ECLI:NL:RBAMS:2024:8350

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
13/123349-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarig stiefkind

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarig stiefkind. De tenlastelegging omvatte het knijpen in de borsten en billen van het slachtoffer, evenals het verzoek aan het slachtoffer om zijn geslachtsdeel vast te pakken. De officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, heeft integrale vrijspraak gevorderd, stellende dat er geen ondersteunend bewijs was voor de verklaring van het slachtoffer. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.C. Swier, heeft eveneens vrijspraak bepleit en betoogd dat de verklaring van het slachtoffer niet betrouwbaar was, gezien de tegenstrijdigheden en de context van een conflict tussen de verdachte en de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, waardoor niet werd voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De kosten zijn voor beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/123349-23
Datum uitspraak: 7 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de slachtofferverklaring van [slachtoffer] .

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – primair ten laste gelegd dat hij zich in het jaar 2019 en/of 2020 te Amstelveen heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarig stiefkind of de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , door [slachtoffer] in haar borsten te knijpen, in haar billen te knijpen en/of haar te vragen zijn geslachtsdeel vast te pakken. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het plegen van ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale vrijspraak. De officier van justitie ziet geen ondersteunende bewijsmiddelen in het dossier voor de betrouwbare verklaring van [slachtoffer] . Hierdoor is niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Verdachte ontkent dat hij seksueel contact met [slachtoffer] heeft gehad en er is geen steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] dat dit wel zo is.. Daarnaast is de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar gelet op de tegenstrijdigheden in die verklaring en het feit dat zij haar beschuldigingen heeft geuit tegen de achtergrond van een conflict tussen verdachte en haar moeder over de omgangsregeling van haar zusje.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs dat een verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen kan op grond van de wet en de daarop betrekking hebbende rechtspraak niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één persoon. Dat betekent dat de verklaring van [slachtoffer] over seksueel misbruik door verdachte in voldoende mate moet worden ondersteund door bewijsmateriaal dat afkomstig is uit een andere bron dan [slachtoffer] zelf. Dit is het zogeheten bewijsminimum.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] niet wordt ondersteund door ander (steun)bewijs in het dossier, zodat niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

5.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. J.M. van Hall en H.J. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2024.
[…]