ECLI:NL:RBAMS:2024:8028

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
13/217520-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Local Court Osnabrück in Duitsland. Het EAB, dat op 2 juli 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1993, die in Nederland woont. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 17 oktober 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, heeft de vordering tot overlevering ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat hij zich beroept op de garantie van terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling in Duitsland. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft, waardoor de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook de garantie van de Staatsanwaltschaft Osnabrück in aanmerking genomen, die bevestigt dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland zijn straf kan ondergaan.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks een openstaande strafbeschikking van 650 euro tegen de opgeëiste persoon, omdat deze niet in de weg staat aan de overlevering. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/217520-24
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 22 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 juli 2024 door
the Local Court Osnabrück, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the Local Court Osnabrück(Duitsland) van 2 juli 2024 (referentienummer: 246 Gs 187/24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
prosecutorvan de
Staatsanwaltschaft Osnabrück(Duitsland) heeft op 26 augustus 2024 de volgende garantie gegeven:
l hereby assure you that, should the prosecuted person receive a non-appealable and non-suspended prison sentence after he has been extradited from the Netherlands, he shall be transferred to the Netherlands so that the prison sentence can be served there pursuant to the COUNCIL FRAMEWORK DECISION 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving a deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 36 OLW

De raadsman heeft verzocht om de feitelijke overlevering uit te stellen op grond van artikel 36, eerste lid, OLW, omdat de nog openstaande Nederlandse straf van de opgeëiste persoon, te weten een strafbeschikking van 650,- euro, een beletsel vormt voor de feitelijke overlevering.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een door een Nederlandse rechter tegen de opgeëiste persoon gewezen strafvonnis dat nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar is, geen omstandigheid vormt die aan het toestaan van de overlevering in de weg kan staan.
De OLW geeft aan de rechtbank niet de bevoegdheid een overleveringsverzoek te weigeren of om een beslissing daarover aan te houden indien in Nederland nog een strafzaak loopt tegen de opgeëiste persoon. Een eventuele openstaande strafzaak kan een belemmering voor de feitelijke overlevering opleveren in de zin van artikel 36 OLW, maar daarover beslist volgens het genoemde artikel de rechtbank nadat de rechtbank de overlevering heeft toegestaan. De raadsman of de opgeëiste persoon kan hiertoe een verzoek tot uitstel van de feitelijke overlevering indienen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Local Court Osnabrück(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.