ECLI:NL:RBAMS:2024:8392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
13/293622-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij hennepteelt. De officier van justitie had een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte vast te stellen, dat werd geschat op een maximumbedrag van € 172.055,52. Tijdens de zitting op 28 november 2024 heeft de officier haar vordering aangepast, waarbij het maximumbedrag werd verlaagd naar € 28.464,75, gebaseerd op de bevindingen van de verdediging en het aantal oogsten dat daadwerkelijk had plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er slechts één oogst had plaatsgevonden, in tegenstelling tot de drie oogsten die de officier van justitie aanvankelijk had verondersteld. Dit werd ondersteund door verklaringen van de verdachte en een fraudespecialist van netbeheerder Liander. De rechtbank heeft de kosten van de hennepkwekerij in aanmerking genomen, waaronder investeringskosten en variabele kosten, en heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 28.464,75. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen en heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/293622-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 12 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/293622-21, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
hierna: veroordeelde.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2024.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 21 oktober 2024 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van
€ 172.055,52.
Ter terechtzitting van 28 november 2024 heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in dier voege dat zij het maximumbedrag stelt op
€ 114.542,51. Aan deze wijziging ligt ten grondslag dat de officier van justitie naar aanleiding van het pleidooi van de raadsman uitgaat van twee oogsten, in plaats van drie oogsten.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft de feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Grondslag van de vordering

Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2024 onder meer veroordeeld voor:

2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

3. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Op grond van artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan voordeel worden ontnomen dat is verkregen door middel van of uit de baten van dit feit of andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
Het Openbaar Ministerie heeft een berekening gemaakt van het wederrechtelijk door veroordeelde verkregen voordeel. Dit is een berekening van de winst die veroordeelde heeft verkregen door middel van hennepteelt in de periode van 7 april 2021 tot en met 27 oktober 2021.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten eerste kan slechts worden vastgesteld dat er 240 hennepplanten zijn aangetroffen, gelet op de informatie in het dossier en de grootte van de ruimte waarin de hennepplanten zijn aangetroffen. Ten tweede heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van de gegevens in het dossier kan worden vastgesteld dat er enkel één eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Op basis van deze gegevens, met aftrek van de kosten die zijn gemaakt voor het realiseren van de kwekerij, betekent dit dat het wederrechtelijk verkregen voordeel slechts kan worden vastgesteld op een bedrag van ongeveer € 28.525,40 euro.
4.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij is gebruik gemaakt van het rapport ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van het Team Financiële Opsporing van de DRR Amsterdam van 21 december 2021 (hierna: het ontnemingsrapport). [1] Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking hetgeen in het vonnis van de inhoudelijke strafzaak is bepaald. [2] Dit houdt onder meer in dat de rechtbank heeft vastgesteld dat zich niet 480, maar 240 hennepplanten in de kweekruimte bevonden en dat medeplegen niet is bewezen.
Opbrengst
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is in het ontnemingsrapport uitgegaan van 8 planten per m2. [3] De opbrengst per plant in grammen is in dat geval - conform het rapport Functioneel Parket Afpakken - 31,4 gram per plant. [4] De rechtbank heeft in haar vonnis van de inhoudelijke strafzaak vastgesteld dat er zich in de kweekruimte 240 planten bevonden. Voor de berekening zal dan ook worden uitgegaan van 240 hennepplanten in de kweekruimte.
Uitgaande van een opbrengst van 31,4 gram per plant is de totale opbrengst per oogst in grammen: 240 x 31,4 gram = 7.536 gram.
Volgens het ontnemingsrapport kan de gemiddelde verkoopprijs van hennep tussen kwekers en afnemers worden gesteld op € 4,07 per gram. [5]
Dit levert een totale opbrengst in geld op van 7.536 gram x 4,07 =
€ 30.671,52per oogst.
Aantal oogsten
De onderzoeksperiode strekt zich uit over de periode van 7 april 2021 tot en met 27 oktober 2021 en behelst een periode van 29 weken. Bij de ontdekking van de kwekerij op 27 oktober 2021 waren de planten ongeveer 5 tot 7 weken oud. [6] Een kweekcyclus duurt ongeveer elf weken. [7] In het ontnemingsrapport wordt op basis van deze gegevens en in verband met het aantreffen van stof op kappen van armaturen en koolstoffilter, kalkaanslag op plantpotten, afdekzeil, hennepafval op stellage/droogrekjes, zakken nieuwe aarde, uitgegaan van drie oogsten in de kweekruimte in de woning. [8]
De rechtbank stelt op basis van de duur van de onderzoeksperiode van 29 weken, de vastgestelde duur van een kweekcyclus van 11 weken en het feit dat werd geschat dat de plantjes op het moment van ontdekking ongeveer 5 tot 7 weken oud waren vast dat in de onderzoeksperiode maximaal twee oogsten kunnen zijn geweest.
Veroordeelde heeft echter tijdens zijn verhoor op 24 maart 2023 en ter terechtzitting verklaard dat de plantage is gebouwd omstreeks mei 2021 en dat er slechts één eerdere oogst is geweest, die is geteeld in juni 2021 en is geoogst in september 2021. Op 11 juni 2021 heeft fraudespecialist M12 van netbeheerder Liander een wijkmeting geplaatst en de verklaring van veroordeelde sluit aan bij de verklaring van de fraudespecialist. [9] De fraudespecialist heeft namelijk geschreven dat hij een melding heeft gekregen dat op 1 september 2021 de schakeling weg was en dat dat wil zeggen dat er mogelijk geoogst is. [10]
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat op basis van de gegevens in het dossier niet kan worden vastgesteld dat er meer dan één oogst is geweest. Hoewel de fraudespecialist beschrijft dat op basis van het aantreffen van stof op kappen van armaturen en koolstoffilter, kalkaanslag op plantpotten, afdekzeil, hennepafval op stellage en droogrekjes en zakken nieuwe aarde, uitgegaan kan worden van drie oogsten, zijn er in het licht van de betwisting door veroordeelde onvoldoende objectieve aanknopingspunten in het dossier om daarvan uit te gaan. De rechtbank ziet dergelijke aanknopingspunten wel in de verklaring van veroordeelde, dat hij de plantage in mei 2021 heeft opgebouwd, heeft gekweekt in juni 2021 en geoogst in september 2021. Dit past bij de objectieve vaststelling van het wegvallen van de schakeling op 1 september 2021. Nu niet voldoende aannemelijk is geworden dat er voor 11 juni 2021 nog een oogst heeft plaatsgevonden, gaat de rechtbank bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van één oogst.
Kosten
Kosten investering
Uit de in het rapport Functioneel Parket Afpakken opgenomen tabel blijkt dat voor een kweekruimte met een hoeveelheid planten tussen de 200 en 299 hennepplanten, een gemiddelde investering benodigd is van € 4.000,-. [11] Als afschrijvingskosten voor de investering mag per oogst 1/20e van het totaal geïnvesteerde bedrag worden afgetrokken. [12] De rechtbank stelt daarom de kosten van de investering vast op
€ 200,-.
Variabele kosten
De totale variabele kosten per hennepplant zijn € 7,69. [13] Dit betreffen de kosten voor de stekken (€ 3,81), het kweekmedium (€ 1,63), water (€ 0,03) en voedingsstoffen (€ 2,22). Dit betekent dat de totale variabele kosten
€ 1.845,60(240 planten x
€ 7,69) zijn.
Kosten energie
De rechtbank ziet aanleiding ook een deel van de elektriciteitskosten bij de kosten op te tellen, ondanks dat de bij de hennepplantage benodigde stroom frauduleus werd afgenomen door de veroordeelde en Liander op 9 december 2021 heeft aangegeven dat de vordering voor het netverlies nog volledig openstond. [14] De officier van justitie heeft namelijk ter terechtzitting medegedeeld dat veroordeelde inmiddels
€ 161,17aan Liander heeft betaald. De rechtbank zal daarom deze betaalde elektriciteitskosten als af te trekken kosten aanmerken.
Conclusie
De rechtbank gaat op basis van het ontnemingsrapport en de informatie die de officier van justitie heeft verstrekt uit van in totaal in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij van € 200,- + € 1.845,60 + 161,17 =
€ 2.206,77.
Totaal wederrechtelijk voordeel
Gelet op voornoemde berekende opbrengsten en kosten wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de aangetroffen hennepplantage als volgt berekend: € 30.671,52 - € 2.206,77 =
€ 28,464,75per oogst.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde wordt geschat vast op
€ 28,464,75.
De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De verplichting tot betaling

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat veroordeelde de opbrengst heeft gedeeld met in ieder geval nog één persoon die betrokken was bij de hennepkwekerij en veroordeelde slechts twee stortingen van € 5.120,- en € 5.470,- heeft ontvangen van zijn mededader voor de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning. De raadsman heeft daarom verzocht om aan veroordeelde een verplichting tot betaling op te leggen van € 10.590,-.
Oordeel van de rechtbank
Veroordeelde is in de onderliggende strafzaak vrijgesproken van het onderdeel ‘medeplegen’. Uit het dossier in de onderliggende strafzaak is naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat veroordeelde heeft gedeeld in de opbrengst van de hennepkwekerij. Er is dan ook geen aanleiding om een bedrag in mindering te brengen op de verplichting tot betaling.
De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op
€ 28.464,75.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 28.464,75(achtentwintigduizend vierhonderdvierenzestig euro en vijfenzeventig eurocent).
Legt op aan [verdachte] de verplichting tot betaling van
€ 28.464,75(achtentwintigduizend vierhonderdvierenzestig euro en vijfenzeventig eurocent) aan de Staat.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
569(vijfhonderdnegenenzestig) dagen.Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. E. Biçer en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2024.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met nummer 2021221142, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 144 (hierna: ontnemingsrapport).
2.Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2024 met parketnummer 13/293622-21 (strafzaak).
3.Ontnemingsrapport, p. 6.
4.Ontnemingsrapport, p. 6 en 98.
5.Ontnemingsrapport, p. 6.
6.Ontnemingsrapport, p. 5.
7.Ontnemingsrapport, p. 5.
8.Ontnemingsrapport, p. 5 en 6.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021220795-30 van 1 november 2021, p. 90 (uit: aanvullend proces-verbaal nazending).
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021220795-30 van 1 november 2021, p. 90 (uit: aanvullend proces-verbaal nazending).
11.Ontnemingsrapport, p. 105.
12.Ontnemingsrapport, p. 7.
13.Ontnemingsrapport, p. 8.
14.Ontnemingsrapport, p. 8.