In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Kantongerecht Koblenz in Duitsland. Het EAB, dat op 16 april 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in België in 1994, die op dat moment gedetineerd was. De behandeling van het EAB vond plaats op 18 december 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers. De officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, heeft de vordering tot overlevering ingediend, en de rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn strafbaar naar zowel Duits als Nederlands recht, en voldoen aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan verschillende strafbare feiten, waaronder het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.