ECLI:NL:RBAMS:2024:8469

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
13/087198-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en wederspannigheid met letsel ten gevolge

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 maart 2024 te Amsterdam meerdere winkelartikelen heeft gestolen van Jumbo en zich daarbij met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding, wat letsel heeft veroorzaakt bij een verbalisant. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na een terechtzitting op 6 december 2024. De officier van justitie, mr. M.R. Paardekooper, had gevorderd dat de verdachte de ISD-maatregel opgelegd zou krijgen, maar de rechtbank heeft hiervan afgezien. In plaats daarvan is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor diefstal en wederspannigheid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat de verdachte niet meewerkte aan toezicht en begeleiding. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de ISD-maatregel niet op te leggen, omdat er geen sprake was van stelselmatig daderschap op het moment van de uitspraak. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf van drie maanden, opgelegd in een eerdere zaak, gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/087198-24
Parketnummer vordering tul: 13/061854-22
Datum uitspraak: 20 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.R. Paardekooper.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 12 maart 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan

1. diefstal van meerdere winkelartikelen, toebehorend aan Jumbo;

2. wederspannigheid, letsel bij verbalisant [verbalisant] ten gevolgde hebbend.

De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten en heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder feit 1 ten laste gelegde winkeldiefstal op grond van de aangifte van Jumbo en de bekennende verklaring van verdachte bij zijn politieverhoor wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank op grond van de verklaring van verbalisant [verbalisant] en de foto’s van het letsel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 12 maart 2024 met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding en daarbij letsel heeft veroorzaakt bij verbalisant [verbalisant] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 12 maart 2024 te Amsterdam winkelartikelen die aan winkelbedrijf Jumbo toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2:
op 12 maart 2024 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant] (hoofdagent bij Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte, door zich los te rukken en zich in tegen gestelde richting probeerde te bewegen dan die waarin bovengenoemde ambtenaar verdachte trachtte te geleiden, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten meerdere schaafwonden op de armen en de handen en het hoofd en een branderig gevoel bij die [verbalisant] ten gevolge heeft gehad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee (2) jaren, zonder aftrek van voorarrest.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een hinderlijk strafbaar feit dat overlast bij Jumbo heeft veroorzaakt. Verdachte heeft met deze diefstal geen respect getoond voor de goederen en eigendommen van Jumbo. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid met geweld, waarmee hij pijn en letsel heeft toegebracht aan verbalisant [verbalisant] .
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor diefstallen en andere vermogensdelicten en meermalen is veroordeeld voor wederspannigheid. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden om opnieuw winkeldiefstal en wederspannigheid te plegen. De laatste pleegdatum van een strafbaar feit op het strafblad van verdachte dateert van maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het voorgeleidingsadvies van de reclassering van 14 maart 2024, waarin zij onder meer beschrijft dat verdachte voldoet aan de harde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel, maar dat verdachte heeft aangegeven mee te willen werken met de reclassering. Zij adviseert daarom om de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden te schorsen. Op 21 maart 2024 heeft de reclassering in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis een advies opgesteld, waarin zij beschrijft dat verdachte niet bereikbaar is en daardoor niet meewerkt aan het toezicht. Het is niet mogelijk gebleken om met hem in contact te komen, waardoor de reclassering geen inhoud aan het toezicht heeft kunnen geven. Op 7 oktober 2024 heeft de reclassering de opdracht om een advies op te stellen omtrent de vraag of verdachte aan de zachte criteria voor oplegging van de ISD-maatregel voldoet, retour gezonden. De reclassering heeft namelijk geen contact met verdachte kunnen krijgen en verdachte verscheen niet op afspraken.
Verdachte voldoet aan de harde criteria voor ISD.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 7 november 2024, dat een aanvulling betreft op het reclasseringsadvies van 7 oktober 2024. Aangezien de reclassering geen contact met verdachte heeft kunnen krijgen na een gesprek op 14 maart 2024 en verdachte sindsdien niet op afspraken verscheen, is er besloten dat er geen invulling meer kon worden gegeven aan het toezicht. De reclassering meent dat verdachte dan ook voldoet aan de zachte criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. De reclassering ziet geen mogelijkheden om middels een reclasseringstoezicht te kunnen werken aan een lager recidiverisico van verdachte. Sinds maart 2024 heeft de reclassering geen zicht gekregen persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar zij gaat ervan uit dat verdachte via zijn advocaat op de hoogte is van de ISD-zitting en dat hij – indien hij alsnog medewerking had willen verlenen aan de reclassering – contact met de reclassering had opgenomen. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, waarbij de ISD-maatregel onder meer gericht zou moeten zijn op verkrijgen van diagnostiek, behandeling van onderliggende problematiek en doorstroom naar een begeleide dan wel beschermde woonplek. Zij geeft aan geen mogelijkheden te zien om recidive terug te dringen vanuit een ambulant kader.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 6 december 2024 reclasseringswerker [reclasseringswerker] , verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft het advies ter terechtzitting bevestigd.
De rechtbank is van oordeel dat er aanleiding bestaat bij straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Hoewel verdachte in de afgelopen vijf jaren veelvuldig is veroordeeld voor misdrijffeiten, dateert het laatste misdrijffeit van maart 2024. Daarna is hij kennelijk niet meer in het vizier van politie en justitie gekomen. Onder die omstandigheid kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat momenteel sprake is van stelselmatig daderschap. Daarbij komt nog dat de reclassering sinds 14 maart 2024 geen contact met verdachte heeft kunnen leggen en verdachte niet is verschenen ter terechtzitting, waardoor de rechtbank geen nader inzicht heeft gekregen in de actuele persoonlijke omstandigheden van verdachte. Onder die omstandigheden acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel niet opportuun en zal zij in plaats daarvan aan verdachte een gevangenisstraf opleggen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, die voor een winkeldiefstal met veelvuldige recidive een gevangenisstraf van één maand vermelden. Daarnaast heeft de rechtbank ten aanzien van de wederspannigheid acht geslagen op de OM-richtlijnen voor strafvordering, die in het geval van licht letsel en recidive binnen twee jaar een gevangenisstraf van drie weken voorschrijven.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, voor de duur van zes weken passend en geboden.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 31 oktober 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/061854-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 22 juni 2022 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft primair – gelet op de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel – gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden afgewezen. Subsidiair, indien de rechtbank niet komt tot oplegging van de ISD-maatregel, heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde straf zal worden tenuitvoergelegd.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 181 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal
Ten aanzien van feit 2:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf en de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
zes (6) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 22 juni 2022, namelijk een
gevangenisstrafvan
drie (3) maanden.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en Q.M.J.A. Crul, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2024.
[(...)]