ECLI:NL:RBAMS:2024:8049

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
759708
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering opheffing executoriaal beslag op oldtimers afgewezen; verkoop aan partner mogelijk paulianeus

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde. Eiseres vorderde de opheffing van een door gedaagde gelegd executoriaal beslag op oldtimers, die zij van haar overleden levenspartner had gekocht. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de koopovereenkomsten vernietigbaar waren op grond van de actio pauliana, omdat de verkoop benadeling van schuldeisers zou opleveren. De rechter oordeelde dat de notariële akte van lening aan gedaagde een titel bood voor de executoriale verkoop van de oldtimers, aangezien de lening niet was terugbetaald. Eiseres stelde dat zij eigenaar was van de oldtimers, maar de rechter concludeerde dat de koopovereenkomsten terecht waren vernietigd, omdat erflater de oldtimers feitelijk als zijn eigendom presenteerde en de verkoop aan eiseres niet gelijkwaardig was aan de schulden van erflater. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van gedaagde toegewezen, waarbij eiseres werd verplicht de oldtimers en bijbehorende documenten aan de deurwaarder over te dragen voor executoriale verkoop.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/759708 / KG ZA 24-940 EAM/MB
Vonnis in kort geding van 11 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
eiseres bij dagvaarding van 19 november 2024,
advocaat: mr. S.L.D. van den Brink te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.W.A. Huijzer te Haarlem

1.De procedure

Ter zitting van 27 november 2024 heeft eiseres, hierna [eiseres] , de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagde, hierna [gedaagde] heeft verweer gevoerd en een (voorwaardelijke) tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. [eiseres] heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en/of een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig:
- [eiseres] met mr. Van den Brink;
- [gedaagde] met mr. Huijzer.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] was de levenspartner van de op [overlijdensdatum] 2024 overleden [erflater] (hierna ook: [erflater] of de erflater). Zij woonden langdurig samen, maar hadden geen geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst. [eiseres] en erflater hebben wel enige financiële afspraken met elkaar gemaakt, zowel privé als via hun beider vennootschappen.
2.2.
Bij overeenkomst van 2 januari 2015 heeft [eiseres] aan [erflater] een bedrag van € 70.000,00 geleend, tegen een rente van 7,5% per jaar. Deze geldlening had op 2 januari 2020 afgelost moeten zijn.
2.3.
Bij overeenkomst van 27 oktober 2017 heeft [eiseres] vanuit haar vennootschap [bedrijf 1] een bedrag van € 100.000,00 geleend aan [erflater] in privé en zijn BV [bedrijf 2] B.V., tegen een rente van 5% per jaar over het deel van de lening dat niet op 31 december 2017 zou zijn afgelost.
2.4.
Bij notariële akte van geldlening 30 november 2022 heeft [gedaagde] aan erflater een bedrag uitgeleend van € 500.000,00. De vordering is onmiddellijk opeisbaar bij (onder meer) overlijden van de schuldenaar. Bij de geldlening heeft erflater een overzicht verstrekt van zijn ‘assets’. Op dat overzicht staan onder meer vijf oldtimers (hierna de oldtimers: een [asset 1] , een [asset 2] , een [asset 3] , een [asset 4] en een [asset 5] , voor een totale waarde van € 261.000,00) en een zeiljacht [asset 6] ), ter waarde van € 200.000,00 (hierna het zeiljacht). Gezamenlijk vertegenwoordigen de ‘assets’ volgens dat overzicht een waarde van € 541.000,00.
Het zeiljacht was sinds 2007 eigendom van [eiseres] .
2.5.
Op 11 maart 2024 heeft [naam] aan [erflater] een bedrag van € 120.000,00 geleend. Ook deze schuld is opeisbaar bij overlijden van de schuldenaar. Tot zekerheid van die lening is op 11 maart 2024 een akte van verpanding opgemaakt van de twee onder 2.4 genoemde oldtimers, namelijk de [asset 1+2] .
2.6.
Op 22 mei 2024 zijn vijf afzonderlijke koopovereenkomsten gesloten waarbij erflater de oldtimers heeft verkocht aan [eiseres] . De koopprijs bedroeg in totaal
€ 128.000,00. In alle overeenkomsten was met betrekking tot de koopprijs het volgende vermeld:

Betaling van het aankoopbedrag geschiedt middels verrekening van openstaande vorderingen die de Koper in eerste aanleg in privé op de Verkoper heeft. In tweede aanleg geschiedt verrekening van vorderingen vanuit de ondernemingen, waarvan de Koper enig statutair bestuurder of aandeelhouder is, op de Verkoper.”
In alle koopovereenkomsten heeft erflater in artikel 7 onder 2 verklaard dat de oldtimers niet zijn bezwaard met enig zekerheidsrecht.
2.7.
Op 14 augustus 2024 heeft [gedaagde] ten laste van de erfgenamen van erflater c.q. de nalatenschap conservatoir beslag laten leggen op het zeiljacht en op de oldtimers.
2.8.
Bij akte van 3 oktober 2024 hebben [eiseres] en de kinderen van erflater, allen zijn erfgenamen, de erfenis verworpen.
2.9.
Bij e-mail van 10 oktober 2024 van zijn advocaat heeft [gedaagde] aan [eiseres] meegedeeld het beslag op het zeiljacht te zullen opheffen, maar ten aanzien van de oldtimers tot executoriaal beslag te zullen overgaan. Dit beslag is op 11 oktober
2024 gelegd. In deze e-mail is daarnaast vermeld dat [gedaagde] de
koopovereenkomsten met betrekking tot de oldtimers vernietigt, inclusief de afspraak tot verrekening van de koopprijs, op grond van ‘pauliana’ met toepassing van de artikelen 3:45 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.10.
Bij exploot van 15 oktober 2024 heeft de deurwaarder aangekondigd dat de oldtimers op 31 januari 2025 om 11.00 uur zullen worden verkocht,
2.11.
[eiseres] heeft verklaringen in het geding gebracht van [naam] , diens vrouw en van de broer van erflater, gedateerd 25 oktober 2024, 27 oktober 2024 en 11 november 2024, waarin deze allen verklaren dat erflater hen had gezegd dat [eiseres] niks mocht weten van zijn financiële situatie, met name niet over de leningen, omdat erflater [eiseres] niet ongerust wilde maken.
2.12.
Onder de gedingstukken bevinden zich ook verklaringen van de dochters van [eiseres] , van 11 november 2024, waarin staat dat zij dachten dat het huis, de boot en de auto’s van [eiseres] waren en dat erflater dat ook zo benoemde. Verder staat erin dat [eiseres] over de (betaling van de) dagelijks dingen ging, maar dat ze voor luxere zaken, zoals kleding, vakanties met vriendinnen en de kapper, bij [erflater] moesten zijn.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – primair: opheffing van de door [gedaagde] gelegde beslagen op de oldtimers en een verbod om (weer) executoriaal beslag te leggen, op straffe van dwangsommen; subsidiair: schorsing van de executie van de notariële geldleningsovereenkomst, voor zover het de beslaglegging op de oldtimers betreft, totdat in een bodemprocedure is geoordeeld dat deze niet aan [eiseres] toebehoren. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure en in de beslagkosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling nader ingegaan.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
In het geval de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen vordert [gedaagde] afgifte van de oldtimers, de sleutels en de autopapieren, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [eiseres] de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.5.
[eiseres] voert verweer tegen de vordering in reconventie en concludeert tot afwijzing daarvan.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Uitgangspunt is dat de notariële akte waarbij [gedaagde] de lening met erflater is aangegaan aan [gedaagde] een titel biedt om de oldtimers, waarop hij beslag heeft laten leggen, executoriaal te verkopen, nu erflater de lening aan [gedaagde] niet heeft terugbetaald. [eiseres] stelt dat [gedaagde] van die titel geen gebruik mag maken, omdat erflater de oldtimers in mei 2024 aan haar heeft verkocht, waardoor zij dus eigenaar is geworden en de oldtimers niet (meer) tot het vermogen van erflater of de nalatenschap behoren.
4.2.
[gedaagde] heeft de koopovereenkomsten buitengerechtelijk vernietigd, zich beroepend op de artikelen 3:45 en 3:46 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de zogenoemde ‘actio pauliana’.
Kort gezegd komt artikel 3:45 BW erop neer dat onverplichte rechtshandelingen (in dit geval de koopovereenkomsten) kunnen worden vernietigd, als de schuldenaar en diens wederpartij bij de overeenkomst wisten of behoorden te weten dat benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg van die rechtshandelingen zou zijn. In artikel 3:46 BW is bepaald dat benadeling wordt vermoed als een dergelijke rechtshandeling heeft plaatsgevonden binnen een jaar voor het inroepen van de vernietiging en de wederpartij de echtgenoot/levenspartner van de schuldenaar is.
4.3.
[gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat het verkopen van de oldtimers aan [eiseres] onverplichte rechtshandelingen waren, aangezien de contractsvrijheid meebrengt dat niemand verplicht is zaken te verkopen. Voor zover [eiseres] meent dat er wel een verplichting bestond, omdat met de verkoop van de oldtimers een opeisbare schuld aan haar werd betaald, heeft zij miskend dat geen verplichting bestaat tot betaling van een geldschuld door middel van het ter beschikking stellen van goederen.
4.4.
[eiseres] heeft verder betwist dat zij wist of behoorde te weten dat benadeling hier aan de orde was. Zij heeft daartoe aangevoerd dat wijlen haar partner haar volledig buiten zijn financiële zaken hield en ieder begin van een gesprek daarover met hem ontaardde in een ruzie. Dat was ook de achtergrond van hun afspraak dat de zakelijke dingen en de onderneming van erflater waren en de goederen (zoals de boot en de oldtimers) van haar. Dat de oldtimers een paar maanden voor het overlijden van erflater aan haar zijn verkocht, was volgens [eiseres] altijd al het plan en had met benadeling van schuldeisers niets van doen. [eiseres] heeft zich ter onderbouwing van haar stellingen op dit punt beroepen op de door haar onder 2.11 en 2.12 aangehaalde verklaringen. Volgens haar is met name de verklaring van [naam] zwaarwegend, omdat die er geen belang bij heeft een gunstige verklaring voor haar af te leggen, integendeel, nu hijzelf ook een vordering op [erflater] had.
4.5.
Ook echter als juist is dat erflater zijn inmiddels weinig rooskleurige financiën liever niet met [eiseres] besprak en haar heeft voorgehouden dat ze zich
geen zorgen hoefde te maken – zoals onder anderen [naam] heeft verklaard en [eiseres] ter zitting heeft toegelicht – betekent dat in de gegeven omstandigheden niet dat moet worden aangenomen dat [eiseres] niet wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers van erflater een gevolg van de koopovereenkomsten zou zijn.
4.6.
Bij de beoordeling daarvan is van belang dat [gedaagde] onbetwist heeft aangevoerd dat ook [eiseres] kennis had van financiële zaken en betrokken was of is geweest bij ondernemingen van [erflater] .
[eiseres] heeft in dat verband de volgende stellingen van [gedaagde] niet betwist:
- de werkmaatschappij van erflater – [bedrijf 3] is in 2014 opgericht door de vennootschap [bedrijf 4] B.V. , waarvan [eiseres] indirect enig aandeelhouder was.
- [eiseres] was boekhouder van de belangrijkste leverancier van de onderneming van [erflater] waaraan diens onderneming een schuld had van 1,6 miljoen euro, waarmee zij dus bekend moet zijn geweest.
[gedaagde] heeft dan ook terecht aangevoerd dat [eiseres] veel meer van de financiële zaken van erflater wist dan zij nu doet voorkomen. Daarmee kan ook worden geconcludeerd dat zij wist dan wel behoorde te weten dat het afsluiten van de koopovereenkomsten benadeling van de schuldeisers tot gevolg zou hebben.
4.7.
Benadeling van de schuldeisers is, anders dan [eiseres] heeft betoogd, wel degelijk aan de orde, nu tegenover de verkoop van de oldtimers geen gelijkwaardige toename van het vermogen van erflater stond, aangezien de koopprijs is verrekend met leningen uit het verleden. Daarbij heeft [gedaagde] er ook nog op gewezen dat [eiseres] bij de leningsovereenkomst uit 2015 op papier optrad als tussenpersoon voor een lening van Venextra Plastics B.V. aan [erflater] , maar dat aan die overeenkomst in de praktijk geen uitvoering is gegeven en dat [eiseres] in privé bij de leningsovereenkomst uit 2017 geheel geen partij was. Dat maakt de leningsovereen-komsten ongeschikt voor verrekening, nu de oldtimers aan [eiseres] in privé zijn verkocht. Ook heeft [eiseres] niet betwist dat er behalve de oldtimers geen enkel ander vermogensbestanddeel van erflater is waarop [gedaagde] zich kan verhalen en kunnen op zijn minst vraagtekens worden geplaatst bij de – relatief lage – prijs die erflater voor de oldtimers met [eiseres] is overeengekomen.
4.8.
Verder kan worden aangenomen dat de oldtimers weliswaar sinds de verkoop in mei 2024 op naam stonden van [eiseres] , maar dat [erflater] feitelijk de eigenaar was. De oldtimers stonden in zijn onderneming en erflater presenteerde ze als zijn eigendom, niet in de laatste plaats door de oldtimers aan derden te tonen en deze te presenteren als verhaalsobject. [eiseres] leek in de oldtimers niet echt geïnteresseerd. Ter zitting heeft zij desgevraagd meegedeeld te veronderstellen dat de oldtimers zich nog steeds in de onderneming bevinden, maar dat ook niet precies te weten. De verklaring van de dochters van [eiseres] zegt in dit verband niet zoveel. Dat zij de indruk hadden dat de auto’s eerder al van [eiseres] waren betekent niet dat het op naam van [eiseres] zetten van de auto’s niet louter een financiële constructie zou kunnen zijn, met als achtergrond het buiten de deur houden van schuldeisers van erflater; mogelijk was dat met het zeiljacht ook het geval. Een aanwijzing daarvoor is dat de betrokken havenmeester alleen [erflater] als ‘eigenaar’ daarvan kende, zoals [gedaagde] heeft aangekaart. Daarop zal hier echter niet verder worden ingegaan, nu dat geen onderwerp van geschil is in dit kort geding.
4.9.
Al met al luidt de conclusie dat in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde] de koopovereenkomsten terecht heeft vernietigd, mede gelet op het bewijsvermoeden van artikel 3:46 BW.
4.10.
Dit betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat de oldtimers tot de nalatenschap behoren van [erflater] en dat [gedaagde] ter incassering van
zijn vordering op grond van de notariële akte gerechtigd is deze executoriaal te verkopen. De vorderingen van [eiseres] tot opheffing van het beslag en om nieuwe beslagleggingen te verbieden, zullen daarom worden afgewezen. Voor een schorsing van de executie totdat in een bodemprocedure is vastgesteld dat [eiseres] niet de eigenaar is van de oldtimers bestaat gezien het voorgaande evenmin enige aanleiding.
4.11.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,00
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
4.13.
Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie en het oordeel dat [gedaagde] gerechtigd is om de oldtimers te verkopen, zal de vordering in reconventie worden toegewezen. Aanvankelijk heeft [eiseres] tamelijk stellig verklaard dat de oldtimers nog in de onderneming van erflater staan en vervolgens dat dat in elk geval ‘voor zover haar bekend’ zo is, omdat zij ze in ieder geval niet heeft weggehaald.
4.14.
[gedaagde] heeft er in de gegeven omstandigheden recht op en belang bij om zo snel mogelijk over de oldtimers, de papieren en de sleutels te kunnen beschikken. Een termijn van een week na betekening van het vonnis om aan de vordering te voldoen komt redelijk voor.
4.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] ook in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten. Vanwege de samenhang met de procedure in conventie worden die tot heden begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In reconventie:
5.4.
veroordeelt [eiseres] om uiterlijk binnen een week na betekening van dit vonnis de oldtimers, de sleutels daarvan en alle tot de oldtimers behorende bescheiden, waaronder tenminste, maar niet uitsluitend de eigendomspapieren, de handleiding en de onderhoudsgeschiedenis - over te dragen aan de deurwaarder die tot executoriale verkoop zal overgaan,
5.5.
bepaalt dat [eiseres] een dwangsom verbeurt van € 10.000,00 per oldtimer en/of de sleutels daarvan en/of de bijbehorende bescheiden daarvan per dag of dagdeel dat deze niet aan de deurwaarder worden overgedragen, met een maximum van € 250.000,00,
5.6.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In conventie en in reconventie :
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
Coll. LO