ECLI:NL:RBAMS:2024:8050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11183888 / CV EXPL 24-7881
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van lening met rente en kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Bridgefund B.V. en drie gedaagden, die gezamenlijk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een lening van € 15.000,- die Bridgefund aan hen heeft verstrekt. De lening was bedoeld voor de financiering van bedrijfsactiviteiten en was voorzien van een vaste rente en een premieopslag. Na een achterstand in de aflossingen heeft Bridgefund de lening opgeëist, wat leidde tot een rechtszaak. De gedaagden voerden aan dat zij door onvoorziene omstandigheden in betalingsproblemen waren geraakt en dat de boeterente en buitengerechtelijke kosten onevenredig hoog waren. De kantonrechter oordeelde dat Bridgefund recht had op de gehele lening, inclusief rente en kosten, maar matigde de boeterente tot het niveau van de wettelijke handelsrente. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden niet aan hun betalingsverplichtingen hadden voldaan en dat de borg ook aansprakelijk was voor de verplichtingen van de vennootschappen. De uitspraak benadrukt de mogelijkheden voor matiging van boeterente en buitengerechtelijke kosten in het geval van betalingsonmacht.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11183888 \ CV EXPL 24-7881
Vonnis van 27 december 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRIDGEFUND B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Bridgefund,
gemachtigde: mr. H.H.M. Meijroos,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde 1] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en samen [gedaagden] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Bridgefund van 2 april 2024, met producties,
- het vonnis van 26 juni 2024, waarin de zaak is verwezen naar de kantonrechter,
- de schriftelijke reactie van [gedaagden] met producties,
- het tussenvonnis van 20 augustus 2024, waarin een zitting is bepaald,
- de producties van Bridgefund, ingediend bij e-mail van 21 november 2024,
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] . [gedaagde 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2] .
2.2.
Bridgefund heeft aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 18 augustus 2023 een lening verstrekt van € 15.000,- ten behoeve van de financiering van hun bedrijfsactiviteiten. In de leningsovereenkomst staat een vaste rente van € 1.800,- en een premieopslag van € 6.480,-.
2.3.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de lening aflossen in twee jaar door middel van 104 wekelijkse termijnen van € 223,85.
2.4.
In de algemene voorwaarden van Bridgefund (hierna: de Algemene Voorwaarden) staan onder meer de volgende bepalingen:
7.2
Bridgefund kan de Overeenkomst beëindigen met inachtneming van een termijn van 14 dagen, indien:
a. (…) er een achterstand is van 5 betalingstermijnen of meer ten opzichte van het aflossingsschema;
(…)
8. Buitengerechtelijke kosten en boeterente
8.1
Indien de Leningnemer een verplichting uit de Overeenkomst niet, niet op tijd, of niet behoorlijk nakomt, dan zal het op de eerste dag van het verzuim resterende saldo van de Lening worden verhoogd met een percentage van 15% ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten, met een minimum van EUR 250.
8.2
Over het bedrag van de Lening ten aanzien waarvan de Leningnemer in verzuim is, is de Leningnemer een boeterente verschuldigd van 2% per maand, naast de overeengekomen rente/premie/opnamevergoeding.
2.5.
[gedaagde 3] heeft zich, tegelijk met het afsluiten van de leningsovereenkomst namens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , borg gesteld voor alle verplichtingen die de vennootschappen uit de leningsovereenkomst hebben.
2.6.
Na enkele weken is een achterstand ontstaan in de aflossingstermijnen.
2.7.
Bridgefund heeft na daartoe verkregen verlof conservatoir beslag laten leggen op de woning van [gedaagde 3] .

3.Het geschil

3.1.
Bridgefund vordert - samengevat - [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
een hoofdsom van € 19.474,55, contractuele buitengerechtelijke incassokosten van € 3.534,63 en contractuele rente van € 584,23, dus in totaal € 23.593,41;
de contractuele rente van 2% per maand over de hoofdsom vanaf 19 maart 2024;
de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
de wettelijke rente over de toe te wijzen incassokosten vanaf 2 april 2024;
de beslagkosten van € 1.875,64, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Bridgefund legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de lening in zijn geheel heeft opgeëist, omdat [gedaagden] haar verplichtingen op grond van de leningsovereenkomst niet nakwam. Daarom heeft Bridgefund op grond van de Algemene Voorwaarden naast de openstaande hoofdsom van € 19.474,55, recht op een boeterente van 2% per maand en buitengerechtelijke incassokosten van 15% van de openstaande hoofdsom.
3.3.
[gedaagden] voert als verweer het volgende aan. [gedaagden] heeft door onvoorziene omstandigheden betalingsproblemen gekregen, waardoor de achterstand in de aflossingen is ontstaan. [gedaagden] spant zich ervoor in de volledige lening alsnog binnen twee jaar terug te betalen, maar is het er niet mee eens dat zij daarnaast ook nog de boeterente en buitengerechtelijke incassokosten moet betalen. Dit zijn onevenredig hoge kosten die Bridgefund in rekening brengt. [gedaagden] betaalt al een hoge prijs voor de lening met de premieopslag van € 6.480,- die Bridgefund in rekening brengt omdat het een risicovolle lening betreft.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bridgefund eist in deze zaak de gehele geldlening met rente op, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, boeterente, beslagkosten en proceskosten. De kantonrechter wijst de vordering grotendeels toe. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
Geldlening met rente
4.2.
Volgens [gedaagden] is de geldlening nog niet volledig opeisbaar, omdat de lening een looptijd van twee jaar heeft en pas in augustus 2025 eindigt. Zij beklaagt zich erover dat Bridgefund nu al de volledige lening en alle overeengekomen kosten (de vaste rente van € 1.800,- en de premieopslag van € 6.480,-) opeist.
4.3.
Dit verweer slaagt niet. Zoals Bridgefund terecht stelt, mag zij op grond van artikel 7.2 onder a van de Algemene Voorwaarden de overeenkomst beëindigen met inachtneming van een termijn van 14 dagen, indien er een achterstand is van vijf betalingstermijnen of meer ten opzichte van het overeengekomen aflossingsschema. Bridgefund heeft voldoende onderbouwd dat die situatie zich heeft voorgedaan.
4.4.
Bridgefund stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de aflossingen op de lening niet op tijd en niet volledig hebben betaald. [gedaagde 3] heeft dit namens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bevestigd. Ter zitting stelt Bridgefund dat op een gegeven moment een achterstand was ontstaan van 26 betalingstermijnen. [gedaagde 3] heeft dit niet weersproken. Vast staat dan ook dat [gedaagden] niet heeft voldaan aan haar terugbetalingsverplichtingen zoals die tussen partijen waren overeengekomen.
4.5.
Ter zitting stelt Bridgefund dat zij de lening heeft opgeëist in een e-mail van 8 januari 2024, maar deze e-mail heeft zij niet in het geding gebracht. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat Bridgefund de overeenkomst op die datum heeft opgezegd. Bridgefund heeft wel een brief in het geding gebracht van haar advocaat van 18 maart 2024, waarin de lening voor zover nodig alsnog is opgeëist. Vast staat dat op dat moment een achterstand bestond van meer dan vijf betalingstermijnen. De kantonrechter merkt deze brief aan als een geldige opzegging. Dit betekent dat de gehele lening opeisbaar was 14 dagen na de brief van 18 maart 2024, dus op 1 april 2024.
Boeterente
4.6.
Bridgefund vordert 2% boeterente per maand over de hoofdsom op grond van artikel 8.2 van de Algemene Voorwaarden. [gedaagden] vindt deze extra rente niet terecht en onevenredig hoog.
4.7.
Artikel 6:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de rechter de bevoegdheid een bedongen boeterente te matigen. De kantonrechter ziet aanleiding van deze bevoegdheid gebruik te maken. Daarbij betrekt de kantonrechter de volgende omstandigheden. De hoogte van de bedongen rente is 2% per maand. Dat is effectief bijna 27% per jaar. Dit overstijgt de wettelijke handelsrente, die op dit moment 12,25% bedraagt, ruimschoots. Niet gebleken is dat de werkelijke schade van Bridgefund de wettelijke handelsrente overstijgt. Bovendien biedt de contractuele vertragingsrente in dit geval geen effectieve prikkel tot nakoming. Aanleiding voor de beëindiging van de lening was immers dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet aan hun betalingsverplichtingen konden voldoen. Er was dus sprake van betalingsonmacht en niet van betalingsonwil.
4.8.
De kantonrechter matigt de gevorderde boeterente tot het tarief van de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW.
4.9.
De lening is op 1 april 2024 opeisbaar geworden. Dat betekent dat de gevorderde rente over de maanden januari t/m maart niet toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de wettelijke handelsrente toe met ingang van 1 april 2024.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
Bridgefund maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van 15% van de hoofdsom op grond van artikel 8.1 van de Algemene Voorwaarden. [gedaagden] stelt dat het gevorderde bedrag onevenredig hoog is in verhouding tot de hoofdsom.
4.11.
Artikel 242 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) stelt de rechter in staat bedongen buitengerechtelijke (incasso)kosten ambtshalve te matigen tot het bedrag van een redelijke schadeloosstelling. Deze bepaling is onder meer van toepassing op kosten die zijn overeengekomen tussen partijen in ‘business to business’-relaties, zoals in dit geval.
4.12.
De kantonrechter ziet aanleiding om de vergoeding te matigen tot het tarief volgens de wettelijke staffel en motiveert dit als volgt.
4.13.
Bridgefund voert aan dat haar werkelijke kosten hoger zijn dan het toepasselijke forfaitaire tarief, omdat zij een afspraak heeft met haar advocaat op grond waarvan zij in geval van een incasso-opdracht 15% van de hoofdsom aan de advocaat verschuldigd is. Een dergelijke afspraak kan een van de in aanmerking te nemen omstandigheden zijn bij de beoordeling van een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar deze omstandigheid is niet beslissend. Uitgangspunt is immers dat de kosten redelijk moeten zijn jegens de schuldenaar. [1]
4.14.
De incassowerkzaamheden van de advocaat zijn in dit geval beperkt gebleven tot het versturen van een sommatiebrief en het voeren van een telefoongesprek met een advocaat die (kortstondig) namens [gedaagden] optrad. De aard en de omvang van deze werkzaamheden kunnen de toewijzing van de gevorderde vergoeding van € 3.534,63 niet rechtvaardigen. De overige werkzaamheden van de advocaat betreffen verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling geacht wordt een vergoeding in te houden. Dit maakt dat een vergoeding hoger dan de wettelijke tarieven niet redelijk is jegens [gedaagden]
4.15.
De kantonrechter wijst daarom een vergoeding toe voor buitengerechtelijke incassokosten overeenkomstig de wettelijke staffel, wat bij deze hoofdsom neerkomt op een bedrag van € 969,75. Bridgefund vordert vergoeding van btw over de buitengerechtelijke kosten. Omdat Bridgefund – naar zij onbetwist heeft gesteld – geen omzetbelasting kan verrekenen, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De kantonrechter zal € 1.173,39 toewijzen.
4.16.
In de dagvaarding staat dat het openstaande bedrag € 19.474,55 bedraagt. Uit het overzicht dat Bridgefund later heeft overgelegd blijkt dat [gedaagden] na de dagvaarding nog € 3.000,- heeft betaald (in juli en augustus € 500,- en in september en oktober € 1.000,-). Bridgefund heeft deze betalingen in mindering gebracht op de hoofdsom.
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
19.474,55
- betalingen
3.000,00
-/-
totaal
16.474,55
- buitengerechtelijke incassokosten
1.173,39
+
Totaal
17.647,94
Aansprakelijkheid van [gedaagde 3] als borg
4.18.
[gedaagde 3] heeft zich borg gesteld voor de verplichtingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uit hoofde van de leningsovereenkomst. Niet in geschil is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in verzuim zijn. Dat betekent dat Bridgefund [gedaagde 3] als borg kan aanspreken tot nakoming van de betalingsverplichtingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . [gedaagde 3] is dus hoofdelijk aansprakelijk voor terugbetaling van de lening en de rente. Omdat [gedaagde 3] als borgsteller had kunnen voorkomen dat Bridgefund buitengerechtelijke incassokosten zou maken om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling te bewegen, wordt hij ook veroordeeld in die kosten. De berekening en totaalsom zien er dus voor [gedaagde 3] hetzelfde uit als voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , zoals hiervoor opgenomen onder 4.17.
4.19.
Uit het voorgaande volgt dat Bridgefund rechtmatig beslag heeft kunnen leggen op de woning van [gedaagde 3] .
Hoofdelijke veroordeling
4.20.
De vorderingen tegen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden hoofdelijk toegewezen, zoals Bridgefund heeft gevraagd, omdat zij zich alle drie hebben verplicht tot het betalen van het totaalbedrag. Dat betekent dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] allemaal worden veroordeeld het totale bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Beslagkosten
4.21.
Bridgefund vordert [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar, met dien verstande dat alleen [gedaagde 3] zal worden veroordeeld tot betaling en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet. Het beslag is immers gelegd ten laste van [gedaagde 3] . De beslagkosten worden vastgesteld op € 401,64 voor kosten deurwaardersexploten, € 688,00 voor griffierecht en € 543,00 voor salaris gemachtigde (1,0 punt × € 543,00), totaal € 1.632,64.
Proceskosten
4.22.
Omdat [gedaagden] ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten van Bridgefund betalen. Die kosten zijn:
- kosten van de dagvaarding
144,28
- griffierecht
- salaris gemachtigde
721,00
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.086,28
4.23.
Ook de proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk om aan Bridgefund te betalen een bedrag van € 16.474,55, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 1 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk om aan Bridgefund te betalen een bedrag van € 1.173,39 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 2 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 3] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.632,64, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk in de proceskosten van Bridgefund van € 2.086,28, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868