ECLI:NL:RBAMS:2024:8449

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
13/079493-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens onjuiste betekening aan een niet bestaande rechtspersoon

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, waarbij de dagvaarding nietig werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de betekening van de dagvaarding niet op de wettelijk voorgeschreven wijze had plaatsgevonden. De dagvaarding was betekend op het kantooradres van de raadsman van de verdachte, mr. Van den Brink, wat niet voldoet aan de eisen van artikel 36j, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat de betekening aan een rechtspersoon moet plaatsvinden op de woonplaats van de rechtspersoon, het kantoor van de rechtspersoon, of de woonplaats van een van de bestuurders. De rechtbank constateerde bovendien dat het openbaar ministerie de niet bestaande rechtspersoon Powned B.V. had gedagvaard, terwijl de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Powned had moeten worden gedagvaard. Hierdoor was de dagvaarding nietig, en de rechtbank heeft dit bevestigd in haar vonnis. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, aanwezig was en het onderzoek ter terechtzitting plaatsvond op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/079493-21
Datum uitspraak: 17 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks de periode 3 oktober 2014 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met een technisch hulpmiddel, te weten een heimelijke camera verborgen in de kleding van hem, verdachte, een gesprek dat in een woning, besloten lokaal of erf gelegen aan de [adres] te Hilversum, werd gevoerd, opzettelijk zonder dat hij, verdachte, deelnemer aan dat gesprek was en anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek, heeft opgenomen;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2014 te Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk een gesprek dat elders dan in een woning, besloten lokaal en/of erf, te weten een terras gelegen aan die [adres] te Maastricht, werd gevoerd af te luisteren of op te nemen, dat gesprek met een technisch hulpmiddel heimelijk zonder dat hij, verdachte, deelnemer aan dat gesprek was en anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek, heeft opgenomen;
3.
hij in of omstreeks de periode 3 oktober 2014 tot en met 9 oktober 2014 te Hilversum en/of Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gegevens die hij, verdachte, door wederrechtelijk afluisteren, aftappen en/of opnemen van een gesprek, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht of andere gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk, had verkregen
en/of
gegevens die, naar hij, verdachte, redelijkerwijs wist of moest vermoeden, door wederrechtelijk afluisteren, aftappen en/of opnemen van een gesprek, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht of andere gegevensverwerking door geautomatiseerde werk waren verkregen en te zijner kennis waren gekomen, opzettelijk aan een ander, te weten bekend heeft gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode 3 oktober 2014 tot en met 9 oktober 2014 te Hilversum en/of Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gebruik makende van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, te weten een verborgen camera, van [naam] , aanwezig op een voor het publiek toegankelijk plaats, te weten
[bedrijfsnaam] te Hilversum en/of [bedrijfsnaam] te Maastricht, wederrechtelijk (beeld)materiaal en/of een of meerdere afbeelding(en) heeft vervaardigd.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig is, omdat de betekening niet op de bij wet voorgeschreven wijze is betekend.
3.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding nietig is. Daartoe overweegt zij als volgt.
[verdachte] is niet op de zitting verschenen. Uit het onderzoek op de zitting is gebleken dat de dagvaarding niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. Op grond van artikel 36j, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering geschiedt de betekening van een dagvaarding aan een rechtspersoon op a) de woonplaats van de rechtspersoon, b) de plaats van het kantoor van de rechtspersoon, of c) de woonplaats van een van de bestuurders. De dagvaarding is betekend op het adres van het kantoor van mr. Van den Brink, de raadsman van [verdachte] . Dit adres is niet één van de hiervoor genoemde plaatsen waar betekening aan een rechtspersoon kan plaatsvinden.
Daarnaast is gebleken dat het openbaar ministerie de niet bestaande rechtspersoon [verdachte] heeft gedagvaard, terwijl de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [verdachte] had moeten worden gedagvaard.

4.De beslissing

De rechtbank komt op grond hiervan tot de volgende beslissing.
Verklaart de
dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J.M.R. Vastenburg en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2024.