ECLI:NL:RBAMS:2024:808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
10436923 CV EXPL 23-5025
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake minnelijke regeling tussen partijen met betrekking tot consumentenbescherming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2024 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een naamloze vennootschap, aangeduid als [opposant], en Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. De procedure betreft een verzoek van partijen om hun minnelijke regeling vast te leggen in een vonnis. De zaak is ontstaan uit een eerdere dagvaarding van 6 oktober 2022, gevolgd door een verstekvonnis op 7 november 2022 en een dagvaarding in verzet op 22 maart 2023. De gemachtigde van [opposant], mr. S. Rahimzadeh, heeft verzocht om de regeling, die inhoudt dat [opposant] een bedrag van € 4.500,00 aan Bouwinvest betaalt, vast te leggen in een vonnis.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [opposant] afstand doet van zijn consumentenbescherming en dat de regeling moet worden vastgelegd. De regeling houdt in dat [opposant] € 3.500,00 ineens betaalt en het restantbedrag van € 1.000 in termijnen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft het eerder gewezen verstekvonnis vernietigd en de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10436923 CV EXPL 23-5025
vonnis van: 16 februari 2024
fno.: 485

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[opposant]

wonende te [woonplaats]
opposant
nader te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr. S. Rahimzadeh
t e g e n

de naamloze vennootschap

Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V.
gevestigd te Amsterdam
geopposeerde
nader te noemen: Bouwinvest
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In het dossier bevinden zich:
  • oorspronkelijke dagvaarding van 6 oktober 2022;
  • verstekvonnis van 7 november 2022;
  • dagvaarding in verzet van 22 maart 2023 met producties;
  • instructievonnis van 21 april 2023;
  • akten van partijen waarin wordt verzocht om een tussen hen gesloten regeling in een vonnis te vervatten;
  • de rolmededeling van 10 november 2023;
  • de e-mails van de gemachtigde van [opposant] van 21 december 2013 en van 18 januari 2024.
  • ten slotte is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Partijen hebben verzocht om hun minnelijke regeling vast te leggen in een vonnis. De verzoeken om een tussen partijen gesloten regeling in een vonnis te vervatten wordt aangemerkt als een gemeenschappelijk verzoek om – onder wijziging van de vordering en vernietiging van de het eerder gewezen verstekvonnis – partijen over en weer te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen getroffen regeling.
2. Bij rolmededeling van 10 november 2023 is de gemachtigde van [opposant] verzocht zich bij akte uit te laten over de vraag of [opposant] in het kader van de schikking is gewezen op zijn rechten als consument en of hij afstand doet van consumentenbescherming. Uit de daarna gezonden berichten van de gemachtigde van [opposant] leidt de kantonrechter af dat de gemachtigde ondanks zijn inspanningen geen contact meer heeft kunnen krijgen met zijn cliënt, terwijl [opposant] wel heeft ingestemd met de regeling met eiseres en dat de gemachtigde de kantonrechter nu vraagt om één ander vast te leggen. Hieruit wordt geconcludeerd dat [opposant] kennelijk afstand doet van zijn consumentenbescherming en wenst dat de regeling wordt vastgelegd in een vonnis. Hieraan zal gevolg worden gegeven, mede gelet op het feit dat het grootste deel van de vordering (te weten de schade bij oplevering van de woning) niet zoals het nu is gepresenteerd wordt beheerst door ambtshalve toetsing van de vordering en de vordering in de minnelijke regeling tot (minstens) een zesde is gereduceerd.
3. De regeling houdt in dat [opposant] tegen finale kwijting een bedrag van € 4.500,00 aan Bouwinvest betaalt. Dit bedrag moet ingevolge de regeling als volgt worden voldaan: [opposant] betaalt € 3.500,00 ineens en het restantbedrag van € 1.000 betaalt hij in termijnen. De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
vernietigt het verstekvonnis met kenmerk CV EXPL 22-13409, dat op 7 november 2022 tussen partijen gewezen is;
veroordeelt [opposant] tot betaling tegen kwijting van € 4.500,00 aan Bouwinvest, op de wijze zoals opgenomen in rechtsoverweging 3;
II. bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding draagt;
III. verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier