ECLI:NL:RBAMS:2024:8087

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
13/230191-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en diefstal met geweld in Kudelstaart

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van medeplegen van en medeplichtigheid aan poging tot moord/doodslag en poging tot diefstal met geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een schietpartij op 21 mei 2024 in Kudelstaart, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte naar een afspraak ging met een benadeelde partij. Tijdens deze afspraak werd de benadeelde partij door de medeverdachte beschoten. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter zitting op 6 december 2024 vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de intenties van de medeverdachte en dat hij niet wist dat deze een vuurwapen bij zich had. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte opzet had op de dood van de benadeelde partij of dat hij betrokken was bij de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat niet was gebleken dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/230191-24
Parketnummer vordering tul: 05/161018-23
Datum uitspraak: 20 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
de adresgegevens zijn bij de rechtbank bekend, maar op verzoek van de verdediging niet toegevoegd aan dit vonnis,
op dit moment gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 6 december 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Claassen, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mevrouw mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaken tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummers 13/194023-24 en 10/143000-24).

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 6 december 2024 – kort gezegd tenlastegelegd dat hij zich op 21 mei 2024 in Kudelstaart schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1
primair: medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag op [benadeelde partij] ;
subsidiair: medeplichtigheid aan poging tot moord dan wel doodslag op [benadeelde partij] ;
feit 2
primair: medeplegen van poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [benadeelde partij] ;
subsidiair: medeplichtigheid aan poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld tegen
[benadeelde partij] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan poging tot diefstal met geweld kan worden bewezen. Van het overige moet verdachte worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Op 21 mei 2024 heeft in Kudelstaart in een auto een schietpartij plaatsgevonden. De vraag ligt voor of verdachte medepleger was van een poging tot moord/doodslag of dat hij hier medeplichtig aan was. De tweede vraag die voorligt is of verdachte medepleger was van een poging tot diefstal met geweld of dat hij hier medeplichtig aan was.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte reed samen met [medeverdachte] naar Kudelstaart voor een afspraak met [benadeelde partij] . Beiden zijn uit de auto gestapt en naar de auto van [benadeelde partij] gelopen. [medeverdachte] is in de auto van [benadeelde partij] gestapt. Verdachte is niet in die auto gestapt, maar teruggelopen naar de auto waarin hij en [medeverdachte] aankwamen. In de auto van [benadeelde partij] heeft [medeverdachte] een wapen getrokken en hiermee op zeer korte afstand geschoten in de richting van [benadeelde partij] . [benadeelde partij] is vier keer geraakt. Hierna rende [medeverdachte] terug naar de auto waarin verdachte en hij aankwamen, en zijn ze – met verdachte als bestuurder – met hoge snelheid en gedimde lichten weggereden.
De rechtbank moet beoordelen waar het opzet van verdachte op was gericht toen hij met [medeverdachte] naar Kudelstaart ging. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat door [medeverdachte] een poging moord/doodslag en/of een poging diefstal met geweld zou worden gepleegd.
Vrijspraak van feit 1
Verdachte is [medeverdachte] behulpzaam geweest bij (het ter plaatse aankomen bij) de drugsdeal, door naar Kudelstaart te rijden en door na de afspraak als bestuurder van de auto weg te rijden. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte wist dat [medeverdachte] een vuurwapen bij zich had. Ook is niet gebleken dat verdachte wist van een bedoeling van [medeverdachte] om [benadeelde partij] te doden. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [benadeelde partij] . Ook is niet gebleken dat verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt in de uitvoering van geweld. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van zowel het medeplegen van als de medeplichtigheid aan de poging tot moord/doodslag van [benadeelde partij] .
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank kan niet voldoende vaststellen wat de exacte oorzaak is geweest van de schietpartij. De verklaringen over wat zich in de auto afspeelde zijn wisselend geweest. Het enkele feit dat [medeverdachte] een vuurwapen meenam naar de drugsdeal is onvoldoende om aan te nemen dat hij dit vuurwapen heeft meegenomen omdat hij van plan was om hasj van [benadeelde partij] te stelen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat ook [benadeelde partij] een vuurwapen mee had en dat niet zelden een vuurwapen wordt meegenomen naar een drugsdeal. Ook is niet gebleken dat verdachte wist dat [medeverdachte] een vuurwapen mee had genomen.
Gelet op het oordeel van de rechtbank in de zaak van [medeverdachte] , dat zijn opzet op diefstal met (bedreiging met) geweld niet kan worden bewezen, kan bij verdachte het medeplegen dan wel de medeplichtigheid hieraan ook niet worden bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Het voorgaande brengt mee dat verdachte zal worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij, [benadeelde partij] , zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van de feiten waarvoor vergoeding wordt gevorderd wordt vrijgesproken.

5.Vordering tenuitvoerlegging

De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 12 januari 2024 van de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, in de zaak met parketnummers 05-161018-23;
15-187660-19 (tul). Verdachte is in deze zaak veroordeeld tot een jeugddetentie van 222 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan verdachte per post is toegezonden.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling afwijzen, omdat niet is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen
en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde partij] ,
niet-ontvankelijkis in zijn vordering.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van 12 januari 2024.
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en L. Noyon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2024.
[...]