ECLI:NL:RBAMS:2024:8437

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
13/300523-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor oplichting van ouderen door middel van helpdeskfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 december 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 19-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gevallen van oplichting van ouderen door middel van helpdeskfraude. De verdachte heeft zich voorgedaan als medewerker van de politie en verschillende banken, waarbij hij ouderen heeft misleid om hen te bewegen tot de afgifte van geld en waardevolle goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan deze feiten, die zich hebben voorgedaan tussen 8 en 18 september 2024. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft op basis van de bewijsvoering, waaronder aangiftes van de slachtoffers, geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geen toepassing van het jeugdsanctierecht overwogen, omdat de verdachte ten tijde van de feiten meerderjarig was en eerdere jeugdsancties niet hebben geleid tot een verandering in zijn gedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/300523-24
Datum uitspraak: 27 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [BRP-adres] ,
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.P. Hopman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Kersten, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in vereniging heeft schuldig gemaakt aan:
1. oplichting van [slachtoffer 1] op 8 september 2024 in Amsterdam waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als een medewerker van de informatielijn van de politie en [slachtoffer 1] heeft bewogen tot afgifte van een contant geldbedrag en een pinpas met bijbehorende pincode;
2. oplichting van [slachtoffer 2] op 9 september 2024 in Amsterdam en/of Utrecht waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als medewerker van een bank en [slachtoffer 2] heeft bewogen tot afgifte van een contant geldbedrag en pinpassen met bijbehorende pincodes en een tablet met bijbehorende inlogcodes;
3. oplichting van [slachtoffer 3] op 18 september 2024 in Amsterdam en/of Utrecht waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als medewerker van een bank en [slachtoffer 3] heeft bewogen tot afgifte van een contant geldbedrag, sieraden en een pinpas met pincode;
4. poging tot oplichting van [slachtoffer 4] op 10 september 2024 in Amsterdam en/of Utrecht waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als medewerker van de Rabobank alarmlijn en gepoogd heeft [slachtoffer 4] te bewegen tot afgifte van pincodes en pinpassen;
5. poging tot oplichting van [slachtoffer 5] en zijn vrouw op 10 september 2024 in Amsterdam en/of Utrecht waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als medewerker van de Alarmlijn Utrecht en gepoogd heeft [slachtoffer 5] en zijn vrouw te bewegen tot afgifte van schilderijen, horloges, sieraden, contant geld en meubels.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. In de tenlastelegging onder 4 en 5 ontbreekt de zinsnede ‘
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf’. De rechtbank leest, op verzoek van de officier van justitie ter terechtzitting gedaan en met instemming van de verdediging, de tenlastelegging verbeterd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met een opsomming van de bewijsmiddelen.
ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4 en 5:
1. de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd op de zitting van
13 december 2024;
ten aanzien van feit 1:
2. een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] met nummer PL1300-2024214793-2 van 9 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , doorgenummerde bladzijden 1025 tot en met 1027;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024197278 van 26 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , inclusief bijlagen, doorgenummerde bladzijden 1103 tot en met 1112.
ten aanzien van feit 2:
4. een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] met nummer PL0900-2024286922-2 van 10 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar] en [naam opsporingsambtenaar] , inclusief bijlage, doorgenummerde bladzijden 1030 tot en met 1036;
ten aanzien van feit 3:
5. een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] met nummer PL0900-2024296450-3 van 18 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , doorgenummerde bladzijden 1056 tot en met 1059;
6. een proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , inclusief bijlage, doorgenummerde bladzijden 1088 tot en met 1102.
ten aanzien van feit 4:
7. een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] met nummer PL0900-2024295988-2 18 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , doorgenummerde bladzijden 1063 tot en met 1066;
8. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20020777 van 8 oktober 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , inclusief bijlage, doorgenummerde bladzijden 1172 tot en met 1188.
ten aanzien van feit 5:
9. een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] met nummer PL0900- 2024302776-2 van 24 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , doorgenummerde bladzijden 1113 tot en met 1116;
10. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20016500 van 7 oktober 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , inclusief bijlage, doorgenummerde bladzijden 1164 tot en met 1171.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 8 september 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van een contant geldbedrag en pinpas met bijbehorende pincode, door
- zich voor te doen als een medewerker van de informatielijn van de politie en
- daarbij degene te overtuigen dat er criminelen in de buurt zijn opgepakt en dat zij die [slachtoffer 1] willen beschermen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te bewegen de pincode van zijn pinpas hardop te zeggen aan de telefoon en
- vervolgens aan te geven dat het contante geldbedrag en de pinpas zullen worden opgehaald en
- vervolgens het contante geldbedrag en de pinpas op te halen bij de woning;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht );
ten aanzien van feit 2:
op 9 september 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van pinpassen met bijbehorende pincodes en een tablet met bijbehorende inlogcodes, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en
- daarbij degene te overtuigen dat er problemen zijn met geld doorsluizen naar het buitenland en
- vervolgens die [slachtoffer 2] te bewegen gegevens van zijn pinpassen hardop te zeggen en de codes van zijn tablet hardop te zeggen aan de telefoon en
- vervolgens aan te geven dat de bankpassen en tablet zullen worden opgehaald en
- vervolgens die bankpassen en tablet op te halen bij de woning;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht );
ten aanzien van feit 3:
op 18 september 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van een contant geldbedrag en sieraden en een pinpas, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en
- daarbij degene te overtuigen dat criminelen het hebben voorzien op het slachtoffer
- vervolgens aan te geven dat het contante geldbedrag en de bankpas met pincodes en sieraden zullenworden opgehaald en/
- vervolgens een contant geldbedrag en bankpas met pincode en sieraden op te halen bij de woning;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
ten aanzien van feit 4:
op 10 september 2024 te in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] te bewegen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van pincodes en pinpassen, toebehorend aan die [slachtoffer 4] immers hebben hij en zijn mededaders
- zich voorgedaan als medewerker van de Rabobank alarmlijn en
- gezegd dat er geprobeerd was om geld van de spaarrekening over te boeken en
- om de pincodes van de bankpassen van die [slachtoffer 4] gevraagd en
- aangegeven dat de pinpassen zullen worden opgehaald met een spoedkoerier en
- gevraagd naar sieraden en/schilderijen en geldbedragen en dure meubels
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht );
ten aanzien van feit 5:
op 10 september 2024 te in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] en een ander te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van schilderijen en horloges en sieraden en contant geld en meubels, toebehorend aan die [slachtoffer 5] immers hebben hij en zijn mededaders
- zich voorgedaan als medewerker van de Alarmlijn Utrecht en
- gezegd dat er bij inbrekers een notitieblok was aangetroffen met de naam en adres van die [slachtoffer 5] erin en
- aangegeven dat er via de politie verzekerd kan worden en
- gevraagd naar waardevolle schilderijen en horloges en sieraden en contant geld en meubels
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ).

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verdachte als volwassene moet worden berecht en dat er onvoldoende redenen zijn om het adolescentenstrafrecht (ASR) toe te passen. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft verzocht om aan het voorwaardelijk strafdeel naast de algemene voorwaarde ook de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, te weten een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het verkrijgen en behouden van een dagbesteding. Tot slot heeft de officier van justitie verzocht om de op te leggen straf dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat er een risico bestaat op een nieuw delict, dat gepaard gaat met geweld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht (ASR) wél toe te passen en aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk op te leggen, zodat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Hieraan kan, bij toepassing van het ASR, eventueel een begeleidingstraject met een coach als bijzondere voorwaarde worden toegevoegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Wel of geen toepassing van het jeugdsanctierecht?
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 19 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, die daartoe aanleiding geven (dit wordt ook wel het adolescentenstrafrecht (ASR) genoemd). De rechtbank heeft, bij haar beoordeling van de vraag of het jeugdsanctierecht moet worden toegepast, gelet op het volgende.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 november 2024, waaruit blijkt dat aan verdachte de afgelopen jaren verschillende (voorwaardelijke) straffen zijn opgelegd met daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en het volgen van behandeling bij De Waag. De voorwaardelijke strafdelen van deze opgelegde straffen zijn allemaal ten uitvoer gelegd. Tevens is eerder aan verdachte de maatregel tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen opgelegd voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 6 december 2024 van de Reclassering Nederland. De reclassering schat in dat verdachte op het cluster ‘handelingsvaardigheden’ beperkt wordt. Wat betreft het cluster ‘Pedagogische mogelijkheden’ ziet de reclassering enkele redenen, maar geen meerderheid, voor toepassing van het jeugdsanctierecht. Ondanks het feit dat verdachte nog bij zijn ouders woonachtig is en zij wel beïnvloedingsmogelijkheden hebben, ziet de reclassering geen noodzaak voor gezinsgerichte hulpverlening. De jeugdreclasseringsmogelijkheden waren op een eerder moment al uitgeput, zo schrijft de reclassering. Op het cluster van ‘Criminele levensstijl’ concludeert de reclassering dat verdachte in de huidige tenlastelegging heeft gekozen voor crimineel gedrag en dat de delicten bewust gepland lijken. Het betreft geen impulsdoorbraak en ook de ernst van de tenlastelegging, en een crimineel sociaal netwerk, kunnen volgens de reclassering als een contra-indicatie gezien worden voor het jeugdsanctierecht.
Uit het voorgaande volgt dat de verschillende beïnvloedingsmaatregelen die de afgelopen jaren in het kader van het jeugdstrafrecht zijn ingezet, niet hebben kunnen voorkomen dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd en dat de jeugdreclasseringsmogelijkheden voor verdachte zijn uitgeput. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding van verdachte vanuit een jeugdig kader niet meer op verdachte en zijn huidige situatie aansluiten. Het volwassen kader is inmiddels de aangewezen weg om een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte te bewerkstelligen.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om het jeugdsanctierecht toe te passen.
8.3.2
De op te leggen straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen ouderen op brutale wijze opgelicht door middel van zogenoemde helpdeskfraude. Verdachte en zijn mededaders hebben bij het plegen van deze feiten doelbewust ouderen als slachtoffer uitgekozen. Deze kwetsbare personen zijn doorgaans in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk en zijn dus genoodzaakt op anderen te vertrouwen. Verdachte en zijn mededaders hebben deze kwetsbare ouderen op lafhartige wijze als een gemakkelijke prooi gebruikt, van wie zij met eenvoudige middelen geld en andere waardevolle goederen afhandig konden maken. Verdachte heeft zich op die momenten kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, maar heeft slechts aan zijn eigen financiële voordeel gedacht. Hij heeft bovendien bij de slachtoffers het vertrouwen in anderen ernstig geschaad, zo blijkt ook uit de aangiftes en de toelichting van de slachtoffers bij hun vorderingen. Van een aantal slachtoffers is hun oude dag door de gepleegde feiten getekend door angst en wantrouwen.
De persoon van verdachte
Naast het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij al meerdere keren voor vermogensdelicten is veroordeeld en wat de rechtbank in het nadeel van verdachte meeweegt, betrekt de rechtbank de proceshouding van verdachte in zijn voordeel. Verdachte heeft op de zitting openheid van zaken gegeven over de ten laste gelegde feiten en zijn excuses aangeboden aan één van de aanwezige slachtoffers. Ook heeft hij aangegeven nu en in de toekomst open te staan voor mediation met de slachtoffers. Verder houdt de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf in het voordeel van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd en de beschermende rol van zijn familie, die zijn criminele handelen ernstig afkeuren. Verdachte heeft op de zitting verklaard gemotiveerd te zijn om een andere weg in te slaan en open te staan voor hulpverlening. Gelet hierop en gelet op hetgeen de rechtbank onder 8.3.1 heeft overwogen ten aanzien van hulp vanuit een volwassen kader, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstaf met bijzondere voorwaarden wenselijk en geboden. Daar waar voor dit soort feiten normaal gesproken een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn, betekent dit in dit geval dat aan verdachte een groot deel van de op te leggen straf voorwaardelijk zal worden opgelegd. Op deze manier biedt de rechtbank verdachte een kans om zijn goede voornemens waar te maken. De rechtbank acht daarbij de gebruikelijke proeftijd voor de duur van 2 jaren wenselijk.
Geen dadelijke uitvoerbaarheid
Anders dan door de officier van justitie verzocht, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. De rechtbank overweegt dat zij bij haar uitspraak de dadelijke uitvoerbaarheid kan bevelen, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte
wederomeen misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bepaald in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Omdat verdachte zich in onderhavige zaak niet schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk geweldsmisdrijf, is niet voldaan aan de wettelijke vereisten en is dadelijke uitvoerbaarheid dus niet mogelijk.
Conclusie
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen: een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (meldplicht, CoVa training en dagbesteding).

9.Beslag

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van alle drie de telefoons die vermeld zijn op de beslaglijst. Ter motivering van de verbeurdverklaring van het telefoontoestel met omschrijving PL1300-2024197278-G6555931, zilver, merk: Apple iPhone 6 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het vermoeden bestaat dat met dit telefoontoestel strafbare feiten zijn gepleegd. Ten aanzien van de overige goederen die niet op de beslaglijst staan vermeld, maar wel in het klaagschrift van de verdediging heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat deze goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de bij verdachte zijn aanhouding in beslag genomen Apple iPhone (omschrijving: PL1300-2024197278-G6555833) terug te geven aan verdachte, omdat verdachte bij verbeurdverklaring van dit goed onevenredig zal worden geraakt in zijn vermogen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om verdachte in de gelegenheid te stellen zijn privébestanden van het telefoontoestel af te halen. Ten aanzien van de overige telefoons op de beslaglijst heeft de verdediging zich niet verzet tegen verbeurdverklaring. Wat betreft de overige goederen die niet op de beslaglijst staan maar wel in het klaagschrift, heeft de verdediging verzocht deze goederen terug te geven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Het in beslag genomen en niet teruggegeven telefoontoestel op de beslaglijst met omschrijving PL1300-2024197278-G6555833, zwart, merk: Apple iPhone dient verbeurd te worden verklaard, omdat het bewezenverklaarde feit 3 met behulp van dit telefoontoestel is gepleegd. Anders dan door de verdediging bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door verbeurdverklaring van dit goed niet disproportioneel in zijn vermogen wordt geraakt, te meer nu verdachte zich in de onderhavige zaak zelf heeft schuldig heeft gemaakt aan vermogensfeiten. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om het subsidiaire verzoek van de verdediging toe te wijzen.
Het in beslag genomen en niet teruggegeven telefoontoestel op de beslaglijst met omschrijving PL1300-2024197278-G6555835, Apple iPhone dient eveneens verbeurd te worden verklaard, omdat de bewezenverklaarde feiten met behulp van dit telefoontoestel zijn gepleegd.
De rechtbank zal de bewaring gelasten voor de rechthebbende van het in beslag genomen telefoontoestel met omschrijving PL1300-2024197278-G6555931, zilver, merk: Apple iPhone 6. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat dit niet zijn telefoon is en het vermoeden dat met dit toestel door anderen strafbare feiten zijn gepleegd is geen wettelijke grond voor verbeurdverklaring.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de overige goederen die niet op de beslaglijst staan vermeld, maar wel in het klaagschrift, te weten:
  • Telefoon, Apple 14 Zilverkleurig (goednummer: PL1300-2024197278-6555930);
  • Telefoon, Apple 14 (goednummer: PL1300-2024197278-6555939);
  • Telefoon, Redmi M2004jl9ag (goednummer: PL1300-2024197278-6555945);
  • Tablet, Apple iPad Zilverkleurig (goednummer: PL1300-2024197278-6555946);
  • Tablet, Apple iPad Zilverkleurig (PL1300-2024197278-6555948);
  • Tablet, Apple iPad Zilverkleurig (PL1300-2024197278-6555949).
De rechtbank merkt op dat zij anders dan verzocht in het klaagschrift, de teruggave zal gelasten van niet twee, maar drie in beslag genomen iPad.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Vorderingen benadeelde partijen
Een deel van de slachtoffers heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om toewijzing van hun vordering en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 694,50 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit:
  • geld dat gepind is van de bankrekening met de afgegeven pinpas ten bedrage van € 500,00;
  • contant geld dat is afgegeven aan de ophaler ten bedrage van € 190,00;
  • kosten vervanging pinpas ter hoogte van € 4,50.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van in totaal € 681,81 aan vergoeding van schade. Dit bedrag bestaat uit € 131,81 aan materiële schade voor vergoeding van de afgegeven tablet. Het bedrag bestaat verder uit € 500,00 aan vergoeding van immateriële schade. De door de benadeelde partij verzochte immateriële schadevergoeding ziet op aantasting van de persoon op andere wijze door het handelen van verdachte en zijn mededaders.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 470,00 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit:
  • vergoeding voor de afgegeven gouden trouwring ter waarde van € 60,00;
  • vergoeding voor de afgegeven goudenhalsketting ter waarde van € 100,00;
  • contant geld dat is afgegeven aan de ophaler ten bedrage van € 310,00.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle door de benadeelde partijen ingediende vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweerd gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Schadevergoeding
De hoogte van de vorderingen is op de zitting niet betwist. De gevorderde schadevergoedingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom worden toegewezen. De toegewezen bedragen van de benadeelde partijen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, tot het moment van de algehele voldoening. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f opleggen.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en legt daarom de betalingsverplichtingen hoofdelijk met de mededaders op.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 60a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2, 3:
Telkens: medeplegen van oplichting;
Ten aanzien van feit 4, 5:
Telkens: medeplegen van poging tot oplichting.
Verklaart verdachte
, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering:
Veroordeelde moet zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden:
Veroordeelde moet actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa (cognitieve vaardigheden), CoVa plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde moet zich houden aan de afspraken met en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Dagbesteding
Veroordeelde moet zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, opleiding, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel (omschrijving PL1300-2024197278-G6555833, zwart, merk: Apple iPhone);
  • 1 STK Telefoontoestel (omschrijving PL1300-2024197278-G6555835, merk: Apple iPhone).
Gelast de teruggave aan veroordeelde [naam veroordeelde] van:
  • Telefoon, Apple iPhone 14 Zilverkleurig (goednummer: PL1300-2024197278-6555930);
  • Telefoon, Apple iPhone 14 (goednummer: PL1300-2024197278-6555939);
  • Telefoon, Redmi M2004jl9ag (goednummer: PL1300-2024197278-6555945);
  • Tablet, Apple iPad Zilverkleurig (goednummer: PL1300-2024197278-6555946);
  • Tablet, Apple iPad Zilverkleurig (PL1300-2024197278-6555948);
  • Tablet, Apple iPad Zilverkleurig (PL1300-2024197278-6555949).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving PL1300-2024197278-G6555931, zilver, merk: Apple iPhone 6).
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 694,50 (zeshonderdvierennegentig euro en vijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 8 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] , aan de Staat € 694,50 (zeshonderdvierennegentig euro en vijftig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op
8 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 13 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 681,81 (zeshonderdéénentachtig euro éénentachtig eurocent) aan vergoeding van schade, te vermelden met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade op
9 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 131,81 (honderdéénendertig euro en éénentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] , aan de Staat € 681,81 (zeshonderdéénentachtig euro éénentachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 9 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 13 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 470,00 (vierhonderdzeventig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermelden met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade op 18 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] , aan de Staat € 470,00 (vierhonderdzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 18 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 9 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M. van Hall, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Zoetelief, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 december 2024.
[…]