4.3.Het oordeel van de rechtbank
Inleiding: feiten en omstandigheden
Uit de inhoud van het dossier volgt dat [slachtoffer] op 28 juli 2022 ’s nachts met zijn auto bij zijn woning arriveerde. Nadat hij de auto vlakbij zijn woning had geparkeerd en uitstapte, zag hij twee mannen met helmen op achter een dixie staan. [slachtoffer] vertrouwde de situatie niet en is weggerend. De twee mannen zijn vervolgens, onder meer met een scooter, achter [slachtoffer] aangegaan. Tijdens de achtervolging is [slachtoffer] op enig moment door de mannen klemgereden en ingesloten. Op dat moment is [slachtoffer] van achteren bij zijn nek/hals gepakt, waarbij door een van de daders iets is gezegd in de trant van ‘we hebben je’. Hierna is een worsteling ontstaan, waarbij het [slachtoffer] is gelukt om zich los te rukken, te ontsnappen en uiteindelijk hulp in te schakelen bij het nabij gelegen Conservatorium Hotel.
Onder de auto van [slachtoffer] werd door de politie een GPS-tracker/baken aangetroffen.
Voornoemde gebeurtenissen zijn grotendeels vastgelegd op camerabeelden van organisatie Sea Shepherd en het Conservatorium Hotel.
Op deze beelden is te zien dat twee mannen (NN1 en NN2) arriveren op een (motor)scooter. Beide mannen, die beiden een helm dragen, blijven vervolgens enige tijd op de stoep staan. Eén van de twee, NN1, is constant met zijn telefoon bezig, en NN2 steekt een sigaret op, die hij oprookt en vervolgens op de grond gooit en uitmaakt. Later is op deze beelden te zien dat de twee mannen de straat oversteken en dan even uit beeld verdwijnen. Kort hierna komt [slachtoffer] rennend in beeld en is te zien dat de twee mannen achter [slachtoffer] aanrennen.
Op de beelden van het Conservatorium Hotel is vervolgens te zien dat de twee mannen [slachtoffer] op de scooter, dan wel te voet, achtervolgen en proberen zijn vluchtroute af te snijden.
Uit het procesdossier volgt dat, naar aanleiding van een aandachtsvestiging in de politiesystemen, NN2 op de camerabeelden door drie verbalisanten is herkend als verdachte.
Tevens is op de plek waar NN2 zijn sigaret op de grond heeft gegooid, een sigarettenpeuk aangetroffen waarop DNA-sporen zitten die matchen met verdachte en met zijn eeneiige tweelingbroer.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte de persoon is op de camerabeelden die wordt aangeduid als NN2.
Voor een betrouwbare herkenning moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Verder is van belang hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarnaast zijn de aard van, frequentie van en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) tussen de herkennende verbalisanten en de herkende verdachte van belang. Tevens is relevant het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht van de herkenning is. Tot slot dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de betreffende camerabeelden, die de rechtbank tijdens de zitting op 19 december 2023 ook heeft bekeken en waarvan de stills zich tevens in het dossier bevinden, van voldoende kwaliteit om een herkenning op te kunnen baseren. Het gaat om duidelijke en heldere beelden, waarop NN2 gedurende langere tijd en volledig in beeld te zien is. Hoewel NN2 een helm draagt, zijn de gezichtskenmerken duidelijk zichtbaar.
De rechtbank stelt verder vast dat sprake is van meerdere, in totaal drie, afzonderlijk van elkaar gedane herkenningen, door verbalisanten [naam verbalisant 1] , [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] . Daarbij is er geen onderling contact geweest tussen de verbalisanten in verband met de herkenningen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat alle drie de herkenningen zeer deugdelijk zijn onderbouwd, zowel op het punt van de elementen van herkenning, waarbij ook zeer specifieke onderscheidende persoonskenmerken zijn beschreven, alsook ten aanzien van de reden en mate van bekendheid met verdachte. De drie verbalisanten, en met name [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , kennen verdachte goed en hebben hem alle drie zeer kort voor of net na het incident met [slachtoffer] nog gezien.
Zo kent [naam verbalisant 1] verdachte vanuit zijn hoedanigheid als jeugdagent in de wijk waar verdachte woont en had hij in dat verband bijna iedere dienst contact met verdachte. [naam verbalisant 1] heeft verdachte op 23 juli 2022 – aldus slechts enkele dagen voor het betreffende incident – nog een half uur lang gezien en gesproken. [naam verbalisant 1] beschrijft in zijn herkenning van verdachte onder meer zijn (rechte) houding, zijn baard en snor, zijn kleding en de wijze waarop verdachte zijn sigaret vasthoudt.
[naam verbalisant 2] is sinds december 2019 veelvuldig (ambtshalve) in contact geweest met verdachte, waarbij het contact onder meer bestond uit het voeren van gesprekken en staandehoudingen op straat. [naam verbalisant 2] heeft bovendien slechts twee dagen na het voorval nog zeker een halfuur met verdachte staan praten. [naam verbalisant 2] herkent verdachte onder meer aan zijn lange opvallende dunne postuur, zijn zwart gekrulde haren, zijn dikke borstelige wenkbrauwen en zijn gezichtsbeharing die nagenoeg hetzelfde was als in het gesprek met verdachte twee dagen na het moment van de beelden.
[naam verbalisant 3] was eveneens ambtshalve bekend met verdachte. Zij heeft hem op 1 augustus 2022 – ook dus slechts enkele dagen na onderhavig incident – nog aangehouden. [naam verbalisant 3] herkent verdachte aan het totaalbeeld van zijn kenmerken waaronder zijn gezicht, houding en postuur. Ze beschrijft zijn puntige neus, zijn lichaamsbeweging in de manier van slenteren, zijn manier van roken en de specifieke gezichtsbeharing die zij herkende van haar ontmoeting met verdachte vier dagen na het voorval.
Tot slot zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden die de herkenningen falsificeren of onbetrouwbaar maken. Weliswaar heeft verdachte een eeneiige tweelingbroer die op hem lijkt, maar deze omstandigheid doet naar het oordeel van de rechtbank aan voornoemde conclusie niet af. Twee van de drie verbalisanten, te weten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , zijn bekend met het feit dat verdachte een eeneiige tweelingbroer heeft, die zij eveneens goed kennen. [naam verbalisant 1] heeft bovendien op 23 juli 2022, een aantal dagen voor het incident, beide broers nog gezien en gesproken. [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] weten heel duidelijk het onderscheid te maken tussen verdachte en zijn eeneiige tweelingbroer. Zij hebben zowel in de in de oorspronkelijke processen-verbaal van herkenning, als in de later bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, voldoende duidelijk de verschillen tussen de twee broers benoemd en voldoende specifiek uiteengezet waarom zij NN2 als verdachte herkennen op de beelden en niet zijn tweelingbroer. Zo wordt onder meer benoemd dat verdachte een smaller gezicht heeft, dat zijn neus wat langer en puntiger is, dat zijn houding rechter is, en dat de blik in de ogen van verdachte iets anders is – te weten wat strenger dan die van zijn broer. Daarnaast heeft verdachte een zeer specifieke manier van roken, die op de camerabeelden ook wordt herkend.
Bovendien vinden de drie herkenningen steun in de omstandigheid dat op de plek waar NN2 – blijkens voornoemde camerabeelden van Sea Shepherd – zijn sigaret op de grond heeft gegooid, een sigarettenpeuk is aangetroffen waarop DNA-sporen zitten die matchen met verdachte en zijn tweelingbroer. Gelet op het feit dat er door NN2 een sigarettenpeuk op die plek is achtergelaten, is de DNA-match een zeer sterke aanwijzing dat NN2 verdachte of zijn broer moet zijn.
Het door de raadsman aangevoerde verweer, inhoudende dat de DNA-match niet redengevend kan zijn omdat de peuk een verplaatsbaar object is (waardoor het niet zeker is dat deze verband houdt met het incident op 28 juli 2022), volgt de rechtbank niet. Op de camerabeelden is het roken van de sigaret en het uittrappen daarvan te zien. Er is in dit verband ook geen enkele alternatieve reden voor het aantreffen op de plaats delict van de peuk met de DNA-match naar voren gebracht.
Verder neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de ondersteunende DNA-match pas volgde nadat de herkenningen reeds waren gedaan, en de DNA-match zodoende geen (sturende) invloed kan hebben gehad op de herkenningen zelf en dus geen afbreuk kan hebben gedaan aan de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de herkenningen van verdachte door de verbalisanten voldoende betrouwbaar en onderscheidend tussen beide broers. In combinatie met de betreffende DNA-match, die immers betekent dat alleen verdachte of zijn tweelingbroer de donor kunnen zijn, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon is op de camerabeelden die wordt aangeduid als NN2.
Juridische duiding/kwalificatie van het handelen van NN1 en NN2
De vraag die dan voorligt is hoe vervolgens het handelen van verdachte en zijn mededader NN1 juridisch moet worden geduid, meer in het bijzonder of een bewezenverklaring kan volgen van de onder 1 tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld en/of afpersing (in vereniging) en de onder 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de vastgestelde feiten en omstandigheden en het handelen van verdachte en zijn mededader moet worden beschouwd als een begin van uitvoering van een geplande beroving. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte en zijn mededader hebben rondom 12 uur ’s nachts [slachtoffer] een half uur lang bij zijn woning staan opwachten. Te zien is dat NN1 continu op zijn telefoon kijkt. Op enig moment komen de twee in actie en dat blijkt het moment te zijn dat [slachtoffer] in zijn auto komt aanrijden en uitstapt. Onder de auto van [slachtoffer] is een GPS-tracker/baken aangetroffen, die vanaf 12 juli 2022 was geactiveerd.
Hoewel dit baken niet (direct) kan worden gekoppeld aan verdachte en zijn mededader, kan worden vastgesteld dat zij in ieder geval in enige mate op de hoogte waren van de handel en wandel van [slachtoffer] . Aanvankelijk, toen [slachtoffer] nog niet in de buurt van zijn woning was, stonden de twee namelijk in de omgeving ervan – buiten het zicht – te wachten, om uiteindelijk pas richting de woning te gaan op het moment dat [slachtoffer] thuiskwam. Op het moment dat [slachtoffer] uit zijn auto stapt, zijn verdachte en zijn mededader onmiddellijk op hem afgegaan. Zij achtervolgen hem, sluiten hem in en pakken hem van achteren bij zijn hals/nek waarbij ze iets zeggen in de trant van ‘we hebben je’.
Bovenomschreven gang van zaken moet naar de uiterlijke verschijningsvorm ervan worden beschouwd als zo zeer te zijn gericht op de voltooiing van een geplande beroving, dat het niet anders kan dan dat dit ook daadwerkelijk de bedoeling was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer] een beroemde voetballer is waarvan algemeen bekend is dat hij over dure spullen beschikt, zoals bijvoorbeeld horloges en de kostbare Mercedes waarin hij op dat moment reed.
Bovendien is door de verdachte en de verdediging niets aangedragen, dan wel anderszins gebleken, in de zin van een aannemelijk alternatief, dat tegenwicht geeft aan voornoemde conclusie. De enkele stelling van de raadsman dat sprake kan zijn geweest van een voetbalhooligan-gerelateerde belaging is daarvoor onvoldoende en voor die stelling bevindt zich ook geen enkel aanknopingspunt in het dossier.
Gezien al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de daders tot doel had [slachtoffer] geld of goederen afhandig te maken.
De rechtbank acht derhalve op grond van het vorenstaande het onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde – zoals hierna in rubriek 5 weergegeven – bewezen.
De rechtbank realiseert zich hierbij dat de zittingscombinatie in de zaak van de medeverdachte tot een andere weging van de feiten en omstandigheden, en daarmee tot een afwijkend oordeel, is gekomen.
Feit 2
De tenlastegelegde openlijke geweldpleging acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen eveneens bewezen.
Op de camerabeelden is te zien dat de twee daders [slachtoffer] op de scooter dan wel te voet, achtervolgen en proberen zijn vluchtroute af te snijden. Uit de aangifte blijkt voorts dat [slachtoffer] door beide daders is ingesloten en dat er vervolgens geweld tegen hem is gepleegd, eruit bestaande dat hij door de scooter is klem gereden en van achter met een arm om zijn keel is vastgepakt. Deze geweldpleging heeft bovendien op de openbare weg plaatsgevonden.