ECLI:NL:RBAMS:2024:8394

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
11157900 \ CV EXPL 24-7327
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor webshopontwikkeling

In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam 1], betaling van een openstaand bedrag van € 3.813,92 van gedaagde, H.O.D.N. [handelsnaam 2], voor de ontwikkeling van een webshop. Eiser heeft in opdracht van gedaagde de webshop ontwikkeld en heeft hiervoor een totaalbedrag van € 9.917,98 in rekening gebracht, waarvan gedaagde € 6.104,06 heeft betaald. Gedaagde betwist echter dat het gefactureerde bedrag redelijk is en stelt dat zij niet meer wil betalen dan het reeds betaalde bedrag. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, oordelend dat het reeds betaalde bedrag van € 6.104,06 een redelijke prijs is voor de geleverde werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor het gevorderde bedrag van € 3.813,92 en dat de kosten voor de geleverde diensten niet in verhouding staan tot de werkzaamheden die zijn verricht. Eiser heeft niet aangetoond dat de extra kosten die hij vordert gerechtvaardigd zijn. Daarnaast heeft gedaagde een verweer gevoerd over onrechtmatig handelen van eiser, maar dit werd niet verder behandeld omdat de vordering van eiser al werd afgewezen. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde betalen, die zijn begroot op € 813,00.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11157900 \ CV EXPL 24-7327
Vonnis van 22 november 2024
in de zaak van
[eiser] (H.O.D.N. [handelsnaam 1] ),
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] (H.O.D.N. [handelsnaam 2] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.F. van der Mersch.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] een webshop ontwikkeld voor haar bedrijf [handelsnaam 2] . [eiser] heeft hiervoor een bedrag van € 9.917,98 in rekening gebracht, waarvan [gedaagde] € 6.104,06 heeft betaald. [eiser] beroept zich op nakoming van de overeenkomst en vordert het nog niet betaalde bedrag van € 3.813,92. [gedaagde] stelt dat het bedrag van € 9.917,98 veel te hoog is voor de werkzaamheden die [eiser] heeft uitgevoerd. [gedaagde] wil dan ook niet meer betalen dan dat zij nu heeft betaald.
1.2.
De kantonrechter geeft [gedaagde] gelijk. Het bedrag dat zij heeft betaald is een redelijke prijs voor de door [eiser] verrichtte werkzaamheden. Zij hoeft daarom niet nog meer te betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 juni 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- de brief van mr. Van der Mersch van 22 juli 2024,
- het tussenvonnis van 1 augustus 2024,
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota aan de zijde van [eiser] waarbij drie producties zijn overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft een onderneming waarbij hij onder andere websites ontwerpt.
3.2.
[gedaagde] is begin 2023 gestart met haar onderneming [handelsnaam 2] . [handelsnaam 2] is een webshop en verkoopt exclusieve haarproducten en een uitgebreide collectie pruiken.
3.3.
[eiser] en [gedaagde] kennen elkaar vanaf maart 2020. [eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] eerder twee websites gemaakt. Hierbij ging het om websites voor instellingen voor zorg en ondersteuning.
3.4.
In 2023 heeft [gedaagde] [eiser] gevraagd om voor [handelsnaam 2] een webshop te ontwikkelen. Hierbij zijn van tevoren geen prijsafspraken gemaakt.
3.5.
[eiser] heeft [gedaagde] vervolgens verschillende facturen gestuurd waarvan een deel door [gedaagde] is betaald.
3.6.
Begin januari 2024 heeft [gedaagde] contact gehad met een kennis die een kapsalon heeft. Deze kennis heeft ook een website die door [eiser] is ontwikkeld.
3.7.
Op 9 januari 2024 hebben [eiser] en [gedaagde] overleg met elkaar gehad over de nog openstaande facturen en de website van de kennis van [gedaagde] . [gedaagde] heeft hierbij aangegeven teleurgesteld te zijn over de gang van zaken en de nog openstaande facturen ter hoogte van € 5.215,10 niet te zullen voldoen.
3.8.
Op 12 maart 2024 heeft [gedaagde] een bedrag van € 1.401,92 betaald aan [eiser] .

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.813,92, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af en zal dat hieronder toelichten.
Standpunten van partijen
5.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten voor het ontwikkelen van een webshop. [eiser] stelt dat hij de webshop heeft opgeleverd conform de wensen van [gedaagde] . In totaal heeft [eiser] hiervoor een bedrag van € 9.917,98 gefactureerd, hetgeen een normale prijs is voor de geleverde werkzaamheden.
5.3.
[gedaagde] heeft de stellingen van [eiser] betwist en heeft daarbij aangegeven dat [eiser] al eerder twee websites in opdracht van haar heeft gemaakt waarvoor hij veel minder in rekening heeft gebracht, namelijk ongeveer € 1.400,- per website. Verder heeft [gedaagde] aangegeven dat zij, nadat het geschil was ontstaan, offertes heeft opgevraagd bij verschillende websiteontwikkelaars die voor een vergelijkbare opdracht veel minder in rekening brengen. Zij rekenen ongeveer € 350,- voor het ontwikkelen van een volledige webshop, inclusief het doorvoeren van wijzigingen. Voor het maken van de webshop heeft [gedaagde] bovendien zelf alle plaatjes en tekst aangeleverd bij [eiser] . In totaal gaat het maar om 20 plaatjes met verschillende omschrijvingen die simpelweg door [eiser] in de webshop geplakt moesten worden. Het bedrag dat [eiser] hiervoor in rekening heeft gebracht is veel te hoog, aldus [gedaagde] .
Een redelijk loon
5.4.
[eiser] is de overeenkomst in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf aangegaan. Daarom is [gedaagde] loon verschuldigd aan [eiser] . [1] [gedaagde] en [eiser] hebben geen afspraken gemaakt over de hoogte van het loon. [gedaagde] is daarom het op de gebruikelijke wijze berekende loon, of bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd. [2] Wat in een concreet geval redelijk is, hangt onder meer af van de omvang van de te verrichten werkzaamheden en het gebruik in de branche. [3]
5.5.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat volgens hem het bedrag van € 9.917,98 een redelijke prijs is voor de geleverde werkzaamheden. Hij heeft toegelicht dat ongeveer € 4.700,- van de € 6.104,06 die [gedaagde] heeft betaald, losstaat van de werkzaamheden omtrent het ontwerpen van de webshop. Dat bedrag ziet namelijk op de nodige technische aspecten, zoals het aanvragen van een zakelijk telefoonnummer, de aanvraag voor een SSL-certificaat, de kosten voor hosting en het inbouwen van track & trace functionaliteiten. Ook moesten er technische aanpassingen plaatsvinden in verband met het dropship systeem, omdat de leveranciers van [gedaagde] hier niet mee werkten.
5.6.
Voor de drie openstaande facturen waarvan [eiser] nog betaling vordert heeft hij aangegeven dat die voornamelijk zien op de ontwerpwerkzaamheden. Aanvankelijk zou het voor de webshop gaan om 12 producten die toegevoegd moesten worden. Uiteindelijk zijn dit er in totaal 79 geworden en heeft [gedaagde] [eiser] meerdere keren verzocht om zaken aan te passen. In tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt, gaat het volgens [eiser] om veel meer dan het simpelweg plaatjes plakken en tekst toevoegen. [eiser] heeft dit onderbouwd door uit te leggen dat hij ongeveer € 50,- per uur vraagt voor zijn werkzaamheden. Het toevoegen van een product kost ongeveer 10 minuten als er geen variaties zijn. Op het moment dat een product een variatie kent, bijvoorbeeld een andere kleurkeuze of andere lengte van het haar, dan dienen deze variaties allemaal per stuk toegevoegd te worden. Het toevoegen van alle 79 producten plus alle variaties heeft [eiser] ongeveer 30 minuten per product gekost.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat het toevoegen van producten aan de webshop een tijdsintensieve werkzaamheid is, waardoor de kosten zijn opgelopen. [eiser] heeft verder meer inzicht gegeven in de technische werkzaamheden die zijn uitgevoerd, en gelet op de genoemde werkzaamheden kan de kantonrechter het zich voorstellen dat ook met deze werkzaamheden de nodige kosten zijn gemoeid. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het betaalde bedrag van € 6.104,06 als een redelijke prijs voor de uitgevoerde werkzaamheden kan worden beschouwd.
5.8.
[eiser] wil dat daar bovenop nog een bedrag van € 3.813,92 wordt betaald. De onderbouwing van dit gevorderde bedrag is dat volgens [eiser] in totaal een bedrag van € 9.917,98 een redelijke prijs is voor de geleverde werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] dat niet heeft onderbouwd.
5.9.
Voor het technische deel van de webshop ontbreekt een onderbouwing van de redelijke prijs. [gedaagde] heeft betwist dat een bedrag van € 4.700,- een redelijke prijs is voor deze werkzaamheden. [eiser] heeft vervolgens wel wat inzicht gegeven in deze technische werkzaamheden, maar is daarbij niet ingegaan op de gefactureerde bedragen. De onduidelijkheid over de opbouw van de facturen blijft daardoor bestaan. Het had op de weg van [eiser] gelegen om meer uitleg te geven bijvoorbeeld door te motiveren hoeveel uur de verschillende technische aspecten in beslag hebben genomen en wat deze aspecten precies inhielden. Zeker in het licht van de betwisting van [gedaagde] had dit mogen worden verwacht. Nu dat [eiser] voor het overige onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld, betekent dit dat er niet kan worden beoordeeld of [eiser] hiervoor een redelijke prijs heeft gevraagd.
5.10.
Als de onderbouwing van [eiser] voor de ontwerpwerkzaamheden wordt gevolgd, komt de kantonrechter er op uit dat het toevoegen van 79 producten ongeveer € 1.975,- heeft gekost. Volgens de redenatie van [eiser] hebben de ontwerpwerkzaamheden uiteindelijk echter ongeveer € 5.200,- gekost (het verschil tussen het totaalbedrag van € 9.917,98 en het bedrag van € 4.700,- voor de technische werkzaamheden). [eiser] heeft aangegeven dat de extra kosten erin zijn gelegen dat [gedaagde] daarna dingen wilde aanpassen, zodat producten opnieuw moesten worden toegevoegd. [gedaagde] heeft deze gang van zaken betwist en meent ook dat dergelijke extra werkzaamheden niet nog eens ruim € 3.000,- hebben kunnen kosten. Gelet hierop had het op de weg van [eiser] gelegen om duidelijk te maken welke extra opdrachten hij heeft uitgevoerd en dat daarmee nog ruim € 3.000,- gemoeid is geweest. Dat heeft [eiser] niet inzichtelijk gemaakt.
5.11.
Gelet op het voorgaande wordt het gevorderde bedrag van € 3.813,92 afgewezen.
5.12.
[eiser] heeft zich tot slot nog op het standpunt gesteld dat hij [gedaagde] zowel telefonisch als via WhatsApp op de hoogte heeft gehouden van de oplopende kosten. Op het moment dat [gedaagde] niet elke keer had verzocht om nieuwe producten toe te voegen, dan had de webshop inderdaad veel minder gekost.
5.13.
De kantonrechter overweegt dat de omstandigheid dat [eiser] [gedaagde] heeft geïnformeerd over de oplopende kosten, geen verschil maakt voor de vraag wat een redelijke prijs is. De vraag naar een redelijke prijs is namelijk het gevolg van het feit dat partijen geen prijsafspraken hebben gemaakt. Dat [gedaagde] is geïnformeerd neemt dan ook niet weg dat zij de uiteindelijk gefactureerde prijs te hoog kan vinden.
Onrechtmatig handelen [eiser]
5.14.
[gedaagde] heeft nog betoogd dat [eiser] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld omdat hij haar auteursrecht heeft geschonden. Het ontwerp van de website van [handelsnaam 2] is door [gedaagde] bedacht. [eiser] heeft dit ontwerp echter ook, zonder haar toestemming, gebruikt voor de website van de kapsalon van een kennis van [gedaagde] .
5.15.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [gedaagde] desgevraagd meegedeeld dat het voorgaande als voorwaardelijk verrekeningsverweer is aangevoerd. Als de kantonrechter zou oordelen dat [gedaagde] nog een bedrag aan [eiser] moet betalen, wenst zij dit te verrekenen met de schadevergoeding waarop [gedaagde] meent recht te hebben. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af, zodat [gedaagde] niets meer aan [eiser] hoeft te betalen. Daarom wordt niet meer inhoudelijk ingegaan op het verrekeningsverweer van [gedaagde] .
Proceskosten
5.16.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
- nakosten

678,00
135,00
(2 punten × € 339,00)
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:405 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 7:405 lid 2 BW
3.HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1680