ECLI:NL:RBAMS:2024:8438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
13/298779-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een persoon die in Roemenië is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, maar niet persoonlijk aanwezig was bij de rechtszitting die tot deze veroordeling leidde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze was opgeroepen en dat er twijfels bestonden over de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat door hem was ingesteld. Tijdens de zittingen op 4, 19 en 31 december 2024 is de zaak behandeld, waarbij de rechtbank de voortgang van de Roemeense procedures heeft afgewacht. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze was geïnformeerd over zijn recht op verzet of hoger beroep, en dat de overlevering daarom niet kon plaatsvinden zonder schending van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en vastgesteld dat de overleveringsdetentie is geëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/298779-24
Datum uitspraak: 31 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 18 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 september 2024 door
the Court of Focsani, County of Vrancea, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2024,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in het [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 december 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 december 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door mr. P.D. Popescu, advocaat in Amsterdam, die heeft waargenomen voor de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. A. Petrescu, ook advocaat in Amsterdam. De opgeëiste persoon is daarnaast bijgestaan door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de lopende procedure in Roemenië af te wachten over de ontvankelijkheid van het verzet/hoger beroep dat is ingesteld door de opgeëiste persoon.
Zitting 19 december 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 19 december 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is wederom bijgestaan door mr. P.D. Popescu, die daarbij heeft waargenomen voor mr. A. Petrescu, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting opnieuw geschorst om de informatie af te wachten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat is ingesteld door de opgeëiste persoon.
Zitting 31 december 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 31 december 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door mr. A. Petrescu.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 898/31-07-2024 ruled by the Court of Focsani (file no. 18598/231/2023), final on 26-08-24.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
Het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en welk vonnis – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, onder d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis; en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen.
Het EAB vermeldt:
“x 3.4. The person was not personally handed the decision, but
- the decision will be handed to him personally without delay after delivering and
- at the moment when the decision will be handed to him, the person will be expressly informed about the right to re-judge the case or to file an appeal, during which he has the right to be present and which allows an re-examination of the merits of the case, including new evidence and which may lead to the annulment of the initial decision, and
- the person will be informed about the deadline in which he must request a retrial of the case or file an appeal, which isone month.”
Bij brief van 26 november 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende informatie verstrekt:
“We mention that against the criminal sentence no. 898/July 31, 2024 ruled by the Court of Focsani, remained final since no appeal entered on August 26th, 2024, [de opgeëiste persoon], by his chosen lawyer, filed appeal in the file no. 18598/231/2023 of Court of Focsani, the case being registered on the roll call of Court of Appeal of Galati and its first court term is on December 4, 2024. He also filed a request to reopen the criminal trial at the trial of the case in absentia according to art. 466 Criminal Procedure Code, the file no. 20755/231/2024 being registered on the roll call of Court of Focsani with trial date on December 4th, 2024. Therefore, the Romanian Court will in tum analyze the legality and thoroughness of the conviction decision, including from the aspect of completing the summons procedure legally.”
Uit deze informatie blijkt dat de opgeëiste persoon beroep heeft ingesteld tegen het vonnis dat ten grondslag ligt aan het EAB en ook een verzoek om heropening van de strafzaak heeft ingediend op grond van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een verzetgarantie uit Roemenië op grond van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering niet onvoorwaardelijk is. Mocht de rechtbank in Roemenië namelijk van oordeel zijn dat de opgeëiste persoon niet bij verstek is veroordeeld in de zin van het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering (in absentia), dan kan het verzoek niet worden toegewezen. In het tweede lid is te lezen dat van een veroordeling bij verstek slechts sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB aangehouden op de zitting van 4 december 2024 om antwoord te krijgen op de vraag of het door de opgeëiste persoon ingestelde beroep dan wel diens verzoek om heropening ontvankelijk wordt geacht en zal leiden tot een nieuwe inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Bij brief van 9 december 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit – voor zover relevant – het volgende laten weten:
“- In the file no. 20755/231 /2024 having as object the reopening of the criminal trial,
the Court of Focsani issued the conclusion dated on December 4th, 2024, by which it
postponed the trial of the case to January 15th, 2025, motivated by the lack of the
merits file, since it is at the Court of Appeal of Galati in order to settle the appeal
filed by the defendant;
- in file no. 18598, having on its agenda the resolution of the appeal filed by the
defendant, the Court of Appeal of Galati issued the conclusion dated on
December 4th 2024, by which it established a deadline to deliver the sentence on
December 19th, 2024.”
Gelet op deze informatie, heeft de rechtbank de behandeling van het EAB nogmaals aangehouden op de zitting van 19 december 2024.
Bij e-mail van 23 december 2024 is door/namens de uitvaardigende justitiële autoriteit verder nog de volgende informatie verstrekt:
“We bring to your attention the fact that in file no. 18598/231/2023, having ordered the resolution of the appeal filed by the defendant [de opgeëiste persoon], the Galati Court of Appeal issued the conclusion dated 19.12.2024 by which it postponed the pronouncement of the decision until 10.01.2025.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich – kort gezegd –op het standpunt gesteld dat het door de opgeëiste persoon in Roemenië ingestelde verzet dan wel beroep waarschijnlijk ontvankelijk zal worden geacht, dat de grondslag van het EAB daarmee zal komen te vervallen en dat de overlevering daarom moet worden geweigerd. Verder heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit niet binnen redelijke termijn duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over de ontvankelijkheid van het namens de opgeëiste persoon ingestelde verzet en beroep, waardoor niet duidelijk is geworden of de situatie als bedoeld onder artikel 12, onder d, OLW aan de orde is.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de situatie als bedoeld onder artikel 12, onder d, OLW aan de orde is en de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich dus niet voordoet. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het waarschijnlijk is dat de opgeëiste persoon ontvankelijk zal worden verklaard in het door hem ingestelde verzet dan wel beroep. Uit het dossier volgt immers dat de opgeëiste persoon direct na zijn vrijlating is gevlucht. Hij kan dus niet zijn gedagvaard of op andere formele wijze op de hoogte kan zijn gebracht van de terechtzitting, waardoor - gelet op het bepaalde in artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering – het waarschijnlijk is dat zijn verzoek om heropening van de strafzaak zal worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor overwogen, moet de rechtbank vaststellen of de geboden verzetgarantie – gelet op de informatie uit het dossier – aan de opgeëiste persoon daadwerkelijk het recht geeft op een nieuw proces, omdat hij bij verstek is veroordeeld in de zin van het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank kan voor de beantwoording van die vraag niet wachten op de uitkomst van de lopende procedures in Roemenië, waarin zal worden beslist over de ontvankelijkheid van het door de opgeëiste persoon gedane verzoek om heropening van de zaak.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 23 december 2024 laten weten dat de beslissing op het verzoek om heropening (vooralsnog) op 10 januari 2024 wordt gegeven, terwijl de termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen over de toelaatbaarheid van de overlevering op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW afloopt op 3 januari 2025. De rechtbank zal daarom op basis van de informatie die er nu ligt moeten beoordelen of de geboden verzetgarantie afdoende is.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de thans beschikbare gegevens met onvoldoende zekerheid kan worden gezegd dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk gebruik zal kunnen maken van zijn recht op verzet. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft namelijk bij brief van 22 november 2024 laten weten dat de opgeëiste persoon wettig is opgeroepen (“legally summoned”) en dus op formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
Daarmee lijkt naar Roemeens recht geen sprake van een veroordeling bij verstek, gelet op het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering, zodat er geen recht op verzet of beroep zou openstaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW kan worden uitgegaan.
Dat betekent dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW kan worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Niet gebleken is dat de opgeëiste persoon uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, dan wel kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De rechtbank kan aldus niet vaststellen dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Court of Focsani, County of Vrancea, Roemenië voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is geëindigd.
Uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.