ECLI:NL:RBAMS:2024:8439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
13/201073-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van oproeping in overleveringszaak wegens gebrek aan vertaling

In deze overleveringszaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan over de nietigheid van de oproeping van de opgeëiste persoon. De rechtbank oordeelde dat de oproeping nietig is verklaard omdat er geen vertaling van de oproeping naar de opgeëiste persoon is gestuurd. De rechtbank benadrukte dat de betekeningsvoorschriften in het Wetboek van Strafvordering (Sv) van overeenkomstige toepassing zijn, en dat deze voorschriften vereisen dat de oproeping moet worden vertaald. Dit is van belang voor het aanwezigheidsrecht van de opgeëiste persoon in de overleveringsprocedure.

Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon niet aanwezig, en de raadsvrouw, mr. P.M. Langereis, merkte op dat zij geen vertaalde oproep had gezien. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, bevestigde dat er geen vertaalde oproep was gestuurd. De raadsvrouw voerde aan dat de oproeping nietig is op basis van artikel 68 van de Overleveringswet (OLW) en artikel 260, lid 5, Sv, dat stelt dat de mededeling van de tijd en plaats van de zitting moet worden vertaald.

De jongste rechter vroeg de officier van justitie om zijn standpunt, waarop deze aangaf dat in overleveringszaken geen sprake is van een beschuldiging en dat de oproeping enkel betrekking heeft op de tijd en plaats van de zitting. Na beraad in de raadkamer besloot de jongste rechter dat de oproeping van de opgeëiste persoon opnieuw moet plaatsvinden op een nader te bepalen datum, met tijdige kennisgeving aan de raadsvrouw. Tevens werd besloten om een tolk voor de Poolse taal te laten oproepen voor de nieuwe zitting. Het proces-verbaal van deze zitting is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/201073-24
PROCES-VERBAAL
ZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting van bovengenoemde rechtbank op
31 december 2024.
Tegenwoordig:
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
mr. R.R. Eijsten, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. K. van der Schaft, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen opgeëiste persoon uitroepen en belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De opgeëiste persoon:

[opgeëiste persoon],

geboren te [geboorteplaats], Polen op [geboortedag] 1980,
opgegeven verblijfadres: [verblijfadres],
registratie in de Basisregistratie Personen (niet ingezetene):
[BRP-adres],
is niet verschenen.
Als raadsvrouw van de opgeëiste persoon is ter zitting aanwezig mr. P.M. Langereis, advocaat in Zoetermeer.
De jongste rechter vraagt de raadsvrouw of zij de afwezigheid van haar cliënt kan toelichten.
De raadsvrouw [1] :
Ik weet niet waarom cliënt er niet is. Ik merk wel op dat ik geen vertaalde oproep heb gezien.
De jongste rechter vraagt de officier van justitie of er een vertaalde oproep naar de opgeëiste persoon is gestuurd.
De officier van justitie:
Ik denk dat het er geen vertaalde oproep is gestuurd.
De jongste rechter geeft het woord aan de raadsvrouw om haar standpunt naar voren te brengen.
De raadsvrouw:
Ik stel mij op het standpunt dat de oproeping nietig is. De betekeningsvoorschriften in het Wetboek van Strafvordering (Sv) zijn van overeenkomstige toepassing op grond van artikel 68 van de Overleveringswet (OLW). Uit artikel 260, lid 5, Sv volgt dat de mededeling van de tijd en plaats van de zitting moet worden vertaald. Ik leg enkele arresten over ter onderbouwing van mijn standpunt. [2]
De jongste rechter geeft het woord aan de officier van justitie.
De officier van justitie:
Ik begrijp niet waarom het tweede door de raadsvrouw overgelegde arrest relevant is. Verder is de strekking van de bepalingen in Sv anders. In overleveringszaken is geen sprake van een beschuldiging. Een oproeping in een overleveringszaak ziet alleen op de tijd en plaats van de zitting. Ik stel mij op het standpunt dat er geen gevolgen moeten worden verbonden aan het ontbreken van een vertaling van de oproep. We maken in dit soort gevallen nooit een vertaling.
De jongste rechter geeft het woord aan de raadsvrouw.
De raadsvrouw:
Ik verwijs nogmaals naar artikel 68 van de OLW en naar artikel 260, lid 5, Sv.
De voorzitter merkt op dat het bepaalde in artikel 36e Sv in dit verband van belang lijkt.
De raadsvrouw:
U heeft gelijk, waarbij ik opmerkt dat ook dat artikel van overeenkomstige toepassing is.
De jongste rechter geeft het woord aan de officier van justitie. Hij maakt daarvan geen gebruik.
Na beraad in raadkamer deelt de jongste rechter als beslissingen van de rechtbank mee:
  • dat de oproeping nietig wordt verklaard, omdat er geen vertaling van de oproeping naar de opgeëiste persoon is gestuurd. De betekeningsvoorschriften in Sv zijn van overeenkomstige toepassing. Uit die voorschriften volgt dat de oproeping moet worden vertaald. Die voorschriften zien mede op het aanwezigheidsrecht, wat ook van belang is in de overleveringsprocedure;
  • dat het onderzoek ter zitting voor
De jongste rechter beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de opgeëiste persoon.
De jongste rechter beveelt de oproeping van een tolk voor de Poolse taal voor de nieuwe zitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Alles wat op zitting is gezegd, is zakelijk weergegeven.
2.De overgelegde arresten zijn als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht.