In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Local Court Osnabrück in Duitsland. Het EAB, dat op 2 juli 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1993, die in Nederland woont. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 17 oktober 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, heeft de vordering tot overlevering ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat hij zich beroept op de garantie van terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling in Duitsland. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft, waardoor de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook de garantie van de Staatsanwaltschaft Osnabrück in aanmerking genomen, die bevestigt dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland zijn straf kan ondergaan.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks een openstaande strafbeschikking van 650 euro tegen de opgeëiste persoon, omdat deze niet in de weg staat aan de overlevering. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.