Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verzoeker 1] B.V.,2. [verzoeker 2] ,3. Mr. [verzoeker 3] h.o.d.n. [verzoeker 1] ,alle gevestigd te [vestigingsplaats] ,
- het schriftelijke wrakingsverzoek, binnengekomen ter griffie op 28 oktober 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter.
1.Feiten
2.Het verzoek en de gronden daarvan
U moet serieus rekening houden met de afwijzing van uw vorderingen. Ik zou als ik u was alvast maatregelen nemen’. Met die opmerkingen heeft de rechter volgens [verzoeksters] blijk gegeven van vooringenomenheid en de indruk gewekt dat al hetgeen [verzoeksters] in de procedure en ter zitting naar voren heeft gebracht terzijde is geschoven, althans dat de rechter de door [verzoeksters] aangevoerde argumenten anders heeft ingekleurd om zodoende alsnog tot zijn eigen (vooringenomen) oordeel te komen. Dit is volgens [verzoeksters] op meerdere momenten ter zitting gebleken. Op deze momenten zal bij de beoordeling van het verzoek nader worden ingegaan.
3.De reactie van de rechter
4. De gronden van de beslissing
4.2 Artikel 36 Rv bepaalt dat in een wrakingsprocedure moet worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde vrees van) partijdigheid.
terme de gracehad gevorderd bij beëindiging van de bankrelatie. Deze vraag en opmerking wijzen op zichzelf dus niet op vooringenomenheid van de rechter.
Dus u verleende vroeger trustdiensten maar nu niet?” dat de rechter haar standpunt met betrekking tot het verlenen van trustdiensten verkeerd heeft geïnterpreteerd. De rechter heeft als reactie daarop gesteld dat de stelling dat [verzoeksters] mogelijk ook trustdiensten zou verrichten van ABN AMRO afkomstig is, en niet van hem. Een van de taken van de rechter bij een mondelinge behandeling is om (zoveel mogelijk) duidelijkheid te verkrijgen over de vordering, het daartegen gevoerde verweer en de feiten. In dat kader is er ook een rol voor de rechter weggelegd om het standpunt van de wederpartij aan de andere partij voor te houden en daarop door te vragen, zonder dat dat betekent dat hij dat standpunt tot het zijne heeft gemaakt.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de zaak met zaaks- en rolnummer C/13/748429 / HA ZA 24-288 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond.