6.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door met kracht in de linkerflank van het slachtoffer te steken waarbij ernstig letsel is ontstaan. Daarnaast heeft verdachte nog ten minste tweemaal geprobeerd het slachtoffer ter hoogte van zijn hals te raken. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer ondervindt ook nu nog hinder van het toegebrachte letsel en zal de rest van zijn leven een groot ontsierend litteken op zijn buik hebben. Het incident heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag bij het station Bijlmer Arena, een plek waar veel mensen voorbij komen en kennis konden nemen van het steekincident. Het handelen van verdachte draagt daarmee bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie in de openbare ruimte. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met het voorhanden hebben van een vuurwapen heeft verdachte een potentieel gevaarlijke situatie gecreëerd, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dit geldt te meer nu in dit wapen ook vijf patronen zijn aangetroffen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 6 september 2024 opgemaakt in het kader van de voorgeleiding voor de rechter-commissaris en heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door getuige-deskundige [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, ter zitting, is verklaard. Zij heeft kortgezegd verklaard dat het rapport in zekere zin achterhaald is en het niet duidelijk is of verdachte de intrinsieke motivatie heeft om met de reclassering aan de slag te gaan. Uit eerder contact is gebleken dat opgelegde trainingen niet uitvoerbaar zijn. Ook kan zij niet vaststellen of er veiligheidsrisico’s zijn en als dat zo is, hoe ernstig die zijn.
Voorwaardelijke verzoek tot aanhouding van de raadsman
De rechtbank ziet in dit stadium van het geding geen aanleiding de zaak aan te houden voor nader onderzoek, nu niet duidelijk is wat voor onderzoek nodig zou zijn. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en zal daarom de zaak niet aanhouden. Nu de noodzaak voor nader onderzoek niet is gebleken wordt het verzoek afgewezen.
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en intensiteit van het door verdachte toegepaste geweld en al hetgeen hierboven in het kader van de ernst en de persoon van de verdachte is overwogen, acht de rechtbank geen andere straf dan een gevangenisstraf gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de straffen die in andere zaken worden opgelegd voor een poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Vaststaat dat verdachte in staat is geweest een gewelddadig en ernstig misdrijf te plegen zonder enige aanleiding. Dat maakt dat de rechtbank gegronde vrees heeft dat verdachte in de toekomst opnieuw in staat zal zijn een ernstig (gewelds)misdrijf te plegen. De rechtbank is daarom van oordeel dat, ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de veiligheid van personen, de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel nodig is, zodat ook na afloop van de opgelegde gevangenisstraf gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden kunnen worden toegepast. Aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel is voldaan: verdachte wordt tot een gevangenisstraf veroordeeld wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank daarom aan verdachte ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op leggen.
Contactverbod
Ook vindt de rechtbank het, met de raadsvrouw van de benadeelde partij, passend en geboden om aan verdachte een contactverbod in de zin van artikel 38v Sr op te leggen. Dit contactverbod houdt in dat verdachte gedurende een periode van vijf jaren geen – direct of indirect – contact met [aangever] mag opnemen.