ECLI:NL:RBAMS:2024:8450

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
13/306483-24 (A); 13/284596-24 (B); 13/333824-24 (C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel voor twee jaren na veroordeling voor winkeldiefstallen en mishandeling

Op 27 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1987, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen en een mishandeling. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/306483-24 (A), 13/284596-24 (B) en 13/333824-24 (C) zijn gevoegd, behandeld. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting en heeft een bekennende verklaring afgelegd. De officier van justitie, mr. E.W. Stein, heeft gevorderd om de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.C. Jonge Vos, pleitte voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, dat meerdere veroordelingen voor winkeldiefstallen bevat, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel rechtvaardigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle voorwaarden voor de oplegging van de ISD-maatregel is voldaan, zoals vastgelegd in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie misdrijven en is in de vijf jaren voorafgaand aan de feiten ten minste driemaal onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de reclasseringsrapportages, die wijzen op de zorgmijdende houding van de verdachte en zijn verslaving aan alcohol. De rechtbank concludeert dat er geen reëel alternatief is voor de ISD-maatregel en dat de veiligheid van de samenleving voorop staat. De verdachte is veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaren, zonder aftrek van de tijd in voorarrest, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/306483-24 (A); 13/284596-24 (B); 13/333824-24 (C) (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tul: 23/002091-22
Datum uitspraak: 27 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
nu gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 27 december 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaken A, B en C genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E.W. Stein, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast is mevrouw [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker, als deskundige via een videoverbinding gehoord.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging van zaak C op de zitting van 27 december 2024 – kort gezegd tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
zaak A:winkeldiefstal bij de Albert Heijn op 24 september 2024;
zaak B:mishandeling van [slachtoffer] op 3 september 2024;
zaak C:winkeldiefstal bij de Albert Heijn op 23 augustus 2024.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van onder andere de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de winkeldiefstallen op 23 augustus 2024 en 24 september 2024 en dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld op 3 september 2024, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige inhoud van de dossiers.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
zaak A
op 24 september 2024 te Amsterdam meerdere winkelartikelen die aan winkelbedrijf Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B
op 3 september 2024 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] op het hoofd te slaan ten gevolge waarvan deze ten val is gekomen en vervolgens terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt;
zaak C
op 23 augustus 2024 te Amsterdam sixpacks bier en een Albert Heijn winkelmand die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm aan verdachte op te leggen, omdat niet is voldaan aan het ultimum remedium-vereiste. Verdachte verdient een kans om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden die verbonden zijn aan een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en een mishandeling. Diefstal is een hinderlijk feit dat in de maatschappij in het algemeen, en bij de betreffende winkels in het bijzonder, overlast en schade veroorzaakt. Mishandeling is een ernstig feit dat getuigt van gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengt bij de betrokkene en in dit geval ook bij de getuige. Bij het zien van de mishandeling heeft hij direct de politie gebeld.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 14 november 2024 en heeft gezien dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor winkeldiefstallen.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 19 december 2024, opgemaakt door mevrouw [reclasseringsmedewerker] . De reclassering heeft – kort samengevat – het volgende gerapporteerd. Verdachte voldoet aan zowel de harde als de zachte criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel. Verdachte is in het recente verleden als zorgmijdend aangemerkt. Zo kwam hij in 2023 zijn behandelafspraken niet na waar hij vanuit de reclassering voor was aangemeld. Ook afspraken bij zijn toezichthouder kwam hij nauwelijks na en hij recidiveerde tijdens zijn proeftijd wat resulteerde in een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf en beëindiging van het begeleidingstraject. Verdachte is formeel dakloos, maar verblijft bij zijn moeder. Zijn moeder wil hem nog een kans geven indien hij op korte termijn uit hechtenis komt. Verdachte is bij hulpverlenende instanties bekend met een alcoholverslaving. Hij uit de wens om daarmee te stoppen. Verdachte is in het verleden gediagnostiseerd met een verstandelijke beperking en ADHD. Het niet nakomen van afspraken is niet altijd onwil, maar lijkt vaak ook vanuit onmacht te komen. De inzet uit het eerdere reclasseringstoezicht is te minimaal om over te gaan tot een onvoorwaardelijk ISD-traject. De rapporteur adviseert om de ISD-maatregel vooralsnog in een voorwaardelijk kader in te zetten.
De deskundige, [reclasseringsmedewerker] , heeft voornoemd advies op de terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Zij heeft aangegeven dat ten aanzien van de advisering twijfel bestond tussen een voorwaardelijke en een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, en dat ze iets meer neigden naar een voorwaardelijke ISD-maatregel omdat ze zien dat verdachte nu wel responsief lijkt te zijn voor hulpverlening en begeleiding.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een eerder reclasseringsrapport, van GGZ Reclassering Inforsa van 16 mei 2024, opgemaakt door mevrouw [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport was opgesteld voor de behandeling van een andere strafzaak van verdachte, waarin verdachte overigens uiteindelijk door de rechtbank is vrijgesproken. In dit rapport beschrijft de reclassering verdachte – kort samengevat – als een zorgmijdende man die verslaafd is aan alcohol, cannabis en cocaïne. Verdachte is naast zijn verslaving gediagnosticeerd met ADHD en hij is zwakbegaafd. In het rapport wordt opgemerkt dat verdachte aangeeft dat hij zijn situatie wil veranderen, maar dat het hem in praktijk maar niet lukt om zelfs maar één stap in de goede richting te zetten. Verdachte heeft tot voor kort een toezicht gehad bij Reclassering Inforsa waarbij rekening is gehouden met zijn problematiek. Er is intensief samengewerkt met het bemoeizorgteam van de Jellinek en met zijn familie. Het toezicht is echter voortijdig beëindigd omdat het vanwege het moeizame verloop niet mogelijk was om gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering verwacht dat verdachte gedurende de rest van zijn leven een sterk gestructureerde omgeving nodig zal hebben. Een geïntegreerde behandeling van zowel zijn verslaving, langdurige criminaliteit, psychische- en maatschappelijk problematiek is daarbij nodig. Om een dergelijk traject van de grond te krijgen is een voorwaardelijke veroordeling onvoldoende gebleken, mede vanwege de zorgmijdende houding van verdachte. In dit rapport van 16 mei 2024 adviseert de reclassering dan ook, anders dan nu, de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan drie misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast is hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf, terwijl de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage en het strafblad, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het in dit vonnis bewezenverklaarde feit. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat is voldaan aan de ‘harde’ ISD-criteria.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook aan de ‘zachte’ ISD-criteria voldoet. Die houden in dat er geen reëel alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel bestaat. Een eerder reclasseringstoezicht is vroegtijdig beëindigd omdat verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden hield. Uit voornoemde rapportages blijkt dat het niet nakomen van afspraken door verdachte niet altijd voortkomt uit onwil, maar juist vaak uit onmacht. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat verdachte zich aan een uitgebreid pakket van bijzondere voorwaarden zal houden, zeer klein is. Daar komt bij dat de bijzondere voorwaarden die worden geadviseerd in het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 19 december 2024 nog weinig concreet zijn. Zo is niet duidelijk geworden wanneer verdachte kan starten met zijn behandeling en ook niet wanneer hij geplaatst kan worden in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank ziet, anders dan het advies van 19 december 2024, bij verdachte geen verandering ten opzichte van de situatie ten tijde van het advies van 16 mei 2024. Sterker nog, verdachte is binnen korte tijd nadat hij in die zaak is vrijgekomen, driemaal gerecidiveerd en was daarbij naar eigen zeggen ook onder invloed van alcohol. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen reëel alternatief is voor de oplegging van de ISD-maatregel.
In het licht van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie opvolgen en een ISD-maatregel in onvoorwaardelijke zin opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en een behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht zal – om diezelfde reden – niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.

8.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd in de zaak met parketnummer 23/002091-22, afwijzen, omdat de tenuitvoerlegging van die gevangenisstraf zich niet verdraagt met de oplegging van de ISD-maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaken A, B en C tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
zaken A en C
telkens: diefstal;
zaak B
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer 23/002091-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en R. Gaarthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 december 2024.
[...]
[...]