Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Bonn in Duitsland. De officier van justitie had op 8 oktober 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 7 juni 2024 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 2003 en met de Nederlandse nationaliteit, was aanwezig op de zitting van 10 december 2024, waar hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.M. Delsing. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onder andere fraude, informaticacriminaliteit en oplichting, die in Nederland ook strafbaar zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die in Duitsland strafbaar zijn met een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de voorwaarden van de OLW is voldaan en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. A.K. Glerum, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.