Uitspraak
beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/656451-11
Beslissing op vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van
3 mei 2023 in de zaak tegen:
3 mei 2023 in de zaak tegen:
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteland 1] ( [geboorteland 2] ),
thans gedetineerd in het [detentieadres] ,
die bij vonnis van de rechtbank van 25 april 2012 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling bij beslissing van deze rechtbank van 15 juni 2021 werd verlengd met één jaar en de dwangverpleging onder voorwaarden werd beëindigd. Deze terbeschikkingstelling werd laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 19 mei 2022 verlengd met één jaar.
1.De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie van 3 mei 2023 strekt tot het verlengen van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar.
De officier van justitie heeft op de zitting van 4 januari 2024 (in overeenstemming met het ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie op 27 juni 2023) haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij vordert de schriftelijke vordering af te wijzen, zodat de terbeschikkingstelling eindigt, mits een zorgmachtiging wordt verleend.
2.De procesgang
2.1
Procesverloop
Op 7 en 27 maart 2023 hebben respectievelijk psychiater I. Maksimović en de reclassering geadviseerd om de terbeschikkingstelling niet te verlengen met gelijktijdige oplegging van een zorgmachtiging.
Op de zitting van 27 juni 2023 is de vordering van de officier van justitie inhoudelijk behandeld. De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling af te wijzen mits er tegelijkertijd een zorgmachtiging wordt afgegeven. De advocaten van de terbeschikkinggestelde (mrs. Oosthoek en De Lange) hebben hetzelfde verzocht. Het onderzoek ter zitting is vervolgens gesloten.
Uit de tussenbeslissing van de rechtbank van 11 juli 2023 blijkt dat op 6 juli 2023 de voorlopige hervatting van de dwangverpleging werd bevolen door de rechter-commissaris,
omdat de terbeschikkinggestelde kort na de zitting op 27 juni 2023 is gestopt met zijn medicatie waardoor hij (fors) ontregeld is geraakt. De rechtbank heeft de zaak om die reden heropend. Op 1 augustus en 31 oktober 2023 is de zaak vervolgens pro forma behandeld.
2.2
Stukken in het dossier
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 7 maart 2023 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de psychiater I. Maksimović, waarin wordt geadviseerd de tbs-maatregel niet te verlengen met een gelijktijdige verlening van een zorgmachtiging;
- het op 27 maart 2023 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering door Reclassering Nederland uitgebrachte advies, waarin geadviseerd wordt de tbs-maatregel niet te verlengen met een gelijktijdige verlening van een zorgmachtiging;
- het aanvullend advies van Reclassering Nederland van 27 juli 2023;
- het aanvullend psychiatrisch onderzoek van 13 oktober 2023 van de psychiater
- de beslissing van deze rechtbank van 15 juni 2021, waarbij de terbeschikkingstelling werd verlengd met één jaar en de dwangverpleging onder voorwaarden werd beëindigd;
- de beslissing van deze rechtbank van 19 mei 2022, waarbij de terbeschikkingstelling met één jaar werd verlengd;
- de vordering van de officier van justitie van 3 mei 2023 tot verlenging van de terbeschikkingstelling;
- de tussenbeslissing van deze rechtbank van 11 juli 2023;
- de processen-verbaal van de zittingen van 27 juni, 1 augustus en 31 oktober 2023;
De rechtbank heeft op 4 januari 2024 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. W.M. Oosthoek, advocaat te Rotterdam, alsmede de deskundige [deskundige] , verbonden aan Reclassering Nederland, op de openbare terechtzitting gehoord. Eveneens gehoord zijn mr. M.H. de Lange, advocaat te Vlaardingen, zijnde de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde met betrekking tot de aangevraagde zorgmachtiging en in dat kader ook de heer P.V. van Kempen, als GZ-psycholoog verbonden aan De Waag. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
Aan genoemde adviezen van psychiater I. Maksimović van 7 maart en 13 oktober 2023 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie, een verstandelijke beperking (conceptueel domein:
licht; sociale en praktische domein: matig) en een ongespecificeerde parafiele stoornis (hyper-
seksualiteit), thans in remissie. In het verleden was er sprake van een stoornis in cannabisgebruik, die in langdurige volledige remissie is geraakt in een gereguleerde omgeving. In het verleden was er tevens sprake van antisociaal gedrag, die samenhing met de negatieve beïnvloeding vanuit een criminele peergroep en ontremming tijdens psychotische decompensaties.
Risicotaxatie, koers en advies
Het risico op crimineel en gewelddadig gedrag vloeit voort uit betrokkenes problematiek en is verhoogd wanneer sprake is van een psychotische decompensatie (dan wel een onder-
behandelde psychose) en een inadequate, dan wel negatieve context waarin betrokkene leeft.
Vanwege zijn verstandelijke beperking is zijn functioneren context-afhankelijk. Betrokkene is beïnvloedbaar en in de context van een negatieve peergroep handelde hij antisociaal en liet hij zich gebruiken voor criminele doeleinden. Vanwege zijn verstandelijke beperking was hij niet zelfstandig in staat om de negatieve spiraal van crimineel gedrag en detenties te doorbreken.
Risico’s zijn tevens inherent aan betrokkenes schizofrenie en afhankelijk van de mate van structurering en toezicht en van effecten van de medicatie. Het type en de dosering van de medicatie luistert bij hem zeer nauw. De volgende omstandigheden verlagen het recidiverisico: als betrokkene zo optimaal als mogelijk ingesteld is op medicatie, als hij voldoende ondersteuning krijgt, als er voldoende zicht is op zijn spanningsopbouw, als hij abstinent blijft en als er rekening wordt gehouden met zijn beperkte draagkracht en met zijn verstandelijke beperking. In de context ‘in zorg’ (wat betekent binnen een adequaat zorgkader) wordt het recidiverisico als laag ingeschat. In de context ‘uit zorg’ zou het risico op gewelddadig gedrag oplopen tot hoog, conform de uitkomst van de actuariële risicotaxatie.
Het risicomanagement bestaat uit een aantal factoren: het zo optimaal als mogelijk ingesteld
zijn op antipsychotische medicatie, het hanteren van vroegsignalering en het bieden van structuur en ondersteuning die aangepast zijn aan de draagkracht van betrokkene, rekening houdend met zijn verstandelijke beperking. Alertheid is geboden voor wat betreft zijn seksualiteit en zijn onafgestemde manier van het omgaan met zijn omgeving, die soms seksuele connotaties heeft, dan wel als zodanig kan worden opgevat. Thans is de hyperseksualiteit vooralsnog in remissie, nadat betrokkene gedurende enkele jaren risperidon heeft gebruikt. Na het staken van risperidon zijn er geen aanwijzingen dat hyperseksualiteit terug is, maar het is nodig om in deze waakzaam te blijven. Mocht betrokkene weer tekenen vertonen van hyperseksualiteit, dan valt te overwegen om medicamenteus te interveniëren. Voor een adequaat risicomanagement is het verder van belang dat betrokkene komt te wonen in een adequate woon/zorg omgeving. Een extern kader blijft nodig om compliance af te dwingen; dit gelet op het gebrekkige probleembesef van betrokkene en het feit, dat hij in juni 2023 gestopt was met het gebruik van de medicatie. De psychiater is van oordeel dat het kader van een zorgmachtiging krachtens de Wet verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (Wvggz) voldoende is om te zorgen dat betrokkene zich aan de nodige afspraken en leefregels houdt en om mogelijkheid te bieden om te interveniëren, mits er sprake is van helderheid over de plek waar betrokkene kan wonen en mist deze plek adequaat is.
De psychiater heeft in gesprekken met de reclassering en [kliniek] diverse mogelijkheden verkend en komt tot de conclusie dat het risicomanagement adequaat kan worden vormgegeven in het kader van een zorgmachtiging uit de Wet verplichte Geestelijke Gezondheidszorg, mits het helder is dat betrokkene in dat kader uit kan stromen naar een adequate woonplek bij [stichting] . Voor een adequaat risicomanagement is een adequate woon/werkomgeving, in combinatie met adequate ambulante begeleiding, van cruciaal belang. In het geval dat er geen zekerheid is omtrent de vraag of betrokkene uit kan stromen naar een adequate woonplek, kan het risicomanagement op de middellange en lange termijn het beste worden gewaarborgd door de lopende maatregel (een tbs-maatregel waarvan het bevel van verpleging voorwaardelijk is beëindigd) te verlengen zodat de reclassering de regie houdt over de uitstroom en op zoek gaat naar een adequate uitstroomplek.
Uit de correspondentie met [stichting] blijkt, dat betrokkene daar nog steeds op de wachtlijst staat, alleen moet er nog worden bekeken voor welke plek. Uitgaande van dit
bericht adviseert de psychiater om de tbs-maatregel niet te verlengen, met een gelijktijdige oplegging van een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 Wet forensische zorg. In dat geval kan betrokkene vanuit het PPC naar [kliniek] , waar hij kan verblijven totdat hij overgaat naar een woon/werkplek van [stichting] . [kliniek] heeft een duidelijke voorkeur voor het kader van een zorgmachtiging boven het kader van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging. Dit vanwege het feit, dat het kader van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging ontoereikend is gebleken in geval dat beperkende maatregelen of dwangmedicatie nodig zijn.
Aan genoemd advies van Reclassering Nederland van 27 maart 2023 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene woont ruim drie jaar bij [woonverziening] . Dit is een beschermde woonvoorziening van [stichting] in [plaats] . Betrokkene is langdurig aangewezen op externe steun, structuur en toezicht. Hij is niet goed in staat om zelfstandig zijn leven vorm, inhoud en structuur te geven en is derhalve afhankelijk van anderen. [woonverziening] kan in die begeleiding voorzien en betrokkene wil bij [woonverziening] blijven wonen. De reclassering schat het risico op herhaling van een geweldsdelict onder de huidige omstandigheden in als laag. Het is van belang dat het extern vormgegeven risicomanagement zoals de medicamenteuze behandeling, woonbegeleiding en contact met het FACT team van de Waag gecontinueerd wordt als de tbs-maatregel niet verlengd zou worden.
De reclassering adviseert de tbs-maatregel niet te verlengen, met een gelijktijdige oplegging van een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 Wet forensische zorg, mits betrokkene de nodige indicatie krijgt voor voortzetting van zijn verblijf bij [stichting] .
De deskundige, de heer [deskundige], heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. [deskundige] heeft ter zitting verklaard dat de reclassering zich kan vinden in het advies van de psychiater Maksimović om de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel af te wijzen en een zorgmachtiging te verlenen, nu duidelijk is dat de terbeschikkinggestelde, totdat [stichting] een geschikte woonvoorziening voor de terbeschikkinggestelde heeft gevonden, ter overbrugging kan worden opgenomen in [kliniek] .
Mr. Oosthoekheeft verzocht de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel af te wijzen.
Mr. De Langeheeft verzocht de zorgmachtiging te verlenen met uitzondering van de mogelijkheid tot insluiting.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden is voldaan. Uit de adviezen en het verhandelde ter zitting blijkt immers dat er nog steeds sprake is van een stoornis en uit de risicotaxatie volgt dat intensieve zorg en langdurige begeleiding nodig blijft om het recidiverisico zo laag mogelijk te houden.
Volgens de deskundigen kan deze intensieve zorg en langdurige behandeling hem ook worden geboden in het kader van een zorgmachtiging. In het kader van de zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 van de Wvggz en artikel 2:3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz), zoals die vandaag door de rechtbank zal worden verleend onder rekestnummer: 23/8657, blijft de verplichte zorg beschikbaar zolang de terbeschikkinggestelde die nodig heeft en aan de daarvoor vereiste criteria wordt voldaan.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet nodig is om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te verlengen. Immers de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist niet dat deze terbeschikkingstelling verlengd wordt. De zorgmachtiging biedt voldoende perspectief om de kans op recidive in te perken. De rechtbank zal daarom de vordering verlenging terbeschikkingstelling met voorwaarden afwijzen.
Aan de terbeschikkinggestelde zal in de zaak met rekestnummer 23/8657, welk verzoekschrift vandaag tegelijkertijd met de onderhavige vordering is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wfz worden verleend.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en daarmee eindigt de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde].
[terbeschikkinggestelde].
Deze beslissing is gegeven door
mr. K. Duker, voorzitter,
mrs. A.M. Grüschke en P.B. Spaargaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.R. Baart en E. Willeboer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2024.
.