking van 14 januari 2022 heeft CAK de eigen bijdrage van [gedaagde] over 2022 vastgesteld op € 669,72 per maand. [gedaagde] heeft niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen tegen die beschikking bezwaar gemaakt of beroep ingesteld waardoor de beschikking formele rechtskracht heeft.
2.5.
CAK heeft voor de openstaande eigen bijdragen over 2021 en 2022 facturen aan [gedaagde] gestuurd. Ondanks diverse sommaties heeft [gedaagde] die facturen (op € 193,85 na) niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
CAK vordert - na vermindering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 7.452,25, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
CAK legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de Wlz en/of de Wmo een eigen bijdrage moet betalen voor verleende zorg. [gedaagde] heeft de openstaande eigen bijdragen over 2021 en 2022 ondanks herhaalde sommaties (grotendeels) onbetaald gelaten. Hierdoor is zij naast de hoofdsom ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert (gedeeltelijk) verweer.
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op de zitting is namens [gedaagde] erkend dat de door CAK berekende openstaande eigen bijdrage over 2021 (€ 3.568,50) juist is. Dit bedrag is [gedaagde] dan ook verschuldigd.
4.2.
CAK heeft op de zitting toegezegd om te kijken of [gedaagde] ook voor 2022 alsnog in aanmerking komt voor verlaging van de eigen bijdrage. [gedaagde] kwam daarvoor eerder niet in aanmerking omdat zij niet (tijdig) de nodige informatie had aangeleverd volgens CAK.
4.3.
In de akte van CAK na de zitting staat het volgende. De eigen bijdrage van [gedaagde] over 2022 is uit coulance verlaagd naar € 321,45 per maand. CAK heeft een nieuwe berekening gemaakt en haar vordering verminderd. De openstaande eigen bijdrage over 2022 bedraagt dan nog € 3.857,40. De verschuldigde eigen bijdragen over 2021 en 2022 bedragen in totaal € 7.425,90 (€ 3.568,50 plus € 3.857,40). CAK is bereid om een betalingsregeling met [gedaagde] te sluiten na een veroordelend vonnis.
4.4.
In de antwoordakte van (de dochter van) [gedaagde] staat dat het openstaande bedrag nog steeds te hoog is. [gedaagde] verzoekt verlaging van de eigen bijdrage over 2021 met
€ 2.023,50. De verschuldigde hoofdsom bedraagt dan € 5.402,40. Een betalingsregeling voor € 7.425,90 is onrealistisch omdat [gedaagde] nu 73 jaar is en zij moet rondkomen van
€ 466,98 per maand na aftrek van vaste lasten. [gedaagde] kan na aftrek van de minimum leef- en kleedgeldgrens maar € 52,67 per maand afbetalen.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] een eigen bijdrage moet betalen. [gedaagde] heeft de juistheid van de berekening over 2022 niet betwist. Zij vindt alleen dat het bedrag en de bijbehorende betalingsregeling te hoog is. De kantonrechter constateert echter dat [gedaagde] in 2021 en 2022 vrijwel geen eigen bijdrage heeft betaald en gaat ervan uit dat zij in die periode wel wat geld heeft overgehouden of opzij heeft kunnen leggen. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] de (verminderde) openstaande eigen bijdrage over 2022 van € 3.857,40 wel is verschuldigd.
4.6.
CAK maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 903,02 inclusief btw. Omdat de grondslag van de vordering van CAK in de wet en niet in een overeenkomst is gelegen, is voor de toewijsbaarheid van dit gedeelte van de vordering niet noodzakelijk dat CAK een zogenaamde veertiendagenbrief aan [gedaagde] heeft gestuurd. CAK heeft onbetwist gesteld dat zij werkzaamheden heeft verricht die niet kunnen worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding van een procedure, zodat de kosten voor deze werkzaamheden als buitengerechtelijke incassokosten voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de hoogte van de toewijsbare vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter evenals CAK aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Besluit) bepaalde tarief. Het gevorderde bedrag van € 903,02 inclusief btw komt overeen met de tarieven in het Besluit. Dit bedrag is [gedaagde] dan ook verschuldigd.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] , zoals CAK ook stelt, in totaal € 8.328,92
(€ 7.425,90 plus € 903,02) aan CAK is verschuldigd. CAK vordert echter (na vermindering van eis) betaling van een lager bedrag, namelijk € 7.452,25. Dit bedrag van € 7.452,25 zal de kantonrechter dan ook toewijzen. Ook de gevorderde wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom vanaf de datum van dit vonnis (23 augustus 2024) zal de kantonrechter toewijzen. Daartegen heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CAK worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
847,50
(2,5 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.636,98

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CAK te betalen een bedrag van € 7.452,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de (nog openstaande) hoofdsom, met ingang van 23 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.636,98, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.