ECLI:NL:RBAMS:2024:8396

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
13/102386-24 en 13/212312-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben, verkopen en vervoeren van cocaïne en MDMA, en opzetheling van een scooter

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 december 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben, verkopen en vervoeren van 34 gram cocaïne en 20 pillen MDMA, alsook opzetheling van een scooter. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/102386-24 en 13/212312-24 zijn geregistreerd, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 2005, werd op 21 november 2024 ter terechtzitting gehoord. De officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. F.H.B. Budde.

De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen en vervoeren van cocaïne en MDMA, alsook het voorhanden hebben van een scooter waarvan de verdachte wist dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 maart 2024 drugs heeft verkocht en vervoerd, en dat hij op 30 juni 2024 een scooter met een afgeplakt kenteken bestuurde. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, ondanks het ontbreken van een ondertekende toestemmingsverklaring.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is een leerstraf van 20 uren opgelegd, evenals bijzondere voorwaarden in het kader van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de maatschappij en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een beperkt strafblad en er zijn pedagogische mogelijkheden gezien, wat heeft geleid tot de toepassing van het jeugdstrafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/102386-24 (zaak A) en 13/212312-24 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 5 december 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.H.B. Budde, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
Zaak A
telkens op 24 maart 2024 te Amsterdam:
het opzettelijk verkopen, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van een hoeveelheid cocaïne;
het opzettelijk vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van cocaïne (5,41 gram, 8,28 gram, 8,78 gram en 11,6 gram) en MDMA (20 pillen);
het voorbereiden of bevorderen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van amfetamine, cocaïne en/of MDMA door de voorwerpen:
  • amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA en/of
  • een bromfiets en/of
  • een of meerdere telefoons en/of
  • een geldbedrag van 170,40 euro
voorhanden te hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Zaak B
de heling van een scooter op 30 juni 2024 in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ien geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde is – in tegenstelling tot het door de raadsman gevoerde verweer – wel degelijk sprake geweest van een rechtmatige doorzoeking van de woning van verdachte. Weliswaar bevindt zich in het dossier geen ondertekende toestemmingsverklaring, maar er is geverbaliseerd dat verdachte mondeling toestemming heeft gegeven. Voor wat betreft feit 3 kan worden bewezen dat de genoemde voorwerpen, met uitzondering van de amfetamine, bedoeld waren om een drugsverkoop voor te bereiden. Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde kan worden bewezen dat sprake is geweest van opzetheling. Verdachte heeft de kentekens verwisseld en er is gerommeld met de contactsloten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Datzelfde geldt voor feit 2 voor wat betreft de drugs die gevonden zijn tijdens de insluitingsfouillering. De drugs die zijn aangetroffen in de woning van verdachte dienen uitgesloten te worden van het bewijs. De doorzoeking van die woning is onrechtmatig gebeurd, omdat het dossier geen ondertekende toestemmingsverklaring van verdachte bevat. Ten aanzien van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op de telefoons. Die telefoons zijn niet onderzocht, waardoor deze niet in verband kunnen worden gebracht met strafbare feiten. Vanwege de eendaadse samenloop met de feiten 1 en 2 dient feit 3 niet juridisch gekwalificeerd te worden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de in zaak B tenlastegelegde opzetheling, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de scooter ten tijde van het verkrijgen daarvan. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is van schuldheling.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewezenverklaring verkopen en vervoeren drugs (Zaak A, feiten 1 en 2)
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 24 maart 2024 drugs heeft verkocht en vervoerd. Ten aanzien van feit 1 is de onder verdachte in beslaggenomen drugs positief getest op cocaïne De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en aanwezig hebben van een middel op lijst I van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim. Verdachte heeft zelf mondeling toestemming gegeven voor de doorzoeking van zijn woning. Dit blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2024. Hierin is op pagina 4 beschreven dat verdachte desgevraagd toestemming verleent voor het doorzoeken van zijn slaapkamer, schuren en boxgangen. Dat het toestemmingsformulier niet is ondertekend en niet aan het proces-verbaal is gehecht, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de juistheid van dat wat is vermeld in het proces-verbaal. Dit betekent dat de doorzoeking met toestemming van de verdachte heeft plaatsgevonden en dus rechtmatig is geweest. Van bewijsuitsluiting, zoals de raadsman heeft bepleit, is dan ook geen sprake. Daarom kan bewezen worden dat verdachte alle in de tenlastelegging onder feit 2 genoemde verboden middelen aanwezig heeft gehad.
4.3.2.
Vrijspraak voorbereidingshandelingen drugsverkoop (Zaak A, feit 3)
De rechtbank stelt vast dat de inbeslaggenomen telefoons van verdachte niet zijn doorzocht, waardoor niet kan worden vastgesteld dat deze bedoeld waren om de handel in verdovende middelen voor te bereiden of te bevorderen. Daarnaast is er geen link komen vast te staan tussen het aangetroffen geld en ditzelfde verwijt. Dat maakt dat de rechtbank alleen kan vaststellen dat verdachte op 24 maart 2024 verdovende middelen en een bromfiets aanwezig had. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde.
4.3.3.
Bewezenverklaring opzetheling scooter (Zaak B)
Op 30 juni 2024 heeft de politie waargenomen dat verdachte als bestuurder op een scooter met een afgeplakt kenteken reed. Vervolgens is verdachte weggerend toen de politie hem staande wilde houden.
Vast staat dat deze scooter is gestolen. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte de beschikkingsmacht had over de scooter. Het afgeplakte kenteken op die scooter behoorde tot een scooter die in de tuin van de woning van verdachte is aangetroffen en waarvan verdachte de eigenaar is. Verdachte heeft ter zitting verklaard zelf deze kentekens te hebben verwisseld. Uit het verwisselen van de kentekens en het wegrennen voor de politie leidt de rechtbank af dat verdachte wetenschap had van het feit dat de scooter waarop hij reed gestolen was. De rechtbank is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de scooter.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
op 24 maart 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht 0,82 gram cocaïne (goednummer: 6480220);
op 24 maart 2024 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 5,41 gram cocaïne (goednummer: 6480221) en
- 8,28 gram cocaïne (goednummer: 6480228) en
- 8,78 gram cocaïne (goednummer: 6480251) en
- 11,6 gram cocaïne (goednummer: 6480257) en
- 20 pillen MDMA (goednummer: 6480266),
telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne of MDMA;
Zaak B
1.
op 30 juni 2024 te Amsterdam een scooter voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort
vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte
bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een
aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte, met toepassing van het adolescentenstrafrecht, jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden opgelegd, waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 100 uren en een leerstraf van voor de duur van 20 uren zal worden opgelegd.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om met toepassing van het adolescentenstrafrecht een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Daarbij moet worden meegewogen dat verdachte zich volledig focust op zijn toekomst en zich welwillend opstelt tegenover de eventuele bijzondere voorwaarden en leerstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben, verkopen en vervoeren van ongeveer 34 gram cocaïne en 20 pillen MDMA. Hierdoor heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegale markt voor drugs, een markt die zeer ontwrichtend is voor de maatschappij. Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Dit brengt erg veel overlast voor de betrokkenen met zich mee en daarnaast wordt door opzetheling het plegen van andere vermogensdelicten zoals diefstal bevorderd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij ook hieraan heeft bijgedragen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 14 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Op 5 juli 2024 heeft verdachte een strafbeschikking opgelegd gekregen, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 9 oktober 2024, opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat verdachte beschikt over een negatief sociaal netwerk, problemen heeft op het gebied van psychosociaal functioneren en impulsief gedrag vertoont. Dit zijn risicofactoren. Er zijn ook beschermende factoren, waaronder een stabiele thuissituatie, het hebben van dagbesteding en het feit dat verdachte betrokken ouders heeft. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. Bij verdachte is namelijk sprake van enige beperkte handelingsvaardigheden en er worden pedagogische mogelijkheden gezien. De reclassering acht een interventie geïndiceerd, gelet op de jonge leeftijd van verdachte, de korte duur tussen de tenlastegelegde feiten en de hiervoor genoemde risicofactoren. Het advies is daarom om naast bijzondere voorwaarden (meldplicht, dagbesteding en het volgen van onderwijs) ook een leerstraf op te leggen.
De rechtbank neemt de adviezen en conclusies van de reclassering over en ziet daarin, net als het openbaar ministerie en de raadsman, aanleiding om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Er is sprake van een dealerindicatie, gelet op de hoeveelheid aan harddrugs die verdachte heeft verkocht, vervoerd en aanwezig heeft gehad. Voor een jeugdige is dan het uitgangspunt een werkstraf voor de duur van 120 uren. De rechtbank ziet aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte een beperkt strafblad heeft en gemotiveerd lijkt om zijn leven op het rechte pad te houden. Hij wil zijn opleiding afronden en heeft inmiddels een bijbaan. De rechtbank acht het in dat kader ook van belang dat de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, worden opgelegd. Daarnaast legt de rechtbank een leerstraf (Tools 4U) op van 20 uren, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Een en ander met het oog op het feit dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in de fout is gegaan en moet worden voorkomen dat hij opnieuw een strafbaar feit pleegt.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, zullen hierbij in mindering worden gebracht. Ook zullen de bijzondere voorwaarden (meldplicht, volgen van onderwijs en dagbesteding) en de leerstraf van 20 uren aan verdachte worden opgelegd.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. EUR (G6480238);
2. 1 STK Verdovende middelen (G6480220);
3. 7 STK Verdovende Middelen (G6480221);
4. 5 STK Verdovende Middelen (G6480224);
5. 4 STK Verdovende Middelen (G6480226);
6. 10 STK Verdovende Middelen (G6480228);
7. 2 STK Verdovende Middelen (G6480229);
8. 4 STK Verdovende Middelen (G6480230);
9. 5 STK Verdovende Middelen (G6480231);
10. 6 STK Verdovende Middelen (G6480232);
11. 10 STK Verdovende Middelen (G6480233);
12. 15 STK Verdovende Middelen (G6480234);
13. 11 STK Verdovende Middelen (G6480235);
14. 10 STK Verdovende Middelen (G6480251);
15. 2 STK Verdovende Middelen (G6480264);
16. 3 STK Verdovende Middelen (G6480253);
17. 5 STK Verdovende Middelen (G6480255);
18. 15 STK Verdovende Middelen (G6480257);
19. 1 STK Verdovende Middelen (G6480258);
20. 3 STK Verdovende Middelen (G6480263);
21. 3 STK Verdovende Middelen (G6480266);
22. 4 STK Verdovende Middelen (G6480267);
23. 2 STK Verdovende Middelen (G6480270);
24. 1 STK Telefoontoestel (G6480240).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummers 2 tot en met 23 onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat met betrekking tot de voorwerpen 2, 3, 6, 14, 18 en 21 het bewezenverklaarde is begaan. De voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen met de nummers 1 en 24, omdat niet kan worden vastgesteld dat het geld afkomstig is van drugsverkoop of dat de telefoon daarvoor gebruikt is.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 63, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z, 77aa, 77gg en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder feit 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek
4.4
is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A feiten 1 en 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B
opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
60 (zestig) uren, van deze werkstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de werkstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen
.
Stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich bij de Reclassering Nederland. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Volgen van onderwijs (jeugdstrafrecht)
Veroordeelde volgt de opleiding [naam opleiding] aan het [naam school] , of een soortgelijke opleiding, zolang als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde overlegt aan de reclassering bewijs van actieve deelname.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag. Veroordeelde overlegt aan de reclassering bewijs van actieve inzet. Indien veroordeelde betaald werk heeft gevonden overlegt hij bewijs van behoud, in welke vorm de reclassering dit nodig acht.
Als algemene voorwaarden gelden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een leerstraf, te weten TOOLS4U, voor de duur van 20 (twintig) uren.
Beveelt dat, als verdachte de leerstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeerde volgende voorwerpen:
2. 1 STK Verdovende middelen (G6480220);
3. 7 STK Verdovende Middelen (G6480221);
4. 5 STK Verdovende Middelen (G6480224);
5. 4 STK Verdovende Middelen (G6480226);
6. 10 STK Verdovende Middelen (G6480228);
7. 2 STK Verdovende Middelen (G6480229);
8. 4 STK Verdovende Middelen (G6480230);
9. 5 STK Verdovende Middelen (G6480231);
10. 6 STK Verdovende Middelen (G6480232);
11. 10 STK Verdovende Middelen (G6480233);
12. 15 STK Verdovende Middelen (G6480234);
13. 11 STK Verdovende Middelen (G6480235);
14. 10 STK Verdovende Middelen (G6480251);
15. 2 STK Verdovende Middelen (G6480264);
16. 3 STK Verdovende Middelen (G6480253);
17. 5 STK Verdovende Middelen (G6480255);
18. 15 STK Verdovende Middelen (G6480257);
19. 1 STK Verdovende Middelen (G6480258);
20. 3 STK Verdovende Middelen (G6480263);
21. 3 STK Verdovende Middelen (G6480266);
22. 4 STK Verdovende Middelen (G6480267);
23. 2 STK Verdovende Middelen (G6480270).
Gelast de teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
1. EUR (G6480238);
24. 1 STK Telefoontoestel (G6480240).
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is met ingang van 22 november 2024 opgeheven. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2024.
[…]