ECLI:NL:RBAMS:2024:7977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
13/155174-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen gevolg gegeven aan Europees aanhoudingsbevel uit Polen wegens schending van grondrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2024 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Rzeszów, Polen, op 7 februari 2024. De officier van justitie had op 10 mei 2024 verzocht om het EAB in behandeling te nemen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980 en gedetineerd in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Demir. Tijdens de zittingen op 9 juli, 24 oktober en 12 december 2024 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank meerdere keren de termijn voor uitspraak verlengde en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon handhaafde.

De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspaken, met name op 23 juli en 7 november 2024, vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen. De rechtbank heeft de Poolse autoriteiten om aanvullende informatie gevraagd over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. Ondanks de ontvangen informatie, oordeelde de rechtbank dat er geen wijziging van omstandigheden was die het eerder vastgestelde gevaar kon wegnemen. De officier van justitie en de raadsman steunden dit oordeel en de rechtbank besloot uiteindelijk om geen gevolg te geven aan het EAB op grond van artikel 11, eerste lid, van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering en hefte de gevangenhouding op. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/155174-24
Datum uitspraak: 12 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 10 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 februari 2024 door
the Regional Court in Rzeszów, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft eerst plaatsgevonden op de zitting van 9 juli 2024, in
aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar. officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen
en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Demir advocaat in Breda en dooreen tolk in de
Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW)
uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting van 9 juli 2024 de
gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 23 juli 2024
De rechtbank heeft bij uitspraak van 23 juli 2024 het onderzoek heropend en geoordeeld dat
sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden
die in het
remand regimein Polen terechtkomen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst
voor onbepaalde tijd, teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag te laten
beantwoorden of, indachtig de omstandigheden op grond waarvan een algemeen gevaar voor het
remand regimeis aangenomen, dit gevaar - al dan niet met een individuele detentiegarantie - voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de in de tussenuitspraak genoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en
derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW verlengd
met 30 dagen. Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond
van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
Raadkamer 28 augustus 2024
De raadkamer heeft op 28 augustus 2024 de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van
artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid
(oud), OLW verlengd met 30 dagen. Ook heeft de raadkamer de gevangenhouding van de
opgeëiste persoon op grond van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
Raadkamer 6 september 2024
De raadkamer heeft op 6 september 2024 het schorsingsverzoek afgewezen.
Raadkamer 2 oktober 2024
De raadkamer heeft op 2 oktober 2024 de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel
22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW
verlengd met 30 dagen. Ook heeft de raadkamer de gevangenhouding van de opgeëiste persoon
op grond van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
Zitting 24 oktober 2024
De rechtbank heeft - met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling - de behandeling
van het EAB voortgezet op de zitting van 24 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R.
Hogewind. officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn
raadsman, mr. G. Demir, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en
derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met
30 dagen. Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond
van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
Tussenuitspraak 7 november 2024
Bij tussenuitspraak van 7 november 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten, nu met de aanvullende informatie van 14 en 22 oktober 2024 het eerder vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft hier een redelijke termijn van 30 dagen aan verbonden en geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ook heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn verlengd waarbinnen zij uitspraak moet doen met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 12 december 2024
De rechtbank heeft - met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling - de behandeling
van het EAB voortgezet op de zitting van 12 december 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R.
Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn
raadsman, mr. G. Demir, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 12 december 2024 gesloten en direct uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 23 juli 2024 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid, het onschuldverweer en
de Poolse rechtstaat. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast
worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 6 van de tussenuitspraak van 23 juli 2024 en punt 4 van de tussenuitspraak van 7 november 2024. De overwegingen uit voornoemde uitspraken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Op 14 november 2024 is – gelet op het oordeel van de rechtbank in de tussenuitspraak van 7 november 2024 – door het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) de volgende vraag gesteld aan de Poolse autoriteiten:
“Could you please provide additional information on the amount of time the wanted person will be given the opportunity to spend outside of his cell at a minimum?”
De Poolse autoriteiten hebben op 3 december 2024 hierop als volgt geantwoord:
”In response to your message dated 7th November 2024 I would like to inform that prisoners have a possibility to spend time in the active way. Prison’s stuff organized for prisoners cultural and educational activities, P.E. and sports activities. As part of these activities prisoners can use treadmill, darts, table tennis, x-box, board games or table football. Prisoners can take part in cultural and educational events, concerts, contests. On prison premises are two sports grounds. In addition it’s worth to mention that in prison is library with 15.000 books.”
Vervolgens is door het IRC op 6 december 2024 nogmaals als aanvullende vraag gesteld aan de Poolse autoriteiten:
”Can you give us any other guarantees concerning theamount of timethat [opgeëiste persoon] will be able to spendoutside his cell?”
Daarop is op 9 december 2024 door de Poolse autoriteiten als volgt geantwoord:
”In reference to your message dated 6th December 2024 I would like to inform that, every answers to your question were explained in messages dated 14th October 2024 en and 3rd December 2024.”
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat met de laatste aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten geen wijziging van de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft daarom gevorderd geen gevolg te gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich – kortgezegd – aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voornoemde aanvullende informatie niet heeft geleid tot een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. Het eerder vastgestelde individuele reële gevaar voor de opgeëiste persoon is dan ook niet weggenomen. De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 11 OLW.

7.Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB;
VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;
HEFT OPde gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mr. J.P.W. Helmonds en mr. D.A. Segbedzi rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede en mr. E.A. Harland, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.