Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Na verder debat is vonnis bepaald op 25 november 2024.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiseres, handelend onder de naam [bedrijf], is de algemeen gevolmachtigde van de 96-jarige [belanghebbende], die vanwege verslechterde gezondheid naar een woonzorgcentrum is verhuisd. De eiseres vorderde dat de gedaagde, de dochter van een van de kinderen van [belanghebbende], de woning zou ontruimen. De gedaagde was in de woning gaan wonen met haar drie minderjarige kinderen, nadat zij toegang had gekregen via haar moeder. De eiseres en de andere kinderen van [belanghebbende] waren van mening dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2024 heeft de gedaagde verweer gevoerd, maar de eiseres heeft voldoende bewijs geleverd dat de gedaagde de woning onterecht gebruikte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, omdat de gedaagde erkende in de woning te hebben gewoond, maar niet kon aantonen dat zij deze had verlaten. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en heeft haar tevens in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van eigendomsrechten en de noodzaak voor een kort geding om snel duidelijkheid te krijgen in geschillen over ontruiming, vooral in situaties waar kwetsbare personen betrokken zijn.