ECLI:NL:RBAMS:2024:827

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/13/719368 / FA RK 22-3937
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling en toewijzing informatieregeling in familiezaken

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 16 februari 2024, is een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en zijn minderjarige kind afgewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Heijselaar, verzocht om een omgangsregeling waarbij de man eens in de twee weken op zaterdag van 12:00 tot 17:00 uur met het kind zou kunnen omgaan. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.M. Stam, verzet zich tegen deze regeling vanwege zijn slechte relatie met de vrouw en de mogelijke negatieve impact op het kind. De rechtbank heeft de bezwaren van de man serieus genomen en geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om eerst op een andere manier contact te leggen, bijvoorbeeld door het sturen van foto's en kaartjes. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van de vrouw tot een omgangsregeling afgewezen, maar heeft wel een informatieregeling toegewezen. Dit houdt in dat de vrouw de man elk kwartaal een update moet geven over de gezondheid, schoolgang en andere belangrijke zaken van het kind, inclusief een recente foto. Daarnaast is de man verplicht om € 254,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, met ingang van 8 mei 2023. De kosten van het DNA-onderzoek worden door beide partijen gedeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/719368 / FA RK 22-3937
Beschikking van 16 februari 2024 betreffende een omgangsregeling, informatieregeling, kinderalimentatie en kostenveroordeling
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. I. Heijselaar te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.M. Stam te Zaandam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikking van 4 oktober 2023, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het F9-formulier van de man van 18 januari 2024;
- het F9-formulier van de man van 26 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 januari 2024.
Verschenen zijn: - de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en mw J.M. Boom, tolk Portugees,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- mevrouw [naam] namens de Raad.
1.3.
Mr. Heijselaar heeft tijdens de mondelinge behandeling pleitaantekeningen overgelegd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 4 oktober 2023. Bij deze beschikking heeft de rechtbank het ouderschap van de man vastgesteld ten aanzien van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2020 en de overige verzoeken, met betrekking tot de omgangsregeling, de informatieregeling, de kinderbijdrage en de kostenveroordeling aangehouden.
Omgangsregeling
2.2.
Ingevolge artikel 1:377a BW heeft een kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
2.3.
De vrouw verzoekt een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige] eens in de twee weken op zaterdag van 12:00 uur tot en met 17:00 uur, voorafgegaan door een stapsgewijze opbouw, in eerste instantie onder begeleiding, althans een omgangsregeling die de rechtbank in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt. De vrouw voert voor haar verzoek aan dat [minderjarige] een vader mist en nieuwsgierig is naar de man. Zij begrijpt niet dat haar vader haar niet wil zien. De vrouw verwijst naar rechtspraak waarin een ouder gedwongen kan worden tot omgang.
2.4.
De man heeft zich verweerd tegen dit verzoek. Hij geeft aan voorlopig geen omgang te willen, mogelijk in de toekomst wel. Hij beroept zich op zwaarwegende belangen aan zijn kant om geen omgang te hebben, te weten de zeer slechte relatie die hij met de vrouw heeft en de daardoor te verwachten spanningen die [minderjarige] zullen belasten en verder het effect op zijn andere dochter, die hem de relatie met de vrouw kwalijk neemt. Hij vindt dat van hem niet kan worden gevergd dat er tegen zijn zin een omgangsregeling met het kind wordt vastgesteld. Daarnaast is de man bang dat bij dit kind weer betrokkenheid van Jeugdzorg zal volgen, iets waar hij slechte ervaringen mee heeft. Hij stelt een nieuw traject met hulpverlening simpelweg emotioneel niet aan te kunnen. Wel wil hij graag informatie over [minderjarige] ontvangen.
2.5.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de weerstand die de man heeft tegen vaststelling van een omgangsregeling in dit geval en onder deze omstandigheden serieus genomen moet worden. Voor [minderjarige] is echter heel belangrijk dat zij in ieder geval weet wie haar vader is en hoe hij eruitziet. De Raad is daarom van mening dat er wel van de man gevraagd kan worden foto’s en/of kaartjes aan [minderjarige] te sturen, zodat haar kan worden uitgelegd wie haar vader is en zij het gevoel kan hebben dat ze een vader heeft. De man hoeft dan nog niet direct fysiek betrokken te worden. De man is bereid om kinderalimentatie te betalen en neemt op dat vlak wel zijn verantwoordelijkheid. Als de man daarin toestemt kan het contact op een later moment wat worden uitgebreid en kan er misschien worden gemaild, waarbij de man en [minderjarige] elkaar over zichzelf vertellen. De Raad adviseert de man om het FIOM te benaderen. Verder is belangrijk dat de vrouw de man kan laten weten hoe met [minderjarige] gaat en wat zij leuk vindt, zodat de man kan reageren op die informatie. Het is belangrijk dat [minderjarige] een positief gevoel bij de man heeft.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang is van [minderjarige] als zij, door middel van regelmatig (maandelijks) foto’s en kaartjes sturen door de man, eerst op de hoogte raakt wie haar vader is en hoe hij eruit ziet. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij daartoe bereid is en de rechtbank zal dit vastleggen in de beschikking. De rechtbank acht het op dit moment niet opportuun om een vaste omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] vast te stellen, gelet op de gevoelens van de man. De verwachting van de rechtbank is dat een afgedwongen regeling in dit geval meer kwaad dan goed zal doen. Het daartoe strekkende verzoek van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
Informatieregeling
2.7.
De man verzoekt een informatieregeling vast te stellen, inhoudende dat de vrouw ieder kwartaal, op de eerste werkdag van het kwartaal aan de man per e-mail een update zal geven over:
- de gezondheid van de minderjarige;
- indien van toepassing: de schoolgang en schoolresultaten van de minderjarige;
- indien van toepassing: de sport van de minderjarige;
- indien van toepassing: de hobby’s van de minderjarige;
- de (andere) interesses van de minderjarige;
- en om daarbij een recente goed gelijkende kleurenfoto mee te sturen.
2.8.
De vrouw wenst dat het verzoek van de man om een informatieregeling alleen wordt toegewezen als er een omgangsregeling wordt vastgesteld.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] zal zijn als het verzoek van de man om informatie wordt toegewezen. Het contact tussen de man en [minderjarige] zal hopelijk op gang komen als de man op de hoogte is van wat er speelt in het leven van [minderjarige] en hij haar beter leert kennen. Nu de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven zich ook niet langer tegen het verzoek van de man te verzetten zal de rechtbank het verzoek toewijzen.
Kinderbijdrage
2.10.
De vrouw verzoekt de kinderbijdrage vast te stellen op € 500,- per maand, subsidiair op een kinderbijdrage conform de wettelijke maatstaven en meer subsidiair op € 254,- per maand telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met terugwerkende kracht tot 1 juni 2020, dan wel 1 januari 2021, althans de datum waarop zij de man heeft aangeschreven, althans de datum van het verzoek, althans op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist en in het belang van het kind, subsidiair van de vrouw acht, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.11.
De man heeft zich verweerd tegen het primaire verzoek om een kinderbijdrage. Bij op zitting gewijzigd verzoek verzoekt de man kinderalimentatie te bepalen op € 254,- per maand met ingang van de datum van het DNA-onderzoek.
De man verzet zich tegen de door de vrouw verzochte eerdere ingangsdatum van 1 juni 2020 danwel 1 januari 2021. De vrouw was destijds nog getrouwd en het was bekend dat zij wisselende contacten had. Zij heeft in 2021 nog geprocedeerd over de ontkenning van het vaderschap van haar echtgenoot en heeft de man destijds niet bij die procedure betrokken. Blijkens de beschikking van 12 mei 2021 weigerde de vrouw duidelijkheid te verschaffen over de werkelijke vader. De uitslag van het DNA-onderzoek kwam als een grote schok voor de man. De man hoefde niet eerder dan de uitslag van het DNA-onderzoek er rekening mee te houden dat hij kinderalimentatie zou moeten betalen.
2.12.
De rechtbank zal de verplichting tot betaling van een kinderbijdrage laten ingaan op 8 mei 2023, zijnde de datum van de DNA-rapportage nu de man vanaf dat moment rekening heeft kunnen houden met vaststelling van een bijdrage en de man tijdens de mondelinge behandeling ook heeft verklaard bereid te zijn met ingang van deze datum een bijdrage te betalen.
2.13.
De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat kan worden uitgegaan van de stukken van de man met betrekking tot zijn inkomen en dat de berekeningen van de man ten aanzien van de kosten van het kind en de draagkracht van de man kunnen worden gevolgd. De rechtbank zal deze berekeningen daarom aanhechten aan de beschikking.
2.14.
Hieruit volgt dat de man met ingang van 8 mei 2023 € 254,- per maand aan de vrouw dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De rechtbank wijst partijen erop dat de onderhoudsbijdrage met ingang van 1 januari 2024 moet worden geïndexeerd.
Kostenveroordeling DNA-onderzoek
2.15.
De vrouw verzoekt om de man ex rechtsoverweging 3.9. van de genoemde beschikking van 15 februari 2023 in de kosten verbonden aan het deskundigenonderzoek te veroordelen.
2.16.
De man verzoekt om de proceskosten, waaronder het DNA-onderzoek te compenseren. Hij vindt het redelijk partijen de kosten delen.
2.17.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van het DNA-onderzoek bij helfte door partijen dienen te worden gedragen, nu zij beiden een min of meer gelijk aandeel hebben gehad in de ontstane situatie.
Overige proceskosten
2.18.
Zoals gebruikelijk in familiezaken dient iedere partij zijn eigen proceskosten te dragen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de vrouw is gehouden ieder kwartaal, op de eerste werkdag van het kwartaal aan de man per e-mail een update zal geven over:
- de gezondheid van de minderjarige;
- indien van toepassing: de schoolgang en schoolresultaten van de minderjarige;
- indien van toepassing: de sport van de minderjarige;
- indien van toepassing: de hobby’s van de minderjarige;
- de (andere) interesses van de minderjarige,
- en om daarbij een recente goed gelijkende kleurenfoto mee te sturen;
3.2.
bepaalt dat de man € 254,- per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige, met ingang van 3 mei 2023, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.3.
veroordeelt de man en de vrouw elk bij helfte in de kosten verbonden aan het deskundigenonderzoek en deze als volgt te voldoen:
aan de griffier van deze rechtbank:
€ 685,- aldus voor ieder €
342,50,-,
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders verzochte af;
3.6.
bepaalt dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Overmars, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 16 februari 2024 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).