ECLI:NL:RBAMS:2024:8460

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
13-082260-24 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel van de Duitse autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Kantongerecht Koblenz in Duitsland. Het EAB, dat op 16 april 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in België in 1994, die op dat moment gedetineerd was. De behandeling van het EAB vond plaats op 18 december 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers. De officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, heeft de vordering tot overlevering ingediend, en de rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn strafbaar naar zowel Duits als Nederlands recht, en voldoen aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan verschillende strafbare feiten, waaronder het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-082260-24
Datum uitspraak: 31 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 16 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 april 2024 door het Kantongerecht Koblenz in de Bondsrepubliek Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 december 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat in Utrecht.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt omtrent de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot voorlopige hechtenis van het Kantongerecht Koblenz van 27 november 2023 met referentie 30 Gs 10108/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
eendaadse samenloop van medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
eendaadse samenloop van medeplichtigheid aan poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplichtigheid aan poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
eendaadse samenloop van medeplichtigheid aan poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplichtigheid aan poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
eendaadse samenloop van medeplichtigheid aan poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplichtigheid aan poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
eendaadse samenloop van medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
eendaadse samenloop van medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 48, 55, 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Kantongerecht Koblenz in de Bondsrepubliek Duitsland voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.