In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouder zijn van een minderjarig kind. De vrouw verzocht om vervangende toestemming voor een kerstreis naar het Verenigd Koninkrijk met hun kind van 26 december 2024 tot 5 januari 2025, alsook om toestemming voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor het kind. De man weigerde deze toestemming, uit angst dat de vrouw niet zou terugkeren naar Nederland na de reis. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van het kind is om contact te hebben met de familie van de moeder en dat de reis geen buitensporige wens is. De vrouw heeft ook verklaard dat zij niet van plan is om Nederland te verlaten. De voorzieningenrechter verleent de vrouw de gevraagde vervangende toestemming voor de reis en bepaalt dat de man het paspoort van het kind uiterlijk op 16 december 2024 moet afgeven. Daarnaast is er in reconventie een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind bij de man verblijft op dinsdag en zaterdag, met uitzondering van de periode van de kerstreis. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.