ECLI:NL:RBAMS:2024:8461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
13-268247-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Kassel in Duitsland. Het EAB, dat op 15 augustus 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in België in 1994, die op dat moment gedetineerd was. De behandeling van het EAB vond plaats op 18 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers. De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de toelaatbaarheid van de overlevering.

De rechtbank constateert dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontslaat van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. Het EAB vermeldt een strafbaar feit dat in Nederland als een lijstfeit wordt aangemerkt, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, en deze uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp als voorzitter, samen met mrs. M.C. Danel en A.L. op ‘t Hoog als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.M. Esschendal. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-268247-24
Datum uitspraak: 31 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 16 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 augustus 2024 door het
Amtsgericht Kasselin de Bondsrepubliek Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 december 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat in Utrecht.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt omtrent de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenneming. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot voorlopige hechtenis van het Amtsgericht Kassel van 15 augustus 2023 met dossiernummer 1670 Js 23978/24 – 7 ER 40/24 (GStA) – 200 Gs 3990/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW onder nummer 18 staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Kasselin de Bondsrepubliek Duitsland voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.