Uitspraak
1.Waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 1 augustus 2024,
- de pleitnota aan de zijde van [eiser] waarbij drie producties zijn overgelegd.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
€
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam 1], betaling van een openstaand bedrag van € 3.813,92 van gedaagde, H.O.D.N. [handelsnaam 2], voor de ontwikkeling van een webshop. Eiser heeft in opdracht van gedaagde de webshop ontwikkeld en heeft hiervoor een totaalbedrag van € 9.917,98 in rekening gebracht, waarvan gedaagde € 6.104,06 heeft betaald. Gedaagde betwist echter dat het gefactureerde bedrag redelijk is en stelt dat zij niet meer wil betalen dan het reeds betaalde bedrag. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, oordelend dat het reeds betaalde bedrag van € 6.104,06 een redelijke prijs is voor de geleverde werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor het gevorderde bedrag van € 3.813,92 en dat de kosten voor de geleverde diensten niet in verhouding staan tot de werkzaamheden die zijn verricht. Eiser heeft niet aangetoond dat de extra kosten die hij vordert gerechtvaardigd zijn. Daarnaast heeft gedaagde een verweer gevoerd over onrechtmatig handelen van eiser, maar dit werd niet verder behandeld omdat de vordering van eiser al werd afgewezen. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde betalen, die zijn begroot op € 813,00.