Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van medeplegen van en medeplichtigheid aan poging tot moord/doodslag en poging tot diefstal met geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een schietpartij op 21 mei 2024 in Kudelstaart, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte naar een afspraak ging met een benadeelde partij. Tijdens deze afspraak werd de benadeelde partij door de medeverdachte beschoten. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter zitting op 6 december 2024 vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de intenties van de medeverdachte en dat hij niet wist dat deze een vuurwapen bij zich had. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte opzet had op de dood van de benadeelde partij of dat hij betrokken was bij de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat niet was gebleken dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.