In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2024 een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, die als krakers van een bedrijfspand aan de Donauweg te Amsterdam worden aangeduid, en de besloten vennootschap Donauweg Amsterdam B.V., de eigenaar van het pand. De eisers verzetten zich tegen een eerder verstekvonnis dat op 9 december 2024 was uitgesproken, waarbij de ontruiming van het pand was toegewezen. De eisers stelden dat de voorwaarden voor de verkorting van de dagvaardingstermijn niet waren nageleefd, omdat zij niet tijdig op de hoogte waren gesteld van de zitting en geen conceptdagvaarding hadden ontvangen, ondanks dat de eigenaresse van het pand bekend was met hun contactgegevens.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de schending van deze voorwaarden een kennelijke misslag opleverde, waardoor het verstekvonnis niet zonder meer had mogen worden verleend. De rechter benadrukte dat de belangen van de krakers bij schorsing van de executie van het verstekvonnis zwaarder wegen dan de belangen van Donauweg, vooral omdat het verstekvonnis niet was gebaseerd op een partijdebat. De voorzieningenrechter besloot daarom de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis te schorsen totdat in de verzetprocedure was beslist. Tevens werd Donauweg veroordeeld in de proceskosten, die op dat moment waren begroot op € 1.511,42.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van procesuele voorwaarden en de rechten van gedaagden in kort geding procedures, vooral wanneer het gaat om ontruimingen en de bescherming van hun belangen. De voorzieningenrechter gaf de krakers de raad om de verzetprocedure zo spoedig mogelijk aanhangig te maken, gezien de oplopende schade aan de zijde van Donauweg.