3.3.1.Het (medeplegen van) gewoontewitwassen
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen moet wettig en overtuigend worden bewezen dat de op de tenlastelegging genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn, dat verdachte dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden, en dat hij die geldbedragen voorhanden heeft gehad.
Het voorhanden hebben van de geldbedragen
De rechtbank stelt vast dat verdachte de geldbedragen € 18.850,-, € 29.766,- en € 20.000,- voorhanden heeft gehad.
Het witwasvermoeden
Op basis van het dossier kan geen specifiek misdrijf worden vastgesteld waaruit de geldbedragen afkomstig zijn. Ook als niet een concreet misdrijf aan te wijzen valt, kan onder omstandigheden worden bewezen dat in dit geval de geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Er moet dan sprake zijn van een witwasvermoeden op basis van de feiten en omstandigheden waaronder de geldbedragen zijn aangetroffen. Als dat vermoeden er is, is het aan verdachte om een verklaring te geven over de legale herkomst van de geldbedragen. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Als de verklaring van verdachte daaraan voldoet, is het openbaar ministerie aan zet om nader onderzoek naar de herkomst van de geldbedragen te doen.
Verdachte is als verdachte van witwassen in beeld gekomen doordat in zijn woning in zijn slaapkamer in een ladeblok een contant geldbedrag van € 18.850,- is aangetroffen, terwijl het in huis bewaren van een dergelijk contant geldbedrag een groot veiligheidsrisico oplevert. Naar aanleiding hiervan is de financiële situatie van verdachte in kaart gebracht. Daaruit is gebleken dat verdachte in de periode van 22 juni 2017 tot en met 16 januari 2019 op zijn bankrekening via verschillende transacties de tenlastegelegde geldbedragen van [naam bedrijf] gevestigd te [plaats] (hierna: [naam bedrijf] ) en [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ) heeft ontvangen, waarbij in de omschrijvingen werd aangegeven dat het ging om een lening en om dividenden. Uit het dossier komt niet naar voren dat verdachte indertijd daadwerkelijk betrokken was bij de bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf] of [naam bedrijf 2] . De bankrekening van [naam bedrijf] werd gevoed door geldboekingen vanaf de rekeningen van de aan zijn medeverdachte [naam medeverdachte] te liëren vennootschappen [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] en van de rekening van de medeverdachte zelf. Op die rekeningen vonden aanzienlijke contante stortingen en interne overboekingen plaats, waarvoor een zakelijke grondslag niet is gebleken. De overboekingen naar verdachte werden veelal voorafgegaan door contante stortingen op één of meer van deze rekeningen van medeverdachte. Verder is gebleken dat verdachte in 2022 is veroordeeld voor het aanwezig hebben van harddrugs. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen voornoemde omstandigheden een vermoeden van witwassen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van de geldbedragen.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ten aanzien van het contante geldbedrag van € 18.850,- verklaard dat € 13.850,- afkomstig is uit zijn verdiensten als personal trainer waarvoor hij contant is uitbetaald. Daarnaast is € 5.000,- afkomstig van zijn vriendin, [naam vriendin] (hierna: [naam vriendin] ), en zij heeft dit bedrag contant van haar opa, [naam opa] (hierna: [naam opa] ), gekregen.
Met betrekking tot de overboekingen vanaf de bankrekeningen van [naam bedrijf] en [naam bedrijf 2] heeft verdachte verklaard dat hij werkzaamheden, bestaande uit klantenwerving, voor [naam bedrijf 2] heeft verricht. Daarvoor werd er maandelijks een vast bedrag van € 2.500,- en later van € 3.250,- uitbetaald op zijn bankrekening. Dit was geen dividend. Daarentegen heeft verdachte geen betrokkenheid bij [naam bedrijf] gehad en evenmin heeft hij werkzaamheden voor [naam bedrijf] verricht. Hij heeft niet aan medeverdachte [naam medeverdachte] gevraagd waarom hij door [naam bedrijf] werd uitbetaald. Verder vermoedt verdachte dat hij aan medeverdachte [naam medeverdachte] om een lening heeft gevraagd als in de omschrijving van een overboeking van € 5.000,- “lening” staat genoteerd. Het was in ieder geval geen voorschot op zijn werkzaamheden.
Ter onderbouwing van het voorgaande heeft de raadsman stukken overgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het vermoeden van witwassen niet door de verklaring van verdachte wordt weerlegd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel verdachte ten aanzien van het contante geldbedrag ter hoogte van € 13.850,- een verklaring heeft gegeven, is deze verklaring onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Zo is volstrekt onduidelijk gebleven wie de klanten van verdachte waren en over welke periode zij dit (totaal)bedrag aan verdachte zouden hebben betaald. De verklaringen van de klanten die, pas kort voor de zitting, ter onderbouwing zijn overgelegd kunnen de herkomst van het aangetroffen geldbedrag niet verklaren. Zo zien deze verklaringen op de periode van 2011 tot en met 2012 en van 2015 tot en met 2018, terwijl het geldbedrag op 7 januari 2021 is aangetroffen, en heeft slechts één van de vijf klanten aangegeven dat er contant is betaald. Daarnaast is de verklaring ten aanzien van het contante geldbedrag ter hoogte van € 5.000,- weliswaar concreet en verifieerbaar, maar moet deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank na onderzoek als volstrekt onaannemelijk terzijde worden geschoven. Uit informatie van de bewindvoerster is naar voren gekomen dat in de boedelbeschrijving geen opgaaf is gedaan van het bezit een contant geldbedrag van € 5.000,-, er nooit een schenking aan [naam vriendin] heeft plaatsgevonden en dat [naam opa] vanwege zijn medische toestand niet in staat was om een schenking van dit bedrag te verzwijgen voor de bewindvoerster en evenmin om een dergelijke schenking te doen. De door de raadsman overgelegde schriftelijke verklaring van de moeder van [naam vriendin] maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Voor zover de verklaring van verdachte met betrekking tot de overboekingen ter hoogte van € 29.766,- en € 15.000,- vanaf de bankrekeningen van [naam bedrijf] en [naam bedrijf 2] concreet en verifieerbaar is, is ook daar naar onderzoek gedaan. Uit de verklaringen van de klanten die door verdachte zouden zijn geworven en uit de stukken van [naam bedrijf 2] blijkt niet dat verdachte ten tijde van de ontvangst van deze bedragen daadwerkelijk op enigerlei wijze voor [naam bedrijf 2] heeft gewerkt. Desondanks heeft verdachte via verschillende transacties geldbedragen van [naam bedrijf] en [naam bedrijf 2] ontvangen. Verdachte heeft geen verklaring gegeven waarom in de transactieomschrijving daarvan dividend is genoteerd, terwijl het volgens zijn verklaring salaris betrof. Ook heeft verdachte geen verklaring gegeven waarom de betalingen voor zijn werkzaamheden ten aanzien van [naam bedrijf 2] vanaf de bankrekening van [naam bedrijf] zijn gedaan. Gelet op het voorgaande is dit deel van de verklaring op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De door de raadsman overgelegde stukken maken dit niet anders. Daarnaast is de verklaring van verdachte ten aanzien van de overboeking van € 5.000,- door [naam bedrijf 2] met in de omschrijving “lening” onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
Bij deze stand van zaken concludeert de rechtbank, met inachtneming van de opmerkelijke contante stortingen en overboekingen binnen de holding van de medeverdachte, dat een criminele herkomst van de geldbedragen de enige aanvaardbare verklaring is, nu het witwasvermoeden niet door verdachte is weerlegd. Onder bovenvermelde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook wist dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht in het licht van het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Medeplegen
Ten aanzien van de geldbedragen € 29.766,- en € 20.000,- is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze bedragen samen met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft witgewassen, omdat medeverdachte [naam medeverdachte] de overboekingen vanaf de bankrekeningen van [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf] aan verdachte heeft gedaan. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van het witwassen van voornoemde bedragen.
Daarentegen vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte het geldbedrag van € 18.850,- samen met een ander heeft witgewassen. Er is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeplegen kan ten aanzien van dit geldbedrag daarom niet worden bewezen.
Gewoonte
Het witwassen heeft plaatsgevonden over een lange periode en door middel van vele – vaak maandelijkse – transacties. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Partiële vrijspraakMet de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag van € 29.100,-, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte dit geldbedrag voorhanden heeft gehad.