Uitspraak
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben huurders een vordering ingesteld om de huurprijs van hun appartement vast te stellen op € 712,79 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 21 april 2023. De huurders, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben de Huurcommissie verzocht om de aanvangshuurprijs te toetsen. De Huurcommissie heeft op 7 maart 2024 geoordeeld dat de huurprijs van € 1.500,- per maand niet redelijk is en heeft een maximale redelijke huurprijs vastgesteld op € 891,91 per maand, maar verklaarde zich onbevoegd om uitspraak te doen omdat deze prijs boven de huurliberalisatiegrens ligt.
De verhuurder, A.R.P. Randstad C.V., heeft in reconventie gevorderd dat er voor recht wordt verklaard dat er geen all-in prijs is overeengekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen het erover eens zijn dat de overeengekomen huurprijs van € 1.500,- per maand een kale huurprijs betreft. De kantonrechter heeft vervolgens de redelijkheid van deze huurprijs beoordeeld, waarbij hij de puntenaantallen van de Huurcommissie in overweging heeft genomen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen renovatiepunten toegekend kunnen worden, maar dat er wel een toeslag van 15% moet worden gegeven vanwege het feit dat de woning zich in een beschermd stads- of dorpsgezicht bevindt. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de overeengekomen huurprijs van € 1.500,- per maand redelijk is, en heeft de vorderingen van de huurders afgewezen. Huurders zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 476,00, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.