ECLI:NL:RBAMS:2024:8012

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
C/13/759580 / KG ZA 24-931
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor kerstreis naar het VK met minderjarige en voorlopige zorgregeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouder zijn van een minderjarig kind. De vrouw verzocht om vervangende toestemming voor een kerstreis naar het Verenigd Koninkrijk met hun kind van 26 december 2024 tot 5 januari 2025, alsook om toestemming voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor het kind. De man weigerde deze toestemming, uit angst dat de vrouw niet zou terugkeren naar Nederland na de reis. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van het kind is om contact te hebben met de familie van de moeder en dat de reis geen buitensporige wens is. De vrouw heeft ook verklaard dat zij niet van plan is om Nederland te verlaten. De voorzieningenrechter verleent de vrouw de gevraagde vervangende toestemming voor de reis en bepaalt dat de man het paspoort van het kind uiterlijk op 16 december 2024 moet afgeven. Daarnaast is er in reconventie een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind bij de man verblijft op dinsdag en zaterdag, met uitzondering van de periode van de kerstreis. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/759580 / KG ZA 24-931 MDvH/MAH
Vonnis in kort geding van 13 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 18 november 2024,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.E. Sprenkeling te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E.M. Rengelink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 26 november 2024 waren partijen met hun advocaten aanwezig. De vrouw heeft de dagvaarding toegelicht en de man de eis in reconventie (tegenvordering). Partijen hebben over en weer verweer gevoerd, de man mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Aan het slot van de zitting zijn partijen op hun verzoek verwezen naar mediation. Op 5 december 2024 heeft de vrouw vonnis gevraagd. Na enige correspondentie is vonnis bepaald op 13 december 2024.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is de beslissing op 13 december 2024 gegeven in de vorm van een kopstaartvonnis. Het hierna volgende is de uitwerking daarvan en wordt afgegeven op 19 december 2024.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn getrouwd op 7 maart 2017. De echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 5 januari 2022 (C/13/705755 / FA RK 21-4928) is op 23 februari 2022 ingeschreven.
2.2.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019. Partijen hebben gezamenlijk gezag en [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.3.
De man heeft in 2021 een ernstige infectie opgelopen (met uiteindelijk amputatie van een been tot gevolg) en daarna twee hartinfarcten gehad.
2.4.
Partijen hebben eind 2021 een zorgregeling vastgelegd in een ouderschapsplan (dat geen deel uitmaakt van genoemde beschikking). In artikel 3 staat, voor zover van belang:
“(...) Ouders hebben
de intentie om uiteindelijk co-ouderschapte doen, maar het is op dit moment vanwege de medische situatie van vader nog niet mogelijk te bepalen of dat realistisch is. Ouders zijn overeengekomen dat
het uitgangspunt zal zijn dat [minderjarige] op dinsdag en zaterdag tijd met haar vader doorbrengt. (…) Afhankelijk van de voortgang van het medisch herstel van vader overleggen ouders over uitbreiding van de regeling.”
2.5.
De vrouw heeft, onder meer bij e-mail van haar advocaat van 1 november 2024, de man gevraagd om toestemming voor een kerst-trip naar Engeland met [minderjarige] van 26 december 2024 tot 5 januari 2025 en het aanvragen van een Nederlands paspoort voor [minderjarige] . De man weigert toestemming.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
de vrouw vordert, samengevat, vervangende toestemming voor:
I. een reis met [minderjarige] , het kind van partijen, naar het Verenigd Koninkrijk van 26 december 2024 tot 5 januari 2025;
II. het aanvragen van een Nederlands paspoort voor [minderjarige] .
in reconventie
3.2.
de man vordert, samengevat, nakoming van de afgesproken zorgregeling.
in conventie en in reconventie
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hieronder ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Na de zitting heeft de vrouw bij brief van haar advocaat van 5 december 2024 laten weten dat het eerste mediationgesprek die middag niet tot overeenstemming tussen partijen heeft geleid en dat zij vonnis vraagt. Naar aanleiding daarvan heeft de voorzieningenrechter partijen gevraagd of de vorderingen ongewijzigd blijven en wat de stand van zaken van de mediation is. Daarop hebben partijen bericht hun vorderingen te handhaven, met dien verstande dat de vrouw aanvullend subsidiair vordert “dan wel vader te veroordelen tot afgifte van het door hem aangevraagde paspoort van [minderjarige] ”. De vrouw heeft daarbij verklaard dat ze niet zeker weet of de man inmiddels het paspoort heeft aangevraagd (zoals partijen ter zitting hadden afgesproken). Volgens de vrouw loopt het mediationtraject nog, maar alleen met betrekking tot de omgangsregeling.
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen.
4.3.
Het gaat hier om geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over een minderjarig kind. Op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek neemt de rechter in dergelijke gevallen een beslissing die in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
in conventie
4.4.
De vrouw wil graag met [minderjarige] bij haar familie in het Verenigd koninkrijk kerst en oudjaar vieren. Daarvoor heeft [minderjarige] een nieuw paspoort nodig, aangezien het vorige is verlopen. Omdat de man toestemming weigert, heeft zij nog geen tickets durven boeken, maar die worden wel elke dag duurder. Ook daarom heeft zij belang bij een spoedige beslissing, aldus steeds de vrouw.
4.5.
De man onderschrijft het belang van [minderjarige] om regelmatig met haar moeder naar familie in Engeland te gaan, maar weigert de gevraagde toestemmingen omdat hij bang is dat de vrouw met [minderjarige] na de reis niet naar Nederland zal terugkeren. Hij voert daartoe het volgende aan. Na 10 juni 2024 (de datum waarop [minderjarige] voor het laatst bij de man heeft geslapen) heeft de vrouw herhaaldelijk gezegd dat hij [minderjarige] nooit meer zal zien en/of dat zij met [minderjarige] naar het buitenland zal verhuizen. De vrouw bezit de Amerikaanse en Britse nationaliteit en heeft in beide landen familie. De vrouw heeft in Nederland onduidelijk en afwisselend werk. Haar familie in de VS heeft laten weten dat de vrouw met [minderjarige] altijd welkom is, ook als dat voorgoed is. De binding van de vrouw met Nederland is dus matig of afwezig, aldus steeds de man.
4.6.
De vrouw ontkent stellig dat zij overweegt met [minderjarige] Nederland te verlaten. Zij heeft hier een baan, die zij met veel plezier en toewijding uitvoert. Daarnaast gaat [minderjarige] in Nederland naar school, waar de vrouw ook klassenouder is. Dat is door de man niet betwist. De vrouw verklaart verder als volgt. Zij voelt zich thuis in Nederland en heeft hier een stabiel leven opgebouwd. Zij heeft inderdaad weleens geroepen dat de man zijn dochter nooit meer zou zien, maar dat was in de emotie van het moment (met name toen bleek dat [minderjarige] tijdens een verblijf bij de man zonder vooraankondiging was geconfronteerd met de nieuwe vriendin van de man); de vrouw meende dat niet.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij contact heeft met de familie van haar moeder. Een verblijf van 1,5 week, geheel in de schoolvakantie van [minderjarige] , is ook geen buitensporige wens van de vrouw. Hoewel de angst van de man voor het niet terugkeren van de vrouw enigszins voorstelbaar is, ziet de voorzieningenrechter geen reden om te twijfelen aan de – ter zitting herhaalde – gemotiveerde verklaring van de vrouw dat zij na de reis gewoon naar Nederland terugkeert met [minderjarige] .
4.8.
Dat betekent dat de vervangende toestemming voor de reis zal worden verleend. Indien de man inderdaad – zoals partijen ter zitting afspraken – het paspoort voor zijn dochter al heeft aangevraagd, dient hij dit zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 16 december 2024 af te geven aan de vrouw. De vrouw betwijfelt inmiddels of hij de aanvraag daadwerkelijk heeft gedaan. Voor het geval hij dat niet heeft gedaan, zal aan de vrouw toestemming worden verleend om zelf een Nederlands paspoort voor [minderjarige] aan te vragen.
in reconventie
4.9.
Uit de verklaringen van partijen maakt de voorzieningenrechter op dat de zorgregeling tot ongeveer juni 2024 globaal conform het ouderschapsplan is uitgevoerd en daarna niet of onregelmatig. Sinds begin november 2024 wordt de regeling ongeveer uitgevoerd zoals nu in reconventie door de man gevorderd. Omdat de man er, gelet op de eerdere grilligheid en uitlatingen van de vrouw, niet gerust op is dat zij aan de regeling na dit kort geding uitvoering zal blijven geven, ziet hij de regeling graag vastgelegd in een vonnis.
4.10.
De voorzieningenrechter overweegt dat het van groot belang is voor [minderjarige] dat er duidelijkheid komt over de zorgregeling en dat die door de ouders nauwgezet wordt uitgevoerd. Hopelijk zullen dan ook de gedragsproblemen van [minderjarige] op school minder worden. Het is goed denkbaar dat die werden veroorzaakt door de onregelmatigheid van het contact met haar vader en door de strijd tussen de ouders. Positief is dat de vrouw ter zitting heeft verklaard in de kern geen bezwaar te hebben tegen de gevorderde zorgregeling. Voor de zekerheid zal de regeling in dit vonnis worden vastgelegd. De voorzieningenrechter ziet dat beide ouders veel van [minderjarige] houden en vertrouwt erop dat zij deze voorlopige zorgregeling nauwgezet zullen uitvoeren. De voorzieningenrechter drukt de ouders op het hart [minderjarige] niet te belasten met hun eventuele onderlinge frustraties en geschillen. Zo nodig kunnen partijen in de mediation nadere afspraken maken; het zou in ieder geval verstandig zijn als zij alsnog afspraken maken over de verdeling van de schoolvakanties (na de komende kerstvakantie), feestdagen en verjaardagen.
in conventie en in reconventie
4.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

in conventie
De voorzieningenrechter
5.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming (in de plaats komend van de toestemming van de man) om in de periode van 26 december 2024 tot 5 januari 2025 naar het Verenigd Koninkrijk te reizen en daar te verblijven, met de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019,
5.2.
veroordeelt de man om uiterlijk maandag 16 december 2024, 24:00 uur, het Nederlandse paspoort van [minderjarige] af te geven aan de vrouw,
5.3.
indien de man niet aan de veroordeling onder 5.2 voldoet: verleent de vrouw vervangende toestemming als bedoeld in het tweede lid van artikel 34 van de Paspoortwet voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor [minderjarige] ,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
De voorzieningenrechter
5.7.
veroordeelt de vrouw tot nakoming van de volgende voorlopige zorgregeling:
[minderjarige] verblijft met ingang van dinsdag 17 december 2024 – maar met uitzondering van de periode van 26 december 2024 tot en met 5 januari 2025 – bij de man:
- dinsdag uit school tot woensdag, opgehaald aan het einde van de werkdag, en
- zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MAH