24. dBvision heeft toegelicht dat bij het opstellen van het rekenvoorschrift geluid in de jaren ’80 is geconcludeerd dat bomen geen significante bijdrage hebben in het verminderen van geluid. Als het waait, maakt de wind door de bomen geluid. Dat geluid kan het geluid van wegverkeer maskeren. De hinder van het wegverkeer kan daarom als minder worden ervaren, ook in het geval de bijdrage van het wegverkeer zelf niet wordt verlaagd. In de winter hebben de meeste bomen geen blad. De verwachting is dat bomen in deze periode daarom niet tot een verandering van het geluid of de beleving van het geluid bijdragen.
24. De voorzieningenrechter heeft geen reden om niet uit te gaan van de toelichting van de GGD en van dBvision. Als verzoekster het niet met deze toelichting eens is, is het aan haar om een tegenrapport te laten opstellen. Dit heeft zij echter niet gedaan.
24. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college heeft kunnen concluderen dat er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om de bomen te kappen. De herinrichting van het gebied voorziet immers in het versterken van het wandellandschap en het verbinden van de watergangen, waarmee de waterkwaliteit en de natuurwaarden worden verbeterd en de hoge waterstand wordt tegengegaan. Uit de toelichting van de GGD en dBvision blijkt niet dat de kap van de bomen dusdanige gevolgen voor de gezondheid van verzoekster heeft, dat het college de belangen van verzoekster zwaarder heeft moeten laten wegen.
- Gevaarzetting
24. Verzoekster voert verder aan dat het college ten onrechte de omgevingsvergunning heeft verleend vanwege gevaarzetting. Hoewel er inderdaad een gevaar is van takbreuk, hoeven de bomen niet gekapt te worden. Er zijn immers geen incidenten gemeld. Daarnaast verwacht verzoekster dat de bomen in kwestie vanwege hun locatie geen grote schade zullen aanrichten. Het college weet al jaren van de takbreuk, maar heeft geen jaarlijkse monitoring uitgevoerd. Het college kan de bomen ook strenger monitoren. Verzoekster hecht meer waarde aan haar gezondheid en die van andere omwonenden dan aan een onbekende takval.
24. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat bij enkele bomen sprake is van takbreuk. De bomen in kwestie staan in een park, waardoor deze takbreuk gevaar oplevert. Of er al dan niet incidenten zijn gemeld, is niet van belang. Het college hoeft niet af te wachten tot iemand gewond raakt (of erger) door een vallende tak.
24. Van het college hoeft verder niet te worden verwacht dat hij deze bomen strenger monitort. Zelfs als het college deze bomen strenger monitort, kan immers niet worden uitgesloten dat er (regelmatig) takken breken. De veiligheid van de gebruikers van het park kan in die omstandigheden niet volledig worden gegarandeerd.
24. Voor zover verzoekster vreest voor haar gezondheid en die van anderen, verwijst de voorzieningenrechter naar de overwegingen 25 tot en met 27 hierboven. Uit de stukken in het dossier blijkt verder niet dat het kappen van deze bomen dusdanige gevolgen heeft voor de gezondheid van verzoekster en anderen dat de bomen (ondanks het gevaar) niet gekapt mogen worden.
24. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het college de kap van deze 85 bomen mocht vergunnen.
De kap van de 30 bomen
24. Met betrekking tot de kap van de 30 bomen ziet het beroep van verzoekster alleen op 4 specifieke bomen, te weten de bomen met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] . De voorzieningenrechter zal daarom alleen toetsen of deze 4 bomen gekapt mogen worden. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat het college onderhoud aan een parkeerplaats ten onrechte als zwaarwegend belang heeft aangemerkt. Een iets andere tekening en inrichting zijn namelijk mogelijk, waardoor deze bomen gespaard kunnen blijven. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat een alternatieve inrichting niet aan hetzelfde belang kan voldoen. Het college heeft het terrein vergroot en daarom deze bomen in de gevarenzone geplaatst. Als de ophoging slechts de huidige oppervlakte betreft en er geen rijlus wordt gecreëerd, kunnen de bomen met enige moeite gespaard blijven.
24. Het college heeft toegelicht dat het zwaarwegend maatschappelijk belang van de kap van deze bomen is gelegen in de ophoging van het maaiveld van 20 tot 30 centimeter. Deze ophoging is cruciaal voor de fysieke leefomgeving. De vier bomen in kwestie hebben een beperkte overlevingskans bij een ophoging van meer dan 20 centimeter. Verder is in de boomeffectanalyse geadviseerd om betere groeiplaatsen te creëren voor de bomen omdat het voor bomen op de huidige manier met kleine groeivakken niet werkt. In het nieuwe ontwerp voor het parkeerterrein is meer groeiruimte gegeven aan de bomen, aldus het college. De bomen staan zo dicht op de verharding dat het ophogen van het parkeerterrein direct gevolgen heeft voor de bomen. De bomen die terug geplant moeten worden, hebben op de langere termijn een betere levensverwachting.
24. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen om deze 4 bomen te kappen. In de boomeffectanalyse is opgenomen dat een ophoging tot maximaal 20 centimeter mogelijk is. Een dikker pakket zal leiden tot grootschalige uitval van bomen en moet daarom worden afgeraden. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat de werkzaamheden weliswaar negatieve effecten hebben op de bomen, maar dit enkele feit is onvoldoende om van zwaarwegende maatschappelijke belangen te kunnen spreken. De ophoging kan immers ook plaatsvinden als de bomen blijven staan. Ook blijkt niet dat de bomen gevaar opleveren als zij blijven staan.