ECLI:NL:RBAMS:2024:7989

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
C/13/717260 / FA RK 22-2813
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag, omgang en kinderalimentatie; tekortkomingen in uniform hulpaanbod

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2024, gaat het om een verzoek van de man om gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, [minderjarige], en om een zorgregeling. De man heeft [minderjarige] erkend en verzoekt om een omgangsregeling, terwijl de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] eist. De rechtbank heeft eerder toestemming gegeven voor de erkenning van [minderjarige] en de Raad voor de Kinderbescherming is ingeschakeld om onderzoek te doen naar het gezag en de omgang. De Raad heeft in zijn rapport ernstige zorgen geuit over de verstoorde relatie tussen de ouders en heeft geadviseerd om het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over [minderjarige] en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen en bepaald dat de omgang tussen vader en kind alleen begeleid kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man geen draagkracht heeft voor kinderalimentatie, gezien zijn financiële situatie en onderbewindstelling. De vrouw is verplicht om de man maandelijks te informeren over de gang van zaken rondom [minderjarige]. De beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/717260 / FA RK 22-2813
Beschikking van 23 december 2024 betreffende gezag, omgang en kinderalimentatie
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man
en
Stichting CAV, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van de man,
verzoekende partij,
advocaat mr. A.E. Muller te Haarlem,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verwerende partij,
hierna te noemen vrouw,
advocaat mr. S.A.S. Matheij te Heemstede.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie [locatie 1] ,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 januari 2023 heeft de rechtbank de man toestemming verleend om de minderjarige [minderjarige] te erkennen. Voorts heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te doen naar het gezag en de omgang. Ten slotte heeft de rechtbank een voorlopige kinderbijdrage vastgesteld, inhoudende dat de man aan de vrouw over de periode van 28 april 2022 tot 1 augustus 2022 een bedrag van € 228,- per maand dient te betalen en met ingang van 1 augustus 2022 een bedrag € 216,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De verdere behandeling is door de rechtbank aangehouden in afwachting van het raadsrapport.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de hierna ingekomen stukken:
  • het onderzoeksrapport van de Raad, ingekomen op 9 oktober 2023;
  • een F9-formulier met schriftelijke reactie van de vrouw, ingekomen op 18 oktober 2023;
  • een F9-formulier met schriftelijke reactie van de man, ingekomen op 5 april 2024;
  • een schriftelijke reactie van de Raad op vraag rechtbank, ingekomen op 10 april 2024;
  • een F9-formulier met bijlage van de man, ingekomen op 11 april 2024;
  • een F9-formulier met aanvullende producties van de vrouw, ingekomen op 11 april 2024;
  • de reactie van de Raad per brief, ingekomen op 15 april 2024.
1.3.
De man heeft [minderjarige] op 8 april 2024 erkend.
1.4.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren is voortgezet op 15 april 2024. Hierbij zijn partijen met hun advocaten verschenen en mevrouw [naam 1] , namens de Raad.
1.5.
De rechtbank heeft op 28 mei 2024 een zogenaamd terugmeldingsbericht van Altra ontvangen. Altra heeft aangegeven dat de module ’Ouderschap Blijft’ niet is gestart, vanwege een gebrek aan vertrouwen aan de zijde van de vrouw. De ouders zijn door de rechtbank naar aanleiding hiervan in de gelegenheid gesteld om hun wensen ten aanzien van de procedure kenbaar te maken.
1.6.
De rechtbank heeft kennis genomen van de hierna ingekomen stukken:
  • een F-9 formulier van de vrouw van 11 juni 2024, voorzien van nadere producties;
  • een F-9 formulier van de man van 12 juni 2024;
  • een F-9 formulier van de man van 25 juni 2024.
1.7.
Partijen zijn op 25 juni 2024 geïnformeerd dat de zaak opnieuw ter zitting zal worden behandeld.
1.8.
De rechtbank heeft kennis genomen van de hierna ingekomen stukken:
  • een F-9 formulier van de vrouw van 27 juni 2024;
  • een F-9 formulier van de vrouw van 6 september 2024, voorzien van een aanvullende productie;
  • een F-2 formulier van de vrouw van 23 september 2024, waarin advocaat mr. Matheij zich voor haar stelt;
  • een e-mail van de vrouw van 7 oktober 2024;
  • een F-9 formulier van de man van 14 oktober 2024, voorzien van aanvullende producties;
  • een F-9 formulier van de vrouw van 17 oktober 2024, voorzien van aanvullende producties.
1.9.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren is voortgezet op 24 oktober 2024. Hierbij zijn partijen met hun advocaten verschenen en namens de Raad, mevrouw [naam 2] . De advocaten hebben ter zitting beiden pleitnota’s overgelegd en aan de hand hiervan gepleit.
1.10.
De datum van de beschikking is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De verzoeken hebben betrekking op het minderjarig kind van partijen:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021, hierna mede te noemen [minderjarige] .
2.2.
Ter beoordeling aan de rechtbank liggen de volgende verzoeken voor:
  • het verzoek van de man om hem tezamen met de vrouw met het ouderlijk gezag te belasten;
  • het verzoek van de man een zorgregeling met [minderjarige] vast te stellen, inclusief een verdeling van de feestdagen en vakanties, overeenkomstig zijn verzoek;
  • het verzoek van de vrouw te bepalen dat de man haar een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] betaalt van € 231,- per maand, met ingang van de geboortedatum van [minderjarige] .
De rechtbank stelt vast dat de man zijn oorspronkelijke verzoek met betrekking tot vaststelling van de kinderalimentatie heeft ingetrokken.
Het advies van de Raad
2.3.
De Raad heeft in zijn rapport van 9 oktober 2023 geadviseerd om het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De Raad heeft ernstige zorgen over de verstoorde relatie van de ouders. De vrouw is niet in staat haar grenzen aan te geven en laat de man steeds weer toe in haar leven. De ouders zijn vanwege hun zorgelijke relatie niet in staat om met elkaar te overleggen. De man is daarnaast wisselend bereikbaar voor de vrouw, waardoor het nemen van gezamenlijke beslissingen wordt belemmerd. De Raad heeft zelf ondervonden dat de man er sommige periodes gewoon helemaal niet is. Schijnbaar heeft de man daar achteraf altijd wel een verklaring voor, maar het is op die manier niet mogelijk om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. In zijn rapport heeft de Raad als andere optie aangegeven dat de ouders zich kunnen aanmelden bij het OKT om de begeleide omgang op te starten en dat de man op dat moment moet laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden. De man moet leren wat het effect op [minderjarige] is als hij terugkomt in haar leven en dan ineens weer verdwijnt, aldus de Raad. Gezien de jonge leeftijd van [minderjarige] is het opbouwen en behouden van contact met de man een vereiste. Daarnaast moet het contact en de omgang voor [minderjarige] voorspelbaar zijn. De Raad vindt dat de man zich hierin betrouwbaar moet opstellen en de gemaakte afspraken moet nakomen. Voorts stelt de Raad dat de vrouw niet in staat is om de omgang te begeleiden zonder dat er conflicten met de man ontstaan. Daarom adviseert de Raad om de begeleiding te laten plaatsvinden door een onafhankelijke derde. De Raad vindt begeleiding daarnaast nodig om zicht te krijgen op de mate waarin het de man lukt om aan te sluiten bij [minderjarige] . De Raad heeft in zijn advies toen geadviseerd om in ieder geval het verzoek met betrekking tot de omgang aan te houden voor de duur van zes maanden, zodat partijen de gelegenheid krijgen om via het OKT hulpverlening in te schakelen.
2.4.
Ter zitting van 24 oktober 2024 heeft de Raad gepersisteerd bij zijn advies het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De Raad staat solo parallel ouderschap voor. In de aanloop daarvan kan worden gestart met begeleide omgang, aldus de Raad. Volgens de Raad is het in het belang van [minderjarige] dat zij haar vader ziet. De Raad wijst erop dat wel van belang is dat er met de ouders enige afspraken gemaakt kunnen worden. Na en aansluitend op de begeleide omgang, kan zo nodig ‘het Bokje’ ( begeleiding overdracht kind) worden ingezet.
Gezag
2.5.
Uit artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek ( BW) volgt dat een verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag, indien de andere ouder daarmee niet instemt, slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.6.
De man is nu hij [minderjarige] heeft erkend, een tot het gezag bevoegde vader in de zin van voormeld artikel.
2.7.
Tussen partijen is het ouderlijk gezag over [minderjarige] in geschil. De man wil graag mede met het gezag over [minderjarige] worden belast en een ouderschapsrol voor haar vervullen. Volgens de man was hij eerder niet beschikbaar voor [minderjarige] , omdat de vrouw hem bij [minderjarige] heeft weggehouden. De man betwist dat hij onbetrouwbaar is. De vrouw stelt dat zij de man steeds opnieuw een kans heeft gegeven om een ouderschapsrol voor [minderjarige] te vervullen, maar dat hij continu zijn afspraken niet nakomt en onbereikbaar is. Volgens de vrouw wil de man enkel contact met [minderjarige] om de vrouw dwars te zitten.
2.8.
De rechtbank overweegt dat partijen op de zitting van 15 april 2024 zijn in het kader van het Uniform Hulpaanbod ( UHP) zijn verwezen naar ‘Ouderschap Blijft’ van Altra, doch dat dit traject niet van de grond is gekomen. Het is de rechtbank ter zitting gebleken dat partijen zeer uiteenlopende visies hebben op de rol van elkaar en die van de ander en hetgeen er is geschied. Ter zitting is de rechtbank ook gebleken dat de onderlinge verstandhouding van partijen verstoord en zeer gespannen is. De rechtbank acht de ouders daarom in de gegeven omstandigheden niet in staat om in gezamenlijk overleg beslissingen te nemen over [minderjarige] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat onder genoemde omstandigheden er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] bij gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken. Niet te verwachten is dat in deze omstandigheden binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook afwijzen.
Omgang
2.9.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de omgang tussen vader en kind op dit moment alleen begeleid kan plaatsvinden. Ter zitting is gebleken dat partijen beiden achter begeleide omgang staan. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat de instantie ‘Klem’ in [locatie 2] de omgang mogelijk kan begeleiden. Uit door de rechtbank ingewonnen informatie blijkt dat een traject via ‘Klem’ weliswaar tot de mogelijkheden behoort maar helaas niet vanuit het uniform hulpaanbod kan worden vergoed. De rechtbank is tevens gebleken dat de benodigde modules bij ‘iHub’, evenmin (in het kader van het uniform hulpaanbod) kunnen worden vergoed. De behandelend kinderrechter heeft over een periode van zeven weken diverse malen met het OKT gebeld en gemaild, maar ook de kinderrechter komt niet verder. De rechtbank ziet, nu er geen mogelijkheden zijn om de ouders in het kader van het uniform hulpaanbod te verwijzen en het OKT blijkbaar geen alternatieven kan bieden aan deze ouders, helaas op dit moment geen mogelijkheden tot het vaststellen van een omgangsregeling. De rechtbank zal het verzoek van de man ten aanzien van de omgang daarom afwijzen. Voor de minderjarige en ook haar vader is dit een slechte en verdrietige zaak.
Informatieregeling
2.10.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de vrouw de man over [minderjarige] zal informeren. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vrouw de man eens per maand per e-mail – aanvankelijk via de tussenkomst van de advocaten – dient te informeren over:
  • hoe het op school met [minderjarige] gaat;
  • hoe het met de gezondheid van [minderjarige] gaat, inclusief de doktersafspraken en de uitslagen van onderzoeken.
Kinderalimentatie
2.11.
De kinderalimentatie is tussen partijen in geschil. Volgens de man dient het verzoek van de vrouw om kinderalimentatie te worden afgewezen, waarbij hij verzoekt te bepalen dat hij niet gehouden is enige kinderalimentatie aan de vrouw te voldoen. Volgens de man heeft hij geen enkele draagkracht voor een bijdrage, nu hij een ziektewetuitkering ontvangt, met problematische schulden kampt en sinds 20 februari 2023 onder bewind staat. Hij ontvangt leefgeld van € 40,- per week. Ook wijst hij erop dat uit zijn nieuwe relatie een kind is geboren. De vrouw wijst erop dat de man eerst sinds december 2023 een ziektewetuitkering ontvangt. Daarnaast voert de vrouw aan dat de man weliswaar op 20 februari 2023 onder bewind is gesteld, maar dat hij niet is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. Volgens de vrouw heeft de man nog steeds draagkracht voor een kinderbijdrage van
€ 25,- per maand.
2.12.
In de beschikking van 23 januari 2023 is bepaald dat de man de vrouw een voorlopige kinderalimentatie dient te betalen vanaf 28 april 2022. Nu de man sinds 20 februari 2023 onder bewind staat, met de bedoeling – zoals ter zitting is gebleken – dat hij zal worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering, is de rechtbank van oordeel dat de man met ingang van de datum dat hij onder bewind staat, geen draagkracht heeft voor kinderalimentatie. De rechtbank zal de kinderbijdrage met ingang van deze datum op nihil bepalen.
2.13.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de vrouw is gehouden de man eenmaal per maand schriftelijk per email
– eerst via tussenkomst van de advocaten – te informeren over:
  • hoe het op school met [minderjarige] gaat;
  • hoe het met de gezondheid van [minderjarige] gaat, inclusief de doktersafspraken en de uitslagen van onderzoeken.
3.2.
bepaalt dat de man de vrouw met ingang van 20 februari 2023 geen kinderbijdrage verschuldigd is en bepaalt deze op nihil;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.W. van der Weel, griffier, op 23 december 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).