ECLI:NL:RBAMS:2024:8467

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
13/250610-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging met oplegging van de ISD-maatregel

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging, gepleegd op 4 augustus 2024 te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het wegnemen van een telefoon van een aangever. Tijdens de zitting op 6 december 2024 heeft de officier van justitie, mr. F.T. Haak, bewezenverklaring van de diefstal geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, onder verwijzing naar een gebrek aan bewijs dat de verdachte de diefstal had gepleegd. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was dat de verdachte samen met een medeverdachte de telefoon had weggenomen, waarbij de verdachte de aangever afleidde en de telefoon in zijn bezit had. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank weigerde de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, omdat de oplegging van de ISD-maatregel niet opportuun werd geacht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/250610-24
Parketnummer vordering tul: 16/116052-22
Datum uitspraak: 20 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ingeschreven op het postadres [postadres] ,
nu gedetineerd in de P.I. [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.T. Haak en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.I. L’Ghdas naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 augustus 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van diefstal in vereniging en heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar het schriftelijke standpunt, vrijspraak bepleit. Het ontbreekt in het dossier aan een afdoende beschrijving van de persoon die de wegnemingshandeling zou hebben verricht, waardoor niet kan worden vastgesteld dat dit verdachte is geweest. Voorts is er geen sprake van een voltooide diefstal. Verdachte zou de telefoon van aangever weliswaar in zijn hand hebben gehad, maar aangever heeft de telefoon direct teruggepakt. Daardoor heeft verdachte geen beschikkingsmacht over de telefoon gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal in vereniging. Verbalisanten beschrijven in een proces-verbaal hoe verdachte en medeverdachte samen door de binnenstad lopen en daar meerdere mensen benaderen. Zij volgen verdachte en medeverdachte en zien dan hoe de medeverdachte contact maakt met een groepje jongens, onder wie aangever. Terwijl de medeverdachte praat met de vrienden van aangever, maakt verdachte contact met aangever. Vervolgens beschrijven verbalisanten dat verdachte meerdere klappen op het been van aangever geeft om hem af te leiden en hem vervolgens zijn telefoon afhandig maakt. Gelet op de omstandigheid dat verbalisanten verdachte en medeverdachte hebben gevolgd tot aan hun aanhouding, kan worden vastgesteld dat het inderdaad verdachte is geweest die de wegnemingshandeling heeft verricht. Aangever ziet dat verdachte zijn telefoon vast heeft en pakt hem weer terug. Aangezien verdachte de telefoon van aangever in zijn hand heeft gehad, heeft hij beschikkingsmacht over de telefoon gehad en is dus sprake van een voltooide diefstal. Ook is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Zij liepen samen door de binnenstad en de medeverdachte leidde de vrienden van aangever af, waarna verdachte kon toeslaan. Hiermee hebben zij allebei een significante bijdrage geleverd aan de diefstal.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een telefoon die aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee (2) jaren, zonder aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. Verdachte voldoet namelijk niet aan de zachte ISD-criteria. Hij is een uitzetbare vreemdeling en wil ook meewerken aan zijn uitzetting, waardoor de vreemdelingrechtelijke weg dient te prevaleren boven de ISD-maatregel, die immers een
ultimum remediumis. Uit jurisprudentie volgt dat in sommige gevallen uitdrukkelijk wordt afgezien van oplegging van de ISD-maatregel bij verdachten met een (illegale) verblijfsstatus, omdat op voorhand geen resultaat valt te verwachten met betrekking tot resocialisatie in Nederland en de ISD-maatregel dus zal neerkomen op kale detentie. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen en meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om de duur van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te beperken tot één jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan zakkenrollerij. Hij heeft hiermee blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van aangever. Daarbij komt dat zakkenrollerij in de binnenstad van Amsterdam voor grote overlast zorgt en het algemene veiligheidsgevoel aantast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering Amsterdam van 14 november 2024, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene komt sinds hij in Nederland is veelvuldig in aanraking met justitie vanwege vermogensdelicten. Er is sprake van een delictpatroon, betrokkene is geregistreerd als veelpleger en voldoet aan de harde criteria van de ISD-maatregel. Betrokkene verblijft – blijkens de meest recente informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst – onrechtmatig in Nederland. Een asielaanvraag in 2021 werd afgewezen. Een asielaanvraag van 2024 heeft betrokkene ingetrokken, omdat hij niet langer in Nederland wenst te verblijven. Bij betrokkene is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Interventies om het risico op recidive te verlagen lijken geïndiceerd, maar vanwege de onrechtmatige verblijfsstatus van betrokkene kan hij geen aanspraak maken op structurele sociale voorzieningen. Hierdoor kan aan een hulpverleningstraject en/of een drang-/dwangtraject onvoldoende inhoud gegeven worden. Een reclasseringstoezicht is niet uitvoerbaar. Hierdoor voldoet betrokkene ook aan de zachte criteria, waarmee hij in aanmerking komt voor de Vreemdelingen ISD-maatregel (hierna: VRIS).
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 6 december 2024 reclasseringswerker [reclasseringswerker] , voornoemd, als deskundige gehoord. Zij heeft het advies ter terechtzitting bevestigd. De deskundige heeft toegelicht dat zij bij haar advies blijft, ondanks de omstandigheid dat verdachte heeft aangegeven sinds het overlijden van zijn vader terug te willen keren naar [land van herkomst] om voor zijn moeder te zorgen. Gelet op de instabiliteit op alle vrijwel alle leefgebieden heeft de reclassering twijfels of verdachte vrijwillig Nederland zal verlaten.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 9 september 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum van 4 augustus 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 9 september 2024 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande en de instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden is er sprake van een hoog recidiverisico, waardoor interventies zijn geïndiceerd. Verdachte verblijft echter illegaal in Nederland en kan daarom geen aanspraak maken op structurele sociale voorzieningen, waardoor ook reclasseringstoezicht of hulpverleningstrajecten niet uitvoerbaar zijn. Hiermee voldoet verdachte aan de zachte criteria. Weliswaar heeft verdachte aangegeven Nederland te willen verlaten, maar de rechtbank heeft – gelet op onder meer de instabiliteit op verschillende leefgebieden – onvoldoende vertrouwen dat verdachte daadwerkelijk vrijwillig uit Nederland zal vertrekken. Met het oog hierop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 25 september 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 16/116052-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 9 augustus 2022 van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen omdat zij toewijzing ervan – gelet op de oplegging van de ISD-maatregel – niet opportuun acht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jaren.
Wijstde
vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer 16/116052-22
af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en Q.M.J.A. Crul, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2024.
[(...)]