4.2.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst uitleggen welke toets moet worden aangelegd bij de beoordeling of sprake is van witwassen. Daarna zal de rechtbank beoordelen of wordt gekomen tot een bewezenverklaring van witwassen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b, Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of, ondanks de verklaring van verdachte, het witwassen bewezen kan worden op de grond (dat het niet anders kan zijn dan) dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring van verdachte is uitgebleven, mag de rechtbank die omstandigheid betrekken in haar bewijsoverwegingen.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich aan witwassen heeft schuldig gemaakt, dient als uitgangspunt te worden genomen dat het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het gehele tenlastegelegde geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat eerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. In dat verband leidt de rechtbank uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Gerechtvaardigd vermoeden
Op 18 mei 2019 heeft de politie waargenomen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] afzonderlijk meerdere wisseltransacties hebben uitgevoerd bij verschillende geldwisselkantoren. Daarbij hebben zij geldbedragen in euro’s gewisseld naar dollars en andersom. Tussendoor hebben verdachte en [medeverdachte] elkaar ontmoet, waarbij [medeverdachte] twee witte enveloppen aan verdachte heeft gegeven. De politie heeft navraag gedaan bij medewerkers van de geldwisselkantoren. Die hebben verklaard dat [medeverdachte] onder andere geldbedragen van 4.000,- dollar en € 3.000,- heeft gewisseld.
Verdachte en [medeverdachte] hebben daarnaast op 18 mei 2019 grote geldbedragen in contanten vervoerd. Bij hun aanhouding is in de handtas van verdachte ongeveer tienduizend dollar en tienduizend euro aangetroffen. In de portemonnee van [medeverdachte] is ongeveer vierduizend dollar en vierhonderd euro gevonden. Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte en [medeverdachte] is bovendien nog meer contant geld gevonden. In totaal is er een bedrag van 73.216,- dollars en € 25.415,- aangetroffen en in beslag genomen. Dit geldbedrag houdt omgerekend in de destijds geldende valuta in: € 91.032,00.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van een criminele herkomst van de aan verdachte tenlastegelegde geldbedragen. De rechtbank gaat ervan uit dat zowel verdachte als [medeverdachte] wetenschap hebben gehad van de gehele omvang van het inbeslaggenomen geld. Verdachte en medeverdachte zijn een stel en wonen in hetzelfde huis, waarbij een groot deel van het inbeslaggenomen geld is aangetroffen in een slaapkamer die aan hen toegeschreven wordt en waarvan de deur op slot zat. De rechtbank stelt daarom vast dat het witwasvermoeden ten aanzien van het gehele tenlastegelegde bedrag van toepassing is voor beide verdachten.
Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Verklaring van verdachte en medeverdachte
Verdachte heeft tijdens haar politieverhoor geen verklaring gegeven over de herkomst van het inbeslaggenomen geld en heeft ontkend hiervan af te hebben geweten. Zij heeft aangegeven geen werk te hebben. In verband met haar import- en exportbedrijf heeft zij leningen afgesloten bij Nederlandse en Spaanse banken. Daarnaast heeft verdachte een appartement in Venezuela verkocht, maar zij kan niet bij de opbrengst van de verkoop vanwege de politieke situatie in dat land.
[medeverdachte] heeft verklaard dat het inbeslaggenomen geld van hem is en dat verdachte niet af weet van het gevonden geld in hun woning. Hij heeft als verklaring voor de herkomst aangegeven dat hij grond heeft verkocht in Venezuela. De opbrengst heeft hij in delen vanuit Venezuela laten overkomen. Daarnaast heeft hij geld verdiend met het verkopen van auto’s en het werken als schoonmaker. In totaal heeft hij ongeveer 15 à 20.000 euro geleend ten behoeve van een eigen bedrijf.
Verdachte en [medeverdachte] hebben hun verklaringen over de herkomst van het inbeslaggenomen contante geld met schriftelijke stukken onderbouwd. Zij betogen dat verdachte € 42.900,- heeft geleend bij Spaanse banken en ongeveer € 14.000,- heeft opgenomen van creditcards. [medeverdachte] heeft ongeveer € 33.000,- ontvangen vanuit Spaanse leningen en creditcardopnames. Daarnaast heeft hij in juni 2019 twee auto’s verkocht en in de periode van december 2018 tot met mei 2019 totaal € 8.904,31 aan loon ontvangen als schoonmaker. De verkoopopbrengst van zijn woning in Venezuela bedroeg 40.000 dollars.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] hiermee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring hebben gegeven dat de inbeslaggenomen geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Onderzoek van de gegeven verklaringen
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaringen van verdachte en [medeverdachte]. De rechtbank is van oordeel dat uit dit onderzoek naar voren komt dat verdachte en [medeverdachte] over grote contante bedragen hebben kunnen beschikken die niet kunnen worden verklaard door legale inkomsten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De opgegeven legale inkomsten zien grotendeels op inkomsten gegenereerd uit afgesloten geldleningen en opgenomen geldbedragen van creditcards in de periode van 2016 tot 2018. Niet is vast komen te staan dat dit geleende geld het geld is dat bij verdachten op 18 mei 2019, en daarmee geruime tijd later, in contanten is aangetroffen. De door verdachten opgegeven inkomstenbronnen verklaren evenmin de op die datum aangetroffen geldbedragen. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk beheerder zijn van het exportbedrijf ‘[naam bedrijf]’. Uit informatie van de Spaanse autoriteiten blijkt echter dat dit bedrijf geen werkelijke financiële activiteiten heeft verwezenlijkt, waardoor het volgens de Spaanse autoriteiten een fictief opgezet bedrijf betreft. Van verdere inkomsten van verdachte is niet gebleken.
Het inkomen van [medeverdachte] is te summier om de omvang van de tenlastegelegde bedragen te ondervangen. Uit onderzoek naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] is immers gebleken dat hij tot de dag van de aanhouding een salaris van € 7.289,83 heeft ontvangen van zijn werkgever. [medeverdachte] heeft daarnaast gesteld opbrengsten uit de verkoop van auto’s te hebben ontvangen. Deze auto’s zijn echter pas na de tenlastegelegde datum verkocht en kunnen daarom niet de aangetroffen geldbedragen verklaren. Uit de door [medeverdachte] overgelegde stukken blijkt tot slot wel dat hij een woning heeft gekocht in de zomer van 2015 in Venezuela, maar niet dat hij deze woning in juli 2017 daadwerkelijk heeft verkocht. Ook hieruit worden de aangetroffen contante geldbedragen dus niet verklaard.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het vermoeden van witwassen niet heeft weerlegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de contante geldbedragen met een totaal van 73.216,- dollar en 25.415,- euro onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit ook wist. Verdachte heeft deze contante bedragen voorhanden gehad en omgezet. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte dit geld heeft witgewassen.
Medeplegen van witwassen
De rechtbank is verder van oordeel dat in de gegeven omstandigheden sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Er was sprake van een economische eenheid, omdat zij een liefdesrelatie hadden en samenwoonden. Daarnaast hebben zij samengewerkt bij het verrichten van de verschillende geldwisseltransacties die zijn waargenomen op 18 mei 2019. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is van medeplegen.