ECLI:NL:RBAMS:2024:8487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
13/302730-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Duisburg op 12 augustus 2024. De officier van justitie had op 10 oktober 2024 verzocht om de behandeling van het EAB. De opgeëiste persoon, geboren in 1970 en met zowel de Nederlandse als Duitse nationaliteit, was gedetineerd en niet verschenen op de zitting van 28 november 2024. Zijn raadsvrouw, mr. A.C.M. van Dijk, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar deed een beroep op de garantie van maatschappelijke re-integratie in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). Deze feiten omvatten illegale handel in verdovende middelen en wapens. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en de garantie is gegeven dat hij in Nederland zijn straf zal ondergaan.

De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren die zich tegen de overlevering verzetten. De beslissing om de overlevering toe te staan, is genomen op basis van de eisen van artikel 2 OLW, en de rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland goedgekeurd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/302730-24
Datum uitspraak: 12 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 10 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 augustus 2024 door het
Amtsgericht Duisburgin Duitsland, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. A.C.M. van Dijk, die waarnam voor haar kantoorgenoot mr. R. Malewicz, advocaat in Amsterdam.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij een beroep doet op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Duisburgvan 12 augustus 2024, dossiernummer: 11 Gs 2397/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
illegale handel in wapens, munitie en explosieven.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Senior Public Prosecutor at the Duisburg Public Prosecutor's Officeheeft bij brief van 20 november 2024 de volgende garantie gegeven:
“I hereby guarantee, with regard to the Framework Decision RB 2008/909/JHA on the mutual recognition of judgments in criminal matters and Article 5 of the Framework Decision RB 2002/584/JHA on the European arrest warrant, that the defendant
[opgeëiste persoon]born on [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats] Dutch national[BRP adres]
will be returned to the Netherlands to serve the custodial sentence or security measure that will be imposed on him in Germany in the event of his final conviction to an enforceable (full) custodial sentence or a custodial measure involving deprivation of liberty in the proceedings here after he has been granted the right to be heard.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het strafrechtelijk onderzoek is in Duitsland aangevangen;
  • de bewijsmiddelen en de medeverdachten bevinden zich in Duitsland;
  • het Nederlandse openbaar ministerie is niet voornemens de opgeëiste persoon voor deze feiten te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie genoemde argumenten vormt het gegeven dat de feiten worden geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Duisburg(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.A.B. Fransen en D.F.A. Reuvekamp, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.