In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een huurrechtkwestie tussen Custodian Vesteda Fund I B.V. en de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Vesteda vorderde betaling van een huurachterstand van € 7.133,90, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen, waarbij de huurachterstand tot en met december 2024 is vastgesteld op € 4.368,24. De vordering tot ontbinding en ontruiming is afgewezen, ondanks de huurachterstand van meer dan drie maanden. De kantonrechter heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de gedaagden, waaronder langdurige ziekte en een bedrijfsongeval, die hebben geleid tot financiële problemen. De rechter oordeelde dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst niet van voldoende gewicht was om ontbinding te rechtvaardigen. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, maar de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning zijn niet toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de persoonlijke omstandigheden van huurders in huurrechtelijke geschillen.