ECLI:NL:RBAMS:2024:8241

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
13/306919-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2024 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten op 4 september 2024. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB voortgezet na eerdere zittingen op 14 november 2024 en een tussenuitspraak op 28 november 2024. Tijdens de zitting op 12 december 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. In de tussenuitspraak van 28 november 2024 is reeds geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, evenals over de dubbele strafbaarheid en de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft geen weigeringsgronden gevonden die zich verzetten tegen de overlevering, zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, en de raadsman heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de overlevering. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op de zitting van 12 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/306919-24
Datum uitspraak: 12 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 27 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 september 2024 door
the Satu Mare Court,Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft – na een eerdere behandeling op de zitting van 14 november 2024 en een tussenuitspraak op 28 november 2024 – nu plaatsgevonden op de zitting van 12 december 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op de zitting van 14 november 2024 met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank op de zitting van 14 november 2024 voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft op de zitting van 12 december 2024 het onderzoek gesloten en direct uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 28 november 2024 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid en de detentieomstandigheden zoals bedoeld in artikel 11 OLW. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 5 van de tussenuitspraak van 28 november 2024. De overwegingen uit voornoemde uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Per brief van 3 december 2024 van hebben de Roemeense autoriteiten de in de tussenuitspraak gestelde vragen voor zover relevant als volgt beantwoord:
“Regarding the criminal judgment no. 894/06.06.2014 of the Satu Mare Court, final on 07.07.2024, pronounced in case no. 169/296/2014, the defendant was aware of the existence of this criminal case, he was present at the trial sessions assisted by the elected lawyer named Cozma Adrian.
(…)
At the same time, we mention that the convicted person, if extradited, has the right to request the reopening of the criminal proceedings.”
Daarnaast is per e-mailbericht van 9 december 2024 door het IRC een proces-verbaal van bevindingen overgelegd van 6 december 2024, opgesteld door mr. W.A.C. Mulder, liaison magistraat voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Verenigd Koninkrijk. Hieruit blijkt het volgende:
“Het IRC Amsterdam heeft mij benaderd met het verzoek om na te gaan of de heer [opgeëiste persoon] aanwezig is geweest op zijn zittingen in het VK in het jaar 2018 en 2022.
Mij is informeel aangegeven dat de heer [opgeëiste persoon] aanwezig is geweest op zijn zitting in het jaar 2022.”
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij zich – gelet op de verstrekte verzetgarantie – niet verzet tegen het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, nu gelet op de aanvullende informatie de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien vancriminal judgment number 894/06. 06.06.2014van the Satu Mare Court, final on 07.07.2014 met kenmerk 169/296/2014
Uit de hierboven beschreven aanvullende informatie van 3 december 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest bij het proces waarbij aan hem de aanvankelijk voorwaardelijke straf is opgelegd. Ten aanzien van deze beslissing levert artikel 12 OLW dan ook geen weigeringsgrond op.
Ten aanzien van de beslissing tot tenuitvoerlegging van 15 juli 2024van the Court of Satu Mare
Uit voornoemde aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon ook bij de Engelse strafzaak in 2022 in persoon aanwezig was, zodat ook deze beslissing naar het oordeel van de rechtbank geen weigeringsgrond in de zin van artikel 12 OLW oplevert.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Satu Mare Court,Roemenië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mr. J.P.W. Helmonds en mr. D.A. Segbedzi rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede en mr. E.A. Harland, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.