ECLI:NL:RBAMS:2024:8431

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
C/13/746070 / HA ZA 24-115
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van lesuurtarief door freelance docent tegen EuroCollege Hogeschool Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], een freelance docent, en EuroCollege Hogeschool Amsterdam B.V. [eiser] vorderde betaling van € 26.899,66 voor verrichte werkzaamheden, terwijl EuroCollege in reconventie een bedrag van € 23.731,00 vorderde wegens onverschuldigde betaling en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] in conventie gedeeltelijk toegewezen, waarbij EuroCollege werd veroordeeld tot betaling van € 13.385,04, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 908,85. De rechtbank oordeelde dat EuroCollege niet kon worden gehouden aan de door [eiser] gefactureerde bedragen van € 85,00 per lesuur, omdat er een overeenkomst was voor een lesuurtarief van € 70,83. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van EuroCollege afgewezen, omdat EuroCollege niet had aangetoond dat [eiser] onterecht gefactureerd had. De rechtbank concludeerde dat de afspraken tussen [eiser] en EuroCollege over de facturen voor het collegejaar 2021-2022 nietig waren wegens fraude. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/746070 / HA ZA 24-115
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. J.W. Menkveld,
tegen
EUROCOLLEGE HOGESCHOOL AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh.
Partijen zullen hierna [eiser] en EuroCollege worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 januari 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens inhoudende eis in reconventie van EuroCollege, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] ,
- het tussenvonnis van 17 juli 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 oktober 2024 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
De rechtbank wijst de vordering in conventie van docent [eiser] toe, in zoverre dat hij door EuroCollege, voor de door hem verrichte werkzaamheden en gemaakte uren, moet worden betaald conform het lesuurtarief van € 70,83 uit de door haar toegestuurde opdrachtbevestigingen. De vordering in reconventie wordt door de rechtbank ook deels toegewezen: de rechtbank stelt vast dat door [eiser] voor wat betreft het collegejaar 2021-2022 zaken zijn weergegeven op zijn facturen, die in strijd zijn met de werkelijkheid.
De afspraken die hij destijds heeft gemaakt met de toenmalige vestigingsmanager, [naam 1] , zijn nietig. Na verrekening, blijft er als hoofdsom een bedrag van € 13.385,04 over dat EuroCollege aan [eiser] moet betalen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] was vanaf 2018 freelance docent bij EuroCollege en heeft, voor het laatst, lessen verzorgd in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 juni 2023.
3.2.
In september 2022 heeft EuroCollege aan [eiser] een overeenkomst van opdracht gestuurd voor het collegejaar 2022-2023. Ook heeft EuroCollege aan [eiser] een tweetal opdrachtbevestigingen gestuurd, die eveneens zien op het collegejaar 2022-2023. [eiser] heeft deze stukken niet getekend.
3.3.
In de beide opdrachtbevestigingen staan als partijen vermeld: EuroCollege en [eiser] . Daarnaast is in de opdrachtbevestigingen een schema weergegeven met de door [eiser] te geven vakken. De ene opdrachtbevestiging ziet op het semester van september tot en met december 2022 en de andere op het semester van januari 2023 tot en met juni 2023. Als lesuurtarief wordt voor alle genoemde vakken genoemd € 70,83.
3.4.
[eiser] heeft eind juni 2023 een aantal facturen gestuurd aan EuroCollege, die betrekking hebben op het collegejaar 2022-2023. In de facturen is door [eiser] € 85,00 per lesuur in rekening gebracht.
Factuurnummer [fact.nr. 1] met een bedrag van € 8.838,20
Factuurnummer [fact.nr. 3] met een bedrag van € 1.870,00
Factuurnummer [fact.nr. 2] met een bedrag van € 15.157,80
Het totaalbedrag van de facturen bedraagt € 25.866,00.
3.5.
Bij brief van 16 augustus 2023 heeft EuroCollege aan [eiser] laten weten niet tot betaling te zullen overgaan.
3.6.
Op 13 november 2023 heeft [eiser] EuroCollege verzocht de facturen te betalen. EuroCollege heeft de drie facturen voor het collegejaar 2022-2023 niet betaald.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat EuroCollege bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 26.899,66, te weten: € 25.866,00 aan hoofdsom en € 1.033,66 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 13 december 2023 tot aan de dag van de volledige betaling, en proceskosten.
4.2.
[eiser] heeft voor EuroCollege lessen verzorgd in de periode van 1 september 2002 tot en met 30 juni 2023 en wil dat EuroCollege hem voor zijn werkzaamheden betaald.
[eiser] beroept zich op afspraken, die hij stelt te hebben gemaakt met voormalig vestigingsmanagers van EuroCollege. Hij vordert nakoming. Zijn uurtarief is altijd € 85,00 geweest en zijn facturen zijn tot en met het collegejaar 2021-2022 altijd betaald door EuroCollege.
4.3.
EuroCollege voert verweer. EuroCollege concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . Indien EuroCollege verplicht is om de facturen te betalen, dan verzoekt EuroCollege de rechtbank hierbij rekening te houden met het door EuroCollege gehanteerde lesuurtarief voor het collegejaar 2022-2023 van € 70,83. [eiser] heeft geweigerd de standaard gehanteerde overeenkomst van opdracht en opdrachtbevestigingen van EuroCollege te ondertekenen en een te hoog uurtarief gerekend.
in reconventie
4.4.
EuroCollege vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • i) [eiser] veroordeelt tot betaling van € 23.731,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2024,
  • ii) voor recht verklaart dat ten minste een of meer van de door [eiser] aan EuroCollege uitgereikte facturen in 2021-2022 die in correspondentie met de vestigingsmanager tot stand zijn gekomen, vals zijn opgesteld,
  • iii) [eiser] veroordeelt in de proceskosten.
4.5.
EuroCollege legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een deel van wat [eiser] over de collegejaren 2019-2020, 2020-2021 en 2021-2022 in rekening heeft gebracht, onverschuldigd heeft betaald aan [eiser] . Het kan haast niet anders zijn geweest dan dat er informele afspraken zijn gemaakt tussen [eiser] en bepaalde medewerkers binnen EuroCollege met een verdeling van te veel gefactureerde bedragen onder hen. Dat is fraude. EuroCollege kan daarom niet worden gehouden aan die afspraken.
4.6.
[eiser] voert verweer en verzoekt de rechtbank om de vorderingen in reconventie af te wijzen. Het klopt niet dat [eiser] onjuiste of valse facturen aan EuroCollege heeft toegestuurd of betaald heeft gekregen.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Vast staat dat [eiser] in opdracht van EuroCollege lessen heeft verzorgd in het collegejaar 2022-2023. Beoordeeld moet worden of [eiser] recht heeft op het door hem in rekening gebrachte lesuurtarief van € 85,00.
5.2.
Aangezien [eiser] zich beroept op een afspraak die hij zegt te hebben gemaakt met EuroCollege over een tarief van € 85,00, rust volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) op hem de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan van die afspraak.
[eiser] heeft niet (duidelijk) gesteld dat hij een dergelijke afspraak voor het collegejaar 2022-2023 heeft gemaakt. Hij heeft immers niet duidelijk gemaakt met wie, wanneer en hoe hij die afspraak zou hebben gemaakt. Voor zover [eiser] heeft verwezen naar afspraken, die hij had gemaakt met vestigingsmanagers van EuroCollege voor de collegejaren 2019-2020, 2020-2021 en 2021-2022, komt daaraan onvoldoende betekenis toe. Die eerdere afspraken gelden namelijk alleen voor die eerdere collegejaren en voor elk collegejaar werden opnieuw afspraken gemaakt. [eiser] heeft niet toegelicht waarom die eerdere afspraken ook voor het collegejaar 2022-2023 van toepassing zouden zijn.
5.3.
EuroCollege heeft [eiser] aan het begin van het collegejaar 2022-2023 een overeenkomst van opdracht gestuurd en twee opdrachtbevestigingen waarin een lesuurtarief van € 70,83 staat. [eiser] heeft aan EuroCollege niet laten weten dat hij het niet eens was met dat aanbod en dat lesuurtarief. Integendeel, hij is les gaan geven conform de opdrachtbevestigingen en hij heeft daarmee dus uitvoering gegeven aan de overeenkomst van opdracht. Gelet daarop heeft EuroCollege redelijkerwijs mogen begrijpen dat [eiser] akkoord was met het door EuroCollege voorgestelde lesuurtarief van € 70,83. Dit betekent dat tussen partijen een lesuurtarief van € 70,83 is overeengekomen. Dat [eiser] de opdrachtbevestigingen niet heeft ondertekend, is dus niet doorslaggevend.
5.4.
EuroCollege heeft het aantal door [eiser] in de drie facturen in rekening gebrachte lesuren niet betwist, zodat van dat aantal wordt uitgegaan. De verschuldigdheid van de eveneens in de facturen in rekening gebrachte reiskosten is evenmin in geschil. Dat de in de factuur met nummer [fact.nr. 2] in rekening gebrachte uren voor workshops en extra lessen daadwerkelijk zijn gemaakt, heeft [eiser] met de door hem overgelegde stukken voldoende onderbouwd, zodat [eiser] ook recht heeft op vergoeding van die uren. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat EuroCollege de facturen aan [eiser] moet betalen, met dien verstande dat het door [eiser] gehanteerde uurtarief van € 85,00 wordt aangepast naar het uurtarief van € 70,83. Hieronder wordt weergegeven wat dit feitelijk per factuur betekent.
Factuur met nummer [fact.nr. 1]
Het aantal lesuren dat op de factuur staat weergegeven is 98. Dat aantal vermenigvuldigt met het lesuurtarief van € 70,83 plus de genoemde reiskosten, komt neer op een totaalbedrag van (€ 6.941,34 + € 508,20) € 7.449,54.
Factuur met nummer [fact.nr. 2]
Het aantal lesuren dat op de factuur staat weergegeven is 168. Dat aantal vermenigvuldigt met het lesuurtarief van € 70,83 plus de genoemde reiskosten, komt neer op een bedrag van ((€ 11.899,44 + € 877,80) € 12.777,24.
Factuur met nummer [fact.nr. 3]
Het aantal lesuren dat op de factuur staat weergegeven is 22. Dat aantal vermenigvuldigd met het lesuurtarief van € 70,83, komt neer op een bedrag van € 1.558,26.
In totaal heeft [eiser] dus recht op betaling van € 21.785,04.
in reconventie
5.5.
EuroCollege beroept zich op onverschuldigde betaling. Zij heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat [eiser] fraude heeft gepleegd door valse facturen op te stellen voor zijn werkzaamheden over de collegejaren 2019-2020, 2020-2021 en 2021-2022. Hij zou, volgens EuroCollege, een te hoog lesuurtarief hebben gehanteerd en fictieve werkzaamheden hebben opgevoerd.
5.6.
Op grond van artikel 6:203 lid 1 BW moet degene die een bedrag heeft ontvangen zonder dat daarvoor een rechtsgrond aanwezig is, dat bedrag terugbetalen. De stelplicht en bewijslast voor wat betreft de omstandigheid dat voor die betaling geen rechtsgrond aanwezig was, rust op EuroCollege.
Collegejaren 2019-2020 en 2020-2021
5.7.
Ten aanzien van de collegejaren 2019-2020 en 2020-2021, heeft EuroCollege facturen van [eiser] overgelegd ter onderbouwing van de stelling dat de facturen van [eiser] over die jaren onjuistheden bevatten of zelfs valselijk zijn opgemaakt. EuroCollege heeft zich op het standpunt gesteld dat het door [eiser] gerekende tarief van € 85,00 te hoog is en dat op de facturen additionele zaken zijn te vinden, zoals ‘extra uren’, ‘studiebegeleiding’, ‘stagebegeleiding’, ‘projecturen’ en ‘onderwijsontwikkeling’, terwijl docenten bij EuroCollege hoofdzakelijk (alleen maar) worden ingezet voor het verzorgen van lessen. Aldus EuroCollege.
5.8.
Daartegenover staat de verklaring van [eiser] dat hij met de heren [naam 2] , vestigingsmanager bij EuroCollege gedurende het collegejaar 2019-2020, en [naam 3] , vestigingsmanager bij EuroCollege gedurende het collegejaar 2020-2021, de afspraak had gemaakt dat hij voor een uurtarief van € 85,00 lessen zou verzorgen gedurende die collegejaren bij EuroCollege. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser] schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd van de genoemde vestigingsmanagers, waarin deze afspraak wordt bevestigd. In die verklaringen is ook opgenomen dat de in de facturen opgevoerde activiteiten altijd betrekking hadden op daadwerkelijk verrichte activiteiten. De heer [naam 2] heeft in zijn verklaring onder andere opgenomen dat [eiser] stagebegeleiding gaf (in aanvulling op het reguliere lesprogramma).
5.9.
EuroCollege heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de heren [naam 2] en [naam 3] niet betrouwbaar zijn. Volgens EuroCollege lijken de verklaringen te veel op elkaar. Daarnaast is de heer [naam 2] rancuneus ten opzichte van EuroCollege. Hij voelde zich door de heer [naam 5] gepasseerd voor een functie van algemeen directeur van EuroCollege en is vertrokken en zijn eigen school begonnen.
5.10.
De rechtbank acht het verwijt van EuroCollege dat [eiser] (samen met vestigingsmanagers) fraude heeft gepleegd onvoldoende onderbouwd. Het is aan EuroCollege om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat zij gelden heeft overgemaakt aan [eiser] zonder dat daarvoor een rechtsgrond was. Daarin is EuroCollege niet geslaagd. Door EuroCollege is niet specifiek gesteld en aangetoond wat er niet klopt aan de facturen. Bovendien heeft [eiser] met de overgelegde verklaringen van de heren [naam 2] en [naam 3] voldoende onderbouwd dat er wel een rechtsgrond, namelijk een overeenkomst, was voor betaling van de (volledige) factuurbedragen.
Niet is door EuroCollege aangevoerd dat de heren [naam 2] en [naam 3] vertegenwoordigings
onbevoegd waren om afspraken met [eiser] te maken over zijn loon. Het onbetrouwbaarheidsverweer van EuroCollege ten opzichte van de genoemde verklaringen, wordt door de rechtbank verworpen. Dat de verklaringen op punten op elkaar lijken, maakt niet dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. De verklaringen gaan immers over hetzelfde onderwerp. De rechtbank concludeert tot afwijzing van de vordering van EuroCollege tot onverschuldigde betaling voor de collegejaren 2019-2020 en 2020-2021.
Het eerste semester van het collegejaar 2021-2022
5.11.
Voor wat betreft het collegejaar 2021-2022 heeft EuroCollege een mail overgelegd van [eiser] aan de heer [naam 1] van 18 november 2021 met daarbij twee offertes; een concept-offerte van 9 november 2021 en een offerte van 18 november 2021. De offertes zien op het eerste semester van het genoemde collegejaar (september tot en met december 2021).

5.12.
De rechtbank constateert dat op de concept-offerte van 9 november 2021 is te zien dat door [eiser] een verschil wordt berekend tussen een lesuurtarief van € 75,00 en € 85,00. Te zien is dat [eiser] ten aanzien van HBO International Business aangeeft dat hij 84 uur heeft gewerkt, maar om uit te komen op de verdiensten bij een lesuurtarief van € 85,00, moet hij 96 uur opvoeren. Hetzelfde geldt voor HBO Hospitality: op de offerte is te zien dat [eiser] feitelijk aangeeft dat hij 64 uur heeft gewerkt, maar om op het bedrag uit te komen dat hij zou verdienen met een lesuurtarief van € 85,00, moet hij 72 uur opgeven.
5.13.
[eiser] heeft hierover op de zitting verklaard dat in het collegejaar 2021-2022 de toenmalige vestigingsmanager, [naam 1] , heeft aangegeven dat het door [eiser] voorgestelde lesuurtarief van € 85,00 te hoog was. [eiser] gaf aan dat hij dan geen les zou gaan geven. Toen heeft [naam 1] , volgens [eiser] , gezegd dat daar ‘wel een mouw aan te passen viel’. [eiser] heeft verklaard dat er daarom door hem een hoger aantal uren dan de roosteruren in rekening is gebracht met het uurtarief van € 75,00.
Hij heeft toen ook uren opgevoerd onder een andere noemer, zoals bijvoorbeeld ‘studieontwikkeling’. Aldus [eiser] .
5.14.
De rechtbank komt tot het oordeel dat op de facturen die [eiser] voor het eerste semester van het collegejaar 2021-2022 bij EuroCollege heeft ingediend, zaken zijn weergegeven die in strijd zijn met de werkelijkheid. Uit de door EuroCollege overgelegde offertes en de verklaring van [eiser] , maakt de rechtbank op dat tussen [eiser] en [naam 1] is afgesproken dat [eiser] voor zijn werkzaamheden meer uren in rekening zou brengen dan hij feitelijk zou verrichten, om op die manier te bewerkstelligen dat [eiser] per saldo het door hem gewenste lesuurtarief van € 85,00 ontving. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [naam 4] , hoofd financiële administratie van EuroCollege. Hij heeft verklaard dat [eiser] over het collegejaar 2021-2022 uren en diensten heeft gefactureerd die niet zijn verricht.
5.15.
De rechtbank acht de afspraken tussen [naam 1] namens EuroCollege en [eiser] daarmee nietig (artikel 3:40 BW), voor zover die afspraken inhielden dat meer uren in rekening werden gebracht dan feitelijk werden verricht. Dat is frauduleus en daarmee in strijd met de goede zeden.
5.16.
EuroCollege heeft naar voren gebracht dat in totaal een bedrag van € 11.100,00 (€ 6.300,00 (84 uur x € 75,00) + € 4.800,00 (64 uur x € 75,00)), exclusief reiskosten en uitgaven aan boeken, door [eiser]
terechtin rekening is gebracht. Dat bedrag is terug te voeren op het aantal reguliere lesuren dat in de offerte van 9 november 2021 is weergegeven. Al het overige dat [eiser] aan uren in rekening heeft gebracht, is te veel, volgens EuroCollege.
5.17.
Bij gebrek aan concreet verweer van [eiser] neemt de rechtbank, net als EuroCollege, de genoemde uren en bedragen in de concept-offerte van [eiser] van 9 november 2021 tot uitgangspunt en oordeelt dat voor al het meerdere dat [eiser] in rekening heeft gebracht, er geen rechtsgrond was. [eiser] heeft voor wat betreft het eerste semester van het collegejaar 2021-2022 een bedrag van € 16.800,00 (totaal van de genoemde drie facturen) in rekening gebracht bij EuroCollege (exclusief reiskosten en uitgaven aan boeken). Dat betekent dat door EuroCollege een bedrag van € 5.700,00 (€ 16.800,00 minus € 11.100,00) onverschuldigd is betaald.
Het tweede semester van het collegejaar 2021-2022
5.18.
EuroCollege heeft onder verwijzing naar de verklaring van [naam 4] daarnaast nog aangevoerd dat op de factuur voor het tweede semester van het collegejaar 2021-2022 de bedragen van € 1.800,00 en € 900,00 ten onrechte in rekening zijn gebracht.
5.19.
Ook hiervoor geldt dat [eiser] geen concreet verweer heeft gevoerd. Dat betekent dat de rechtbank ervan uit gaat dat [eiser] deze uren niet heeft gewerkt en ten onrechte in rekening heeft gebracht bij EuroCollege. De rechtbank acht daarom ook het bedrag van (€ 1.800,00 + € 900,00) € 2.700,00 onverschuldigd betaald.
Verklaring voor recht
5.20.
Door EuroCollege is een verklaring voor recht gevorderd dat [eiser] tenminste één of meer van de door hem in conventie aan EuroCollege uitgereikte facturen in 2021-2022, die in correspondentie met de vestigingsmanager tot stand zijn gekomen, vals heeft opgesteld.
5.21.
Artikel 3:303 BW bepaalt dat niemand zonder voldoende belang een rechtsvordering toekomt. EuroCollege heeft aan het verweten handelen ook een vordering tot betaling (en verrekening) gekoppeld. EuroCollege heeft niet toegelicht welk belang zij nog heeft bij de afzonderlijk gevorderde verklaring voor recht. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Verrekening vorderingen in conventie en in reconventie
5.22.
EuroCollege heeft verzocht om, voor zover zij aan [eiser] iets verschuldigd is ten aanzien van de vordering in conventie, dit bedrag te verrekenen met het bedrag dat zij van [eiser] te vorderen heeft uit onverschuldigde betaling.
5.23.
Volgens artikel 6:127 BW heeft een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.
5.24.
Uit hetgeen hierboven aan de orde is gekomen, volgt dat EuroCollege een tegenvordering op [eiser] heeft van € 8.400,00.
5.25.
Gelet op het voorgaande, honoreert de rechtbank het verrekeningsverweer van EuroCollege. Op de vordering van [eiser] op EuroCollege van € 21.785,04 strekt in mindering het te verrekenen bedrag van € 8.400,00. EuroCollege moet dus na verrekening aan [eiser] nog een bedrag betalen van (€ 21.785,04 minus € 8.400,00) € 13.385,04 (in conventie).
verder in conventie
Over de buitengerechtelijke incassokosten
5.26.
[eiser] heeft gesteld dat hij buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. EuroCollege vindt dat zij deze kosten niet hoeft te vergoeden, omdat tussen partijen sprake was van een gerechtvaardigd dispuut over de (juistheid van de) facturen. Daarin volgt de rechtbank EuroCollege niet.
[eiser] had recht op betaling van loon en heeft kosten gemaakt om zijn loon buiten de rechter om betaald te krijgen. Dit zijn kosten die volgens de wet voor vergoeding in aanmerking komen.
5.27.
Met inachtneming van het tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en op basis van een hoofdsom van € 13.385,04 zijn de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar tot een bedrag van € 908,85.
Over de wettelijke handelsrente
5.28.
De door [eiser] over de hoofdsom gevorderde handelsrente vanaf 13 december 2023, is door EuroCollege niet betwist en zal daarom door de rechtbank worden toegewezen. De eveneens over de buitengerechtelijke gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar, omdat artikel 6:119a BW niet van toepassing is op buitengerechtelijke kosten. In plaats daarvan wordt de gewone wettelijke rente van artikel 6:119 BW toegewezen.
Over de proceskosten in conventie en in reconventie
5.29.
Partijen zijn deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld, zodat er aanleiding is de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren.
Tekst

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
6.1.
veroordeelt EuroCollege om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 13.385,04, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, met ingang van 13 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt EuroCollege om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 908,85 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 13 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst de vordering tot betaling, voor zover die niet is verrekend met de vordering in conventie, af,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
verder in conventie en in reconventie
6.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Struijkenkamp en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.