In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een amateur botenrestaurateur, hierna te noemen [opposant/eiser], die in een eerdere procedure bij verstek is veroordeeld tot betaling van € 16.900,- aan [geopposeerde/gedaagde], de eigenaar van een motorboot. De vordering van [geopposeerde/gedaagde] is gebaseerd op de ontbinding van een aanneemovereenkomst die op 16 juni 2023 rechtsgeldig is ontbonden, omdat [opposant/eiser] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De overeenkomst hield in dat [opposant/eiser] de boot van [geopposeerde/gedaagde] zou opknappen voor een bedrag van € 15.000,-. Gedurende de werkzaamheden heeft [opposant/eiser] meerdere verzoeken tot bijbetaling gedaan, maar heeft hij niet tijdig gewaarschuwd voor kostenverhogende omstandigheden. Dit leidde tot een geschil over de uitvoering van de overeenkomst en de schadevergoeding die [geopposeerde/gedaagde] vorderde. De kantonrechter oordeelde dat [opposant/eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor prijsverhogingen en dat hij daardoor in verzuim is geraakt. De schade die [geopposeerde/gedaagde] heeft geleden door de ontbinding van de overeenkomst, inclusief de reeds betaalde bedragen en de waardevermindering van de boot, werd vastgesteld op € 16.900,-. De kantonrechter bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en wees de vorderingen in reconventie van [opposant/eiser] af. Tevens werd [opposant/eiser] veroordeeld in de proceskosten.