In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2024 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een naamloze vennootschap, aangeduid als [opposant], en Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. De procedure betreft een verzoek van partijen om hun minnelijke regeling vast te leggen in een vonnis. De zaak is ontstaan uit een eerdere dagvaarding van 6 oktober 2022, gevolgd door een verstekvonnis op 7 november 2022 en een dagvaarding in verzet op 22 maart 2023. De gemachtigde van [opposant], mr. S. Rahimzadeh, heeft verzocht om de regeling, die inhoudt dat [opposant] een bedrag van € 4.500,00 aan Bouwinvest betaalt, vast te leggen in een vonnis.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [opposant] afstand doet van zijn consumentenbescherming en dat de regeling moet worden vastgelegd. De regeling houdt in dat [opposant] € 3.500,00 ineens betaalt en het restantbedrag van € 1.000 in termijnen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft het eerder gewezen verstekvonnis vernietigd en de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was.