ECLI:NL:RBAMS:2024:8

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
13/202018-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot diefstal met geweld en openlijke geweldpleging tegen bekende profvoetballer

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedag] 2003, die wordt beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 juli 2022, waarbij de verdachte en een mededader het slachtoffer, een bekende profvoetballer, opwachtten bij zijn woning in Amsterdam. Tijdens de achtervolging werd het slachtoffer klemgereden en onder bedreiging van geweld werd geprobeerd hem te beroven. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten die de verdachte herkenden. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen betrouwbaar waren, ondanks het feit dat de verdachte een eeneiige tweelingbroer heeft. De rechtbank achtte de poging tot diefstal met geweld en openlijke geweldpleging bewezen, en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte mee. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld, waarbij de vordering van het Openbaar Ministerie in één zaak werd afgewezen en in een andere zaak werd toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/202018-22
Parketnummers vorderingen tul: 13/194925-22 en 23/002753-21
Datum uitspraak: 2 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 januari 2023 en 19 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.hij op of omstreeks 28 juli 2022 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, op de openbare weg (te weten de Van Eeghenstraat en/of Alexander Boersstraat en/of Jan Luikenstraat en/of Van de Veldestraat en/of Paulus Potterstraat), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze (poging) diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,
- naar de (omgeving van de) woning van voornoemde [slachtoffer] is/zijn toegegaan en/of- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben opgewacht en/of- (meermalen, althans eenmaal) achter voornoemde [slachtoffer] is/zijn aangereden en/of aangerend en/of- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben klemgereden en/of ingesloten en/of- met voornoemde [slachtoffer] in gevecht is/zijn gekomen en/of- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) bij zijn nek/hals heeft/hebben gepakt en/of vastgepakt en/of vastgehouden en/of- (daarbij) (vervolgens) heeft/hebben gezegd: ‘we hebben je’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en/of
hij op of omstreeks 28 juli 2022 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, op de openbare weg (te weten de Van Eeghenstraat en/of Alexander Boersstraat en/of Jan Luikenstraat en/of Van de Veldestraat en/of Paulus Potterstraat), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan voornoemde [slachtoffer] en/of een derde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,
- naar de (omgeving van de) woning van voornoemde [slachtoffer] is/zijn toegegaan en/of- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben opgewacht en/of- (meermalen, althans eenmaal) achter voornoemde [slachtoffer] is/zijn aangereden en/of aangerend en/of- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben klemgereden en/of ingesloten en/of- met voornoemde [slachtoffer] in gevecht is/zijn gekomen en/of- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) bij zijn nek/hals heeft/hebben gepakt en/of vastgepakt en/of vastgehouden en/of- (daarbij) (vervolgens) heeft/hebben gezegd: ‘we hebben je’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op of omstreeks 28 juli 2022 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg (te weten de Van Eeghenstraat en/of Alexander Boersstraat en/of Jan Luikenstraat en/of Van de Veldestraat en/of Paulus Potterstraat), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- voornoemde [slachtoffer] op te wachten en/of- (meermalen, althans eenmaal) achter voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en/of aan te rennen en/of- voornoemde [slachtoffer] klem te rijden en/of in te sluiten en/of- met voornoemde [slachtoffer] in gevecht te komen en/of te vechten en/of- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) bij zijn nek/hals vast te pakken en/of vastgepakt te houden en/of vast te houden en/of- (daarbij) (vervolgens) te zeggen: ‘we hebben je’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier.
Op grond van de camerabeelden en drie betrouwbare herkenningen door verbalisanten van verdachte, die worden ondersteund door de DNA-sporen op de ter plaatse aangetroffen sigarettenpeuk – die matchen met het DNA van verdachte – kan worden bewezen dat verdachte NN2 is.
De uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van NN1 en NN2 wijst op een beroving, zodat het onder 1 cumulatief/alternatief tenlastegelegde kan worden bewezen. Ook feit 2 kan worden bewezen nu er, in vereniging, op de openbare weg geweld is gepleegd tegen aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar zijn pleitnotities – vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon NN2 is die zichtbaar is op de camerabeelden en dus betrokken is bij het tenlastegelegde. De herkenningen van verdachte zijn onvoldoende betrouwbaar omdat verdachte een eeneiige tweelingbroer heeft die qua uiterlijk veel op hem lijkt. Daarnaast blijkt uit het NFI-rapport dat de DNA-sporen van beide broers afkomstig kunnen zijn.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is daarnaast aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het handelen van de daders tot doel had [slachtoffer] geld of goederen afhandig te maken, zodat geen bewezenverklaring kan volgen voor de tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld en/of afpersing.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding: feiten en omstandigheden
Uit de inhoud van het dossier volgt dat [slachtoffer] op 28 juli 2022 ’s nachts met zijn auto bij zijn woning arriveerde. Nadat hij de auto vlakbij zijn woning had geparkeerd en uitstapte, zag hij twee mannen met helmen op achter een dixie staan. [slachtoffer] vertrouwde de situatie niet en is weggerend. De twee mannen zijn vervolgens, onder meer met een scooter, achter [slachtoffer] aangegaan. Tijdens de achtervolging is [slachtoffer] op enig moment door de mannen klemgereden en ingesloten. Op dat moment is [slachtoffer] van achteren bij zijn nek/hals gepakt, waarbij door een van de daders iets is gezegd in de trant van ‘we hebben je’. Hierna is een worsteling ontstaan, waarbij het [slachtoffer] is gelukt om zich los te rukken, te ontsnappen en uiteindelijk hulp in te schakelen bij het nabij gelegen Conservatorium Hotel.
Onder de auto van [slachtoffer] werd door de politie een GPS-tracker/baken aangetroffen.
Voornoemde gebeurtenissen zijn grotendeels vastgelegd op camerabeelden van organisatie Sea Shepherd en het Conservatorium Hotel.
Op deze beelden is te zien dat twee mannen (NN1 en NN2) arriveren op een (motor)scooter. Beide mannen, die beiden een helm dragen, blijven vervolgens enige tijd op de stoep staan. Eén van de twee, NN1, is constant met zijn telefoon bezig, en NN2 steekt een sigaret op, die hij oprookt en vervolgens op de grond gooit en uitmaakt. Later is op deze beelden te zien dat de twee mannen de straat oversteken en dan even uit beeld verdwijnen. Kort hierna komt [slachtoffer] rennend in beeld en is te zien dat de twee mannen achter [slachtoffer] aanrennen.
Op de beelden van het Conservatorium Hotel is vervolgens te zien dat de twee mannen [slachtoffer] op de scooter, dan wel te voet, achtervolgen en proberen zijn vluchtroute af te snijden.
Uit het procesdossier volgt dat, naar aanleiding van een aandachtsvestiging in de politiesystemen, NN2 op de camerabeelden door drie verbalisanten is herkend als verdachte.
Tevens is op de plek waar NN2 zijn sigaret op de grond heeft gegooid, een sigarettenpeuk aangetroffen waarop DNA-sporen zitten die matchen met verdachte en met zijn eeneiige tweelingbroer.
Is verdachte NN2?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte de persoon is op de camerabeelden die wordt aangeduid als NN2.
Voor een betrouwbare herkenning moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Verder is van belang hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarnaast zijn de aard van, frequentie van en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) tussen de herkennende verbalisanten en de herkende verdachte van belang. Tevens is relevant het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht van de herkenning is. Tot slot dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de betreffende camerabeelden, die de rechtbank tijdens de zitting op 19 december 2023 ook heeft bekeken en waarvan de stills zich tevens in het dossier bevinden, van voldoende kwaliteit om een herkenning op te kunnen baseren. Het gaat om duidelijke en heldere beelden, waarop NN2 gedurende langere tijd en volledig in beeld te zien is. Hoewel NN2 een helm draagt, zijn de gezichtskenmerken duidelijk zichtbaar.
De rechtbank stelt verder vast dat sprake is van meerdere, in totaal drie, afzonderlijk van elkaar gedane herkenningen, door verbalisanten [naam verbalisant 1] , [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] . Daarbij is er geen onderling contact geweest tussen de verbalisanten in verband met de herkenningen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat alle drie de herkenningen zeer deugdelijk zijn onderbouwd, zowel op het punt van de elementen van herkenning, waarbij ook zeer specifieke onderscheidende persoonskenmerken zijn beschreven, alsook ten aanzien van de reden en mate van bekendheid met verdachte. De drie verbalisanten, en met name [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , kennen verdachte goed en hebben hem alle drie zeer kort voor of net na het incident met [slachtoffer] nog gezien.
Zo kent [naam verbalisant 1] verdachte vanuit zijn hoedanigheid als jeugdagent in de wijk waar verdachte woont en had hij in dat verband bijna iedere dienst contact met verdachte. [naam verbalisant 1] heeft verdachte op 23 juli 2022 – aldus slechts enkele dagen voor het betreffende incident – nog een half uur lang gezien en gesproken. [naam verbalisant 1] beschrijft in zijn herkenning van verdachte onder meer zijn (rechte) houding, zijn baard en snor, zijn kleding en de wijze waarop verdachte zijn sigaret vasthoudt.
[naam verbalisant 2] is sinds december 2019 veelvuldig (ambtshalve) in contact geweest met verdachte, waarbij het contact onder meer bestond uit het voeren van gesprekken en staandehoudingen op straat. [naam verbalisant 2] heeft bovendien slechts twee dagen na het voorval nog zeker een halfuur met verdachte staan praten. [naam verbalisant 2] herkent verdachte onder meer aan zijn lange opvallende dunne postuur, zijn zwart gekrulde haren, zijn dikke borstelige wenkbrauwen en zijn gezichtsbeharing die nagenoeg hetzelfde was als in het gesprek met verdachte twee dagen na het moment van de beelden.
[naam verbalisant 3] was eveneens ambtshalve bekend met verdachte. Zij heeft hem op 1 augustus 2022 – ook dus slechts enkele dagen na onderhavig incident – nog aangehouden. [naam verbalisant 3] herkent verdachte aan het totaalbeeld van zijn kenmerken waaronder zijn gezicht, houding en postuur. Ze beschrijft zijn puntige neus, zijn lichaamsbeweging in de manier van slenteren, zijn manier van roken en de specifieke gezichtsbeharing die zij herkende van haar ontmoeting met verdachte vier dagen na het voorval.
Tot slot zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden die de herkenningen falsificeren of onbetrouwbaar maken. Weliswaar heeft verdachte een eeneiige tweelingbroer die op hem lijkt, maar deze omstandigheid doet naar het oordeel van de rechtbank aan voornoemde conclusie niet af. Twee van de drie verbalisanten, te weten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , zijn bekend met het feit dat verdachte een eeneiige tweelingbroer heeft, die zij eveneens goed kennen. [naam verbalisant 1] heeft bovendien op 23 juli 2022, een aantal dagen voor het incident, beide broers nog gezien en gesproken. [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] weten heel duidelijk het onderscheid te maken tussen verdachte en zijn eeneiige tweelingbroer. Zij hebben zowel in de in de oorspronkelijke processen-verbaal van herkenning, als in de later bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, voldoende duidelijk de verschillen tussen de twee broers benoemd en voldoende specifiek uiteengezet waarom zij NN2 als verdachte herkennen op de beelden en niet zijn tweelingbroer. Zo wordt onder meer benoemd dat verdachte een smaller gezicht heeft, dat zijn neus wat langer en puntiger is, dat zijn houding rechter is, en dat de blik in de ogen van verdachte iets anders is – te weten wat strenger dan die van zijn broer. Daarnaast heeft verdachte een zeer specifieke manier van roken, die op de camerabeelden ook wordt herkend.
Bovendien vinden de drie herkenningen steun in de omstandigheid dat op de plek waar NN2 – blijkens voornoemde camerabeelden van Sea Shepherd – zijn sigaret op de grond heeft gegooid, een sigarettenpeuk is aangetroffen waarop DNA-sporen zitten die matchen met verdachte en zijn tweelingbroer. Gelet op het feit dat er door NN2 een sigarettenpeuk op die plek is achtergelaten, is de DNA-match een zeer sterke aanwijzing dat NN2 verdachte of zijn broer moet zijn.
Het door de raadsman aangevoerde verweer, inhoudende dat de DNA-match niet redengevend kan zijn omdat de peuk een verplaatsbaar object is (waardoor het niet zeker is dat deze verband houdt met het incident op 28 juli 2022), volgt de rechtbank niet. Op de camerabeelden is het roken van de sigaret en het uittrappen daarvan te zien. Er is in dit verband ook geen enkele alternatieve reden voor het aantreffen op de plaats delict van de peuk met de DNA-match naar voren gebracht.
Verder neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de ondersteunende DNA-match pas volgde nadat de herkenningen reeds waren gedaan, en de DNA-match zodoende geen (sturende) invloed kan hebben gehad op de herkenningen zelf en dus geen afbreuk kan hebben gedaan aan de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de herkenningen van verdachte door de verbalisanten voldoende betrouwbaar en onderscheidend tussen beide broers. In combinatie met de betreffende DNA-match, die immers betekent dat alleen verdachte of zijn tweelingbroer de donor kunnen zijn, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon is op de camerabeelden die wordt aangeduid als NN2.
Juridische duiding/kwalificatie van het handelen van NN1 en NN2
De vraag die dan voorligt is hoe vervolgens het handelen van verdachte en zijn mededader NN1 juridisch moet worden geduid, meer in het bijzonder of een bewezenverklaring kan volgen van de onder 1 tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld en/of afpersing (in vereniging) en de onder 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de vastgestelde feiten en omstandigheden en het handelen van verdachte en zijn mededader moet worden beschouwd als een begin van uitvoering van een geplande beroving. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte en zijn mededader hebben rondom 12 uur ’s nachts [slachtoffer] een half uur lang bij zijn woning staan opwachten. Te zien is dat NN1 continu op zijn telefoon kijkt. Op enig moment komen de twee in actie en dat blijkt het moment te zijn dat [slachtoffer] in zijn auto komt aanrijden en uitstapt. Onder de auto van [slachtoffer] is een GPS-tracker/baken aangetroffen, die vanaf 12 juli 2022 was geactiveerd.
Hoewel dit baken niet (direct) kan worden gekoppeld aan verdachte en zijn mededader, kan worden vastgesteld dat zij in ieder geval in enige mate op de hoogte waren van de handel en wandel van [slachtoffer] . Aanvankelijk, toen [slachtoffer] nog niet in de buurt van zijn woning was, stonden de twee namelijk in de omgeving ervan – buiten het zicht – te wachten, om uiteindelijk pas richting de woning te gaan op het moment dat [slachtoffer] thuiskwam. Op het moment dat [slachtoffer] uit zijn auto stapt, zijn verdachte en zijn mededader onmiddellijk op hem afgegaan. Zij achtervolgen hem, sluiten hem in en pakken hem van achteren bij zijn hals/nek waarbij ze iets zeggen in de trant van ‘we hebben je’.
Bovenomschreven gang van zaken moet naar de uiterlijke verschijningsvorm ervan worden beschouwd als zo zeer te zijn gericht op de voltooiing van een geplande beroving, dat het niet anders kan dan dat dit ook daadwerkelijk de bedoeling was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer] een beroemde voetballer is waarvan algemeen bekend is dat hij over dure spullen beschikt, zoals bijvoorbeeld horloges en de kostbare Mercedes waarin hij op dat moment reed.
Bovendien is door de verdachte en de verdediging niets aangedragen, dan wel anderszins gebleken, in de zin van een aannemelijk alternatief, dat tegenwicht geeft aan voornoemde conclusie. De enkele stelling van de raadsman dat sprake kan zijn geweest van een voetbalhooligan-gerelateerde belaging is daarvoor onvoldoende en voor die stelling bevindt zich ook geen enkel aanknopingspunt in het dossier.
Gezien al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de daders tot doel had [slachtoffer] geld of goederen afhandig te maken.
De rechtbank acht derhalve op grond van het vorenstaande het onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde – zoals hierna in rubriek 5 weergegeven – bewezen.
De rechtbank realiseert zich hierbij dat de zittingscombinatie in de zaak van de medeverdachte tot een andere weging van de feiten en omstandigheden, en daarmee tot een afwijkend oordeel, is gekomen.
Feit 2
De tenlastegelegde openlijke geweldpleging acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen eveneens bewezen.
Op de camerabeelden is te zien dat de twee daders [slachtoffer] op de scooter dan wel te voet, achtervolgen en proberen zijn vluchtroute af te snijden. Uit de aangifte blijkt voorts dat [slachtoffer] door beide daders is ingesloten en dat er vervolgens geweld tegen hem is gepleegd, eruit bestaande dat hij door de scooter is klem gereden en van achter met een arm om zijn keel is vastgepakt. Deze geweldpleging heeft bovendien op de openbare weg plaatsgevonden.

5.De bewezenverklaring en het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.op 28 juli 2022 te Amsterdam, op de openbare weg (te weten de Van Eeghenstraat en/of Alexander Boersstraat en/of Jan Luikenstraat en/of Van de Veldestraat en/of Paulus Potterstraat), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig goed en/of geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze (poging) diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,
- naar de (omgeving van de) woning van voornoemde [slachtoffer] zijn toegegaan en- voornoemde [slachtoffer] hebben opgewacht en- achter voornoemde [slachtoffer] zijn aangereden en aangerend en- voornoemde [slachtoffer] hebben klemgereden en ingesloten en- met voornoemde [slachtoffer] in gevecht zijn gekomen en- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) bij zijn nek/hals hebben gepakt en- daarbij hebben gezegd: ‘we hebben je’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en/of
op 28 juli 2022 te Amsterdam, op de openbare weg (te weten de Van Eeghenstraat en/of Alexander Boersstraat en/of Jan Luikenstraat en/of Van de Veldestraat en/of Paulus Potterstraat), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig goed en/of geldbedrag, dat geheel of ten dele aan voornoemde [slachtoffer] toebehoorde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,
- naar de (omgeving van de) woning van voornoemde [slachtoffer] zijn toegegaan en- voornoemde [slachtoffer] hebben opgewacht en- achter voornoemde [slachtoffer] zijn aangereden en aangerend en- voornoemde [slachtoffer] hebben klemgereden en ingesloten en- met voornoemde [slachtoffer] in gevecht zijn gekomen en- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) bij zijn nek/hals hebben gepakt en- daarbij hebben gezegd: ‘we hebben je’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.op 28 juli 2022 te Amsterdam, openlijk, te weten op of aan de openbare weg (te weten de Van Eeghenstraat en/of Alexander Boersstraat en/of Jan Luikenstraat en/of Van de Veldestraat en/of Paulus Potterstraat) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- voornoemde [slachtoffer] op te wachten en- achter voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en aan te rennen en- voornoemde [slachtoffer] klem te rijden en in te sluiten en- met voornoemde [slachtoffer] in gevecht te komen en
- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) bij zijn nek/hals vast te pakken
- daarbij te zeggen: ‘we hebben je’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Voor zover in de bewezenverklaring taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met (in ieder geval) één ander op 28 juli 2022 schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld, een poging tot afpersing en openlijke geweldpleging.
Verdachte en zijn mededader hebben 's nachts het slachtoffer [slachtoffer] bij zijn woning opgewacht en daarna achtervolgd toen [slachtoffer] probeerde te vluchten. Tijdens deze achtervolging is [slachtoffer] klemgereden en er is geweld gepleegd tegen hem. Hierop is een worsteling ontstaan, waarbij [slachtoffer] uiteindelijk heeft kunnen vluchten en in een nabijgelegen hotel hulp heeft kunnen inroepen.
De rechtbank weegt het georganiseerde karakter, de plaats en het nachtelijk tijdstip van het feit in strafverzwarende zin mee. Verdachte en zijn mededader hebben [slachtoffer] ‘s nachts doelbewust opgewacht bij zijn woning, bij uitstek een plek waar men zich veilig behoort te voelen. Het is enkel aan de oplettendheid en voortvarendheid van [slachtoffer] te danken dat hij aan verdachte en zijn mededader heeft weten te ontkomen.
Feiten als onderhavige zijn ernstige strafbare feiten. Zij veroorzaken bij het slachtoffer in het bijzonder, maar ook bij de maatschappij in het algemeen, gevoelens van angst en onveiligheid. De (landelijke) media hebben ook aandacht besteed aan deze zaak en de feiten doen sterk afbreuk aan het gevoel van veiligheid in de stad, en in de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke geweldsdelicten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden over te gaan tot het plegen van de onderhavige feiten.
De rechtbank houdt wel in strafverminderende zin rekening met het strafblad van verdachte omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Aan verdachte is een gevangenisstraf opgelegd op 13 september 2022, derhalve na het plegen van het feit in deze zaak.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de in deze zaak opgemaakte reclasseringsrapporten van 17 oktober 2022 en van 18 januari 2023. Hieruit volgt onder meer dat de reclassering berechting volgens het volwassenenstrafrecht adviseert. Verdachte functioneert op een gemiddeld intelligentieniveau en lijkt niet kwetsbaar voor negatieve beïnvloeding. Daarnaast komt hij zowel fysiek als cognitief in het gesprek niet jonger over dan van zijn kalenderleeftijd mag worden verwacht. Tot slot heeft volgens de reclassering een pedagogische aanpak geen meerwaarde meer. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank acht verder van belang dat uit de zich in het dossier bevindende stukken van de reclassering blijkt dat verdachte zich heeft onttrokken aan vrijwel alle reclasseringstoezichten die in de afgelopen jaren zijn opgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 december 2023 ook verklaard dat hij niet openstaat voor begeleiding en toezicht van de reclassering. Dit maakt dat de rechtbank geen ruimte ziet voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel, met oplegging van reclasseringstoezicht.
Gelet op al het voorgaande en op wat rechtbanken in vergelijkbare zaken aan straffen opleggen, acht de rechtbank – conform de vordering van de officier van justitie – een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 23 december 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer
13-194925-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 september 2022 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken de op 13 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer
23-002753-21, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 12 mei 2022 van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verder bevindt zich bij de stukken ten aanzien van beide vorderingen tenuitvoerlegging een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering in de zaak met parketnummer
13-194925-22verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu de tenuitvoerlegging van dit betreffende voorwaardelijk strafdeel reeds is toegewezen in een andere zaak. Met betrekking tot de vordering in de zaak met parketnummer
23-002753-21heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het recente detentieoverzicht blijkt dat er in die zaak reeds een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf is ten uitvoer gelegd, maar dat er nog een voorwaardelijk strafdeel bestaande uit 69 dagen vrijheidsstraf openstaat. Verzocht wordt ten aanzien van dat restant de tenuitvoerlegging te bevelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om ten aanzien van beide vorderingen tenuitvoerlegging het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleitte (algehele) vrijspraak en in de zaak met parketnummer
13-194925-22 –indien de rechtbank niet vrijspreekt – omdat de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel reeds in een andere zaak is toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om in de zaak met parketnummer
23-002753-21– conform de vordering van de officier van justitie
de tenuitvoerlegging te gelasten van het restant van de openstaande vrijheidsstraf van 69 dagen.
De rechtbank zal ten aanzien van de vordering in de zaak met parketnummer
13-194925-22het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren nu is gebleken dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijk strafdeel reeds is toegewezen in een andere zaak en verdachte dit strafdeel al heeft uitgezeten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 57, 63, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
eendaadse samenloop van
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
poging tot medeplegen van afpersing;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
twaalf (12) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveeltin de zaak met parketnummer
23-002753-21 de tenuitvoerleggingvan de
het restant(te weten 69 dagen) van de
openstaande voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkin
de vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer
13-194925-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en M.H. van Haeften, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Baaijens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 januari 2024.