ECLI:NL:RBAMS:2024:7851

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
13.004423.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht en gedragsbeïnvloedende maatregel in meervoudige strafzaak

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte, geboren op 1 januari 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een gewapende overval op een bedrijf, diefstal met geweld, afpersing en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 2 januari 2024 een overval heeft gepleegd op [naam bedrijf BV], waarbij een geldbedrag van € 4.823,65 is weggenomen. De overval werd gekenmerkt door bedreiging met een mes en geweld tegen de aanwezige medewerkers. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van een inbraak in een woning en het afpersen van een slachtoffer op 18 december 2023, waarbij ook geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 12 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn psychische problematiek, zoals vastgesteld in een psychologische rapportage. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de slachtoffers van de overval en de afpersing. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan behandeling en begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13.004423.24 (A), 13.331262.23 (B) en 13.028832.24 (C)
Parketnummer vordering tul: 13.092214.22
Datum uitspraak: 3 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2005,
wonende op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex [plaats 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2024.
Op de pro-formazitting van 4 april 2024 zijn de zaken met parketnummers 13.004423.24 en 13.331262.23, die bij afzonderlijke dagvaardingen zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
Op de zitting van 19 november 2024 is de zaak met parketnummer 13.028832.24, die bij afzonderlijke dagvaarding is aangebracht, bij de zaken A en B gevoegd. Deze zaak wordt als zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N.S. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.A. van den Munckhof, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [naam bedrijf BV] , [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] . De benadeelde partijen zijn niet ter terechtzitting verschenen.
De vordering van [persoon 1] is ter terechtzitting toegelicht door zijn advocaat,
mr. E.J. van Gils, optredende namens mr. C.A. Bouw. De vorderingen van [persoon 2] en [persoon 3] zijn ter terechtzitting toegelicht door [persoon 4] , Slachtofferhulp Nederland.
Ter terechtzitting is de deskundige [persoon 5] , gezinsmanager van de Jeugdbescherming regio Amsterdam, gehoord.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij:
zaak A, feit 1:
op 2 januari 2024 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, het bedrijf [naam bedrijf BV] heeft overvallen en daarbij een geldbedrag van € 4.823,65 heeft weggenomen;
zaak A, feit 2:
in de periode van 27 december 2023 tot en met 10 januari 2024 te Amsterdam en/of [plaats 2] , al dan niet samen met een ander of anderen, een overval op, dan wel een inbraak in, een woning heeft voorbereid;
zaak A, feiten 3 en 4:
op 18 december 2023 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, [persoon 1] heeft beroofd (feit 3) en/of afgeperst (feit 4) van een telefoon, een rijbewijs, de codes van de mobiele telefoon en ING app, Apple Airpods Pro en een scootersleutel;
zaak A, feit 5:
op 18 december 2023 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, geldbedragen van € 750,- en € 244,89 van [persoon 1] heeft weggenomen door met behulp van de bemachtigde codes van de telefoon en internetbankierenapplicatie geldbedragen vanaf de rekening van [persoon 1] door middel van ‘Tikkies’ over te schrijven;
zaak B:
op 1 oktober 2023 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, met geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 2] en [persoon 3] een elektrische fiets van [persoon 2] heeft gestolen;
zaak C:
op 17 augustus 2023 te Amstelveen, [persoon 6] heeft mishandeld.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Zaak A, feit 1:
Verdachte heeft bekend dat hij de overval op [naam bedrijf BV] in samenwerking met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.
De raadsman heeft opgemerkt dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag dat door verdachte zou zijn weggenomen te hoog is en naar beneden moet worden bijgesteld. Wanneer de bedragen vermeld op de bij de aangifte van [persoon 7] gevoegde lijst worden opgeteld komt de raadsman tot een bedrag van € 4.262,15.
Zaak A, feit 2:
Verdachte heeft zich met betrekking tot dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.
De raadsman heeft primair betoogd dat de politie op onrechtmatige wijze de code van de telefoon van verdachte heeft bemachtigd. In dat kader heeft de raadsman zijn verzoek om de betreffende verbalisanten als getuigen te horen herhaald. Hij is van mening dat de rechtbank dit verzoek eerder ten onrechte heeft afgewezen.
Het lijkt erop dat de politie om de code van de telefoon heeft gevraagd, hetgeen als een verhoor moet worden aangemerkt, dat niet op deze manier had mogen plaatsvinden. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:9895). De informatie afkomstig uit deze telefoon mag daarom niet worden gebruikt. Omdat het bewijs grotendeels is gebaseerd op deze informatie zal vrijspraak moeten volgen.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het opzet van verdachte niet verder reikte dan een woninginbraak. Opzet op een woningoverval kan niet worden aangenomen, zodat verdachte van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
Zaak A, feiten 3, 4 en 5:
Verdachte heeft verklaard dat van een beroving en/of afpersing geen sprake is geweest. Hij heeft aan [persoon 1] bij de padelclub in Amstelveen een mobiele telefoon verkocht, waarvoor [persoon 1] door middel van Tikkies heeft betaald. Hij had daarover eerder die avond via Snapchat contact gehad met [persoon 8] met wie hij enige tijd daarvoor contact had gehad over de levering van scooteronderdelen. Hij dacht dat [persoon 8] en [persoon 1] samen zouden komen bij de padelclub, maar [persoon 1] kwam alleen. Ze hadden aanvankelijk een prijs van € 1.000,- afgesproken, maar [persoon 1] had niet genoeg geld op zijn rekening.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij ziet veel ongerijmdheden en inconsequenties in de verklaringen van [persoon 8] en [persoon 1] , terwijl de verklaring van verdachte logisch, consequent en zonder lacunes is.
Zaak B:
Verdachte heeft verklaard dat hij op een bankje een vriendelijk gesprek had met twee jongens. [persoon 9] , de andere jongen met wie hij samen was, kwam er op een bepaald moment bij en ging op een rare manier met de jongens praten. Verdachte had er geen goed gevoel bij en wist eigenlijk al wat er ging gebeuren. Nadat één van de jongens en [persoon 9] op de fatbike waren weggereden, is verdachte er op zijn scooter achteraan gegaan. Hij zag dat de jongen hard door [persoon 9] werd geslagen. De andere jongen kwam er later ook bij. De jongens waren heel erg geschrokken en besloten de fatbike aan [persoon 9] te geven. De ketting van de fatbike was eraf gelopen en de jongen die met [persoon 9] was weggereden, was bezig om de ketting er weer op te zetten. Verdachte heeft deze jongen een klap met de vlakke hand gegeven. Hij heeft dit gedaan omdat hij geen problemen wilde met [persoon 9] . Ook wilde hij geen mietje genoemd worden en niet op straat uitgelachen worden. Hij heeft geen mes bij [persoon 9] gezien.
De raadsman is van mening dat de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 3] discrepanties bevatten waarbij [persoon 3] beide verdachten soms door elkaar lijkt te halen. Op basis van het dossier kan hooguit tot medeplichtigheid worden gekomen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, want er is niet van tevoren overlegd, verdachte had oorspronkelijk niet de opzet op de diefstal en de rollen van verdachte en [persoon 9] waren niet gelijkwaardig. Nu medeplichtigheid niet ten laste is gelegd, moet vrijspraak volgen.
Zaak C:
Verdachte heeft verklaard dat hij en de vriend met wie hij was, door een man onterecht werd beschuldigd van het weggooien van een blikje op straat. Deze man, die samen was met onder andere een andere man en een kind, bleef maar naar hen roepen en stopte niet toen zij de auto verderop hadden geparkeerd. Verdachte en zijn vriend zijn toen naar de man toegelopen om het op te lossen. Beide mannen waren echter heel agressief tegen hen. Hij kreeg een jas over zijn hoofd heen waardoor hij moeilijk adem kon halen, maar wist zich los te rukken. Verdachte wilde de situatie ontvluchten. Mede door de adrenaline heeft hij toen de man tegen zijn achterhoofd geslagen. Daarna zijn verdachte en zijn vriend weggerend en hebben zij zich in de bosjes verstopt, waar zij later door de politie zijn aangetroffen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Primair omdat geen pijn of letsel is geconstateerd. Subsidiair omdat verdachte uit noodweer heeft gehandeld.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en
omstandigheden [1] .
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
Op 2 januari 2024 heeft een overval plaatsgevonden op het bedrijf [naam bedrijf BV] aan de [adres 2] . Op het moment van de overval waren er twee medewerkers in de winkel aanwezig, te weten [persoon 10] en [medeverdachte 1] . Er is een geldbedrag van in totaal € 4.823,65 weggenomen. [2]
De raadsman heeft de hoogte van het weggenomen bedrag betwist. Wanneer de bedragen vermeld op de bij de aangifte van [persoon 7] gevoegde lijst worden opgeteld, komt de raadsman tot een bedrag van slechts € 4.262,15. De rechtbank constateert echter dat de weggenomen geldbedragen op de bij de vordering benadeelde partij gevoegde kassalijst nader zijn gespecificeerd. Het gaat om de volgende bedragen: € 304,65 (kassa), € 3.950,- (storting),
€ 258,- (rollen kleingeld) en € 311,- (kasomzet). Dit komt overeen met het in de aangifte genoemde bedrag van € 4.823,65, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
Aangever [persoon 10] (aangever) heeft verklaard dat hij op 2 januari 2024 samen met een collega ( [medeverdachte 1] ) aan het werk was bij [naam bedrijf BV] . Opeens sprong iemand op achter zijn collega. Deze man had een bivakmuts op. De man pakte zijn collega vast en zette een groot keukenmes op diens keel. De overvaller zei: "
Waar is het geld?" Aangever wees op de kassalade. Aangever heeft de kassalade open gedaan. De overvaller deed de inhoud van de lade in een tasje. De overvaller vroeg: "
Is er meer?! Waar is de kluis?” Aangever liep voor de overvaller richting de kluis. De overvaller zei: "
Ik steek je in je rug, ik snij de vingers van je collega eraf". Aangever wist de kluiscode. De overvaller zei: “
Maak die kluis open of ik steek je collega of snij zijn vingers er af!” en
“Je moet het open doen, maak open”. Met enige moeite heeft aangever de kluis geopend. De overvaller pakte het geld uit de kluis en stopte dit in zijn jaszakken. De overvaller is even later de winkel uitgerend. [3]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij opeens van achteren werd vastgepakt en iemand het mes met de scherpe kant tegen zijn keel aandrukte. Vervolgens richtte de man het mes op zijn collega [persoon 10] . De man schreeuwde naar [persoon 10] :
“Waar is dat geld? Geef mij de geld! Waar ligt de kluis? Zeg het of ik snij nu zijn keel door!”. Zij zijn vervolgens met zijn drieën onder dreiging van de man naar de kluis gelopen, waarbij de man het mes met de punt tegen de nek van [medeverdachte 1] hield. Aangekomen bij de kluis schreeuwde de man:
“Geef mij de code of ik snij zijn vingers eraf”. Hierbij pakte de man de linkerhand van [medeverdachte 1] en hield het mes met de scherpe zijde tegen zijn vingers. De overvaller zei vervolgens: “
Ik ga zijn vingers er afsnijden”. De man zwaaide met het mes naar [medeverdachte 1] en zijn collega. [4]
Verdachte heeft in zijn verhoor van 19 maart 2024 bekend dat hij de overval heeft gepleegd, in samenwerking met [medeverdachte 1] . [5] Ter terechtzitting is hij bij deze verklaring gebleven. [6]
De rechtbank acht daarom op grond van de genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 2 januari 2024 samen met [medeverdachte 1] de ten laste gelegde overval op [naam bedrijf BV] heeft gepleegd.
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
In het kader van het onderzoek naar de overval op [naam bedrijf BV] is de telefoon van verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] afgeluisterd.
Op 8 januari 2024 om 17:08 uur vond een gesprek plaats tussen verdachte en de gebruiker van een telefoonnummer eindigend op [nummer 1] . [7] In dit gesprek wordt onder andere het volgende gezegd:
[telefoonnummer] :
We moeten naar Praxis moker halen sowieso dan en tassen en zo. Je weet toch en bivak en al die dingen. Je weet toch.
[nummer 1] :
Wat wat wat zei je?
[telefoonnummer] :
We gaan moker halen sowieso toch. Zei je.
[nummer 1] :
Ja man ik denk dat is gewoon het beste man daar.
[telefoonnummer] :
Maar gaat dat gaat kanker veel geluid maken.
(…)
[nummer 1] :
We hebben letterlijk dertig, twintig seconde
Enkele minuten later, om 17:11 uur vond opnieuw een gesprek plaats tussen verdachte en de gebruiker van een telefoonnummer eindigend op [nummer 1] . [8] In dit gesprek wordt onder andere het volgende gezegd:
[nummer 1] :
wanneer wil je het checke?? Wanneer wil je de spullen halen?
[telefoonnummer] :
Uhh ik denk nog een keer checke en dan spullen halen.
(…)
[telefoonnummer] :
Hotre .. beste om loessoe te gaan.
[nummer 1] :
wil je dat doen?
[telefoonnummer] :
ja toch wat doen je anders bro, vervoer is ook weer hoofdpijn.
[nummer 1] :
Ja dat is het beste plan, maar dan moeten we een route hebben. Bro dan moeten we een route hebben zonder cammy’s, daar moeten we kijken.
(…)
[nummer 1] :
wil je ook gewoon koffers ehh koffers kopen? Gaan we gewoon met koffers naar die trein. Niet met tassen enzo dan. Ik wil niet zeg maar dat ehh, je weet toch lijkt of we hebben genakt.
(…)
[telefoonnummer] :
Maar ja ik denk broer, ik zeg je eerlijk hotre lijkt mij beste of niet? Want broer [plaats 2] zijn letterlijk twee grote wegen hoe je der uitkomt of de trein.
[nummer 1] :
Uhum.
[telefoonnummer] :
Snap je broer, ze kunnen letterlijk wat ze kunnen doen is alle twee de wegen afzetten. Ewa waar wil je heen we gaan der hoe dan ook langs.
[nummer 1] :
Uhm ja
[telefoonnummer] :
Een oeffoe… Luister luister hoor dit. Bij een oeffoe als we m gaan oeffe, is sowieso faya. Heel [plaats 2] is gewoon focked up he dat moet je weten. Ewa bij brakkie valt mee is makkelijk, ik zeg eerlijk.
[nummer 1] :
uhum
[telefoonnummer] :
Is niet vaker zoveel eenheden gaan daar heen. Meestal misschien twee drie om te kijken wat die slachtoffers zeggen enzo .
(…)
[telefoonnummer] :
Ja doe je ding wakka. Ewa gaan we gelijk die waggie even weghalen
[nummer 1] :
morgen gaan we checke he? Maar morgen? We gaan kijken.
(…)
[telefoonnummer] :
lekker tiktak ofzo, weet je waarom? taxi’s rijden daar weinig in de nacht toch of of is die casino, tot hoe laat is die casino open?
[nummer 1] :
daar is Holland-Casino volgens mij he? of niet?
[telefoonnummer] :
Ja daar in de buurt rijden wel taxi’s, honderd procent en die is ook bij dinges
[nummer 1] :
we moeten echt ff gaan kijken man.
(…)
[telefoonnummer] :
Dan zijn er sowieso taxi’s daar. Rond die half 2 uhmm half 3 zo.
Op 8 januari 2024 om 23:35 uur vond een gesprek plaats tussen verdachte en een telefoonnummer eindigend op [nummer 2] . Dit nummer kan worden toegeschreven aan [medeverdachte 2] . [9]
[medeverdachte 2] merkt in dit gesprek op dat hij op internet heeft gezien dat de eis voor een inbraak een gevangenisstraf van twaalf weken is, afhankelijk van de situatie. Hij zegt dat het een paar maanden is, maar dan heb je wel een ton. Hij schrijft verder: “
Voor je het weet moet je van plan switchen omdat de bewoner thuis is, dan wordt het een woningoverval”.
Op 9 januari 2024 om 14:01 uur vond het volgende gesprek plaats tussen verdachte en de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] . [10]
[telefoonnummer] :
Gaan wij nog naar ZANJE? Even kijken
[nummer 1] :
Ou ja
[telefoonnummer] :
Ja toch.
[nummer 1] :
Ga vriendje even bellen kijken of hij kan rijden
Op 9 januari 2024 om 15:15 uur heeft verdachte een gesprek met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [nummer 3] . [11] In dit gesprek wordt onder andere het volgende gezegd:
[telefoonnummer] :
is goed, is goed hoor dan, bro ik zit al 4 maandjes te loeren op iets toch, bro het kan om tonnen gaan, hele familie gaat 10 januari weg een ander land, die osso heeft wel alarm maar het zijn oude ramen en broer deze jongen is multimiljonair hij heeft een kloesoe met watches alleen maar watches protect, bro ik kan je foto's sturen, bro ik heb heel veel info.
[nummer 3] :
IK ZIE JOU VANAVOND.
(…)
[nummer 3] :
Ik haal je op.
Op 10 januari 2024 is [verdachte] aangehouden voor de overval op [naam bedrijf BV] (feit 1). Tijdens zijn aanhouding is zijn IPhone 14 in beslag genomen onder goednummer 6447578.
Nadat verdachte de code van zijn telefoon heeft gegeven, is deze telefoon onderzocht. De raadsman heeft met betrekking tot de bevindingen van deze telefoon verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom eerst dit verweer bespreken, voordat zij toekomt aan wat op de telefoon van verdachte is aangetroffen.
Afwijzing (herhaald) getuigenverzoek
De raadsman heeft allereerst ter zitting zijn eerdere verzoek tot het horen van de agenten over hoe zij aan de code van de telefoon van verdachte zijn gekomen, herhaald. Dit verzoek is eerder tijdens de zittingen van 13 juni 2024 en 18 juli 2024 behandeld en afgewezen. De rechtbank heeft tijdens de zitting van 13 juni 2024 ten aanzien van haar beslissing tot afwijzing van het verzoek het volgende overwogen (tijdens de zitting van 18 juli 2024 heeft de rechtbank bij haar beslissing tot afwijzing van het getuigenverzoek naar deze overweging verwezen):

Ook op dit moment ziet de rechtbank geen aanleiding om de verbalisanten te laten horen. Ondanks dat het criterium van het verdedigingsbelang van toepassing is en de verzoeken tijdig zijn gedaan, is de vraag op welke wijze de verbalisanten de toegangscode van de telefoon van verdachte hebben verkregen in de aanvullende processen-verbaal afdoende beantwoord. Daarnaast blijken uit de processen-verbaal geen concrete aanwijzingen dat de verbalisanten niet in lijn met de waarheid zouden hebben verklaard en ziet de rechtbank geen discrepanties met betrekking tot de toedracht omtrent het verkrijgen van de code. Het is kortom niet gebleken waarover de verbalisanten bij de rechter-commissaris nog concreet en relevant kunnen verklaren, waardoor. Redelijkerwijs valt aan te nemen dat met deze afwijzing de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad.
Nu de raadsman tijdens de zitting van 19 november 2024 geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waarom het verzoek tot het horen van de agenten als getuige alsnog zou moeten worden toegewezen, ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van hetgeen zij eerder op 13 juni en 18 juli 2024 ten aanzien van dit getuigenverzoek heeft overwogen en beslist. Het verzoek wordt daarom opnieuw afgewezen.
Geen vormverzuim
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat al het bewijs dat van de telefoon van verdachte afkomstig is, moet worden uitgesloten van het bewijs. Volgens de raadsman is dit bewijs op onrechtmatige wijze verkregen, waardoor sprake is van een ernstig vormverzuim als bedoel in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verweer van de raadsman voldoet echter niet aan de eisen die artikel 359a Sv stelt aan een onrechtmatigheidsverweer. Hij heeft immers nagelaten toe te lichten welk belang het geschonden voorschrift dient, wat de ernst van het verzuim is en welk nadeel daardoor is veroorzaakt. Nu deze onderbouwing ontbreekt, behoeft de rechtbank niet op dit verweer te reageren (zie HR 30 maart 2004, NJ 2004/376). Het verweer kan reeds daarom worden afgewezen.
Ook los van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het verweer niet. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie wordt als verhoor beschouwd ‘alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdacht aangemerkt persoon betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit’.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte was aangemerkt en aangehouden als verdachte op het moment dat hem naar de code van zijn telefoon werd gevraagd. De rechtbank is echter van oordeel dat met de enkele vraag naar de code van zijn telefoon geen sprake was van een verhoorsituatie als hiervoor bedoeld. De politie beschikte al over tapgesprekken waaruit een vermoeden van de betrokkenheid van verdachte bij een strafbaar feit kon worden afgeleid. De telefoon van verdachte was mogelijk een nieuwe bron van belastend bewijsmateriaal en daar had de politie op dat moment nog geen toegang toe. De politie was bezig met het opsporingsonderzoek en in het verlengde daarvan heeft zij verdachte gevraagd om de code. Verdachte heeft die vervolgens verstrekt.
Het vragen naar deze code merkt de rechtbank niet aan als een verhoor betreffende de betrokkenheid van verdachte bij een (of meer) strafbare feiten, maar als een opsporingshandeling. De inhoud van de telefoon van verdachte bestond al, ook als verdachte de code niet zou hebben gegeven. Onderzoek naar zijn telefoon was dan ook niet afhankelijk van zijn medewerking, omdat die ook zonder die medewerking mocht worden onderzocht.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Bewezenverklaring
Op de telefoon van verdachte is een notitie gevonden met de tekst: ‘ [adres 3] ’. Deze notitie is aangemaakt op 27 december 2023. In de telefoon van verdachte stond ook een foto van de woning aan de [adres 3] te [plaats 2] . Deze foto is vanuit een auto genomen, waarbij de autospiegel is te zien. De kleur van de auto is vermoedelijk blauw . De kleur blauw is namelijk zichtbaar in de buitenspiegel.
Verdachte heeft sinds december 2023 een auto met kenteken [kenteken 1] op zijn naam staan. Het betreft een Peugeot 107. Deze auto van verdachte is bekeken en er is geconstateerd dat het een blauwe auto betreft en dat de buitenspiegel wat betreft vorm en zwarte buitenrand overeenkomt met de spiegel die op de hiervoor genoemde foto is te zien.
De ANPR-gegevens van de auto van verdachte met kenteken [kenteken 1] zijn vervolgens opgevraagd. Het blijkt dat de auto op 31 december 2023 om 09:39 uur op de Zandvoortselaan richting [plaats 2] en om 10:25 uur op de Zandvoortselaan richting Heemstede reed.
Op het adres [adres 3] te [plaats 2] staan ingeschreven: [persoon 15], [persoon 16] en de kinderen [persoon 17] en [persoon 12] . Op de telefoon van verdachte stonden twee foto’s van [persoon 12] , afkomstig van diens Instagram account.
Op camerabeelden van de [adres 3] van 31 december 2023 is rond 09:52 uur een blauwe auto te zien. Het kenteken is niet geheel te lezen, maar begint met [kenteken 1] . In de auto zitten de chauffeur en een passagier.
Even later is te zien dat de passagier uit de auto stapt en een rondje om de woning loopt. De blauwe auto staat op dat moment geparkeerd aan de overzijde van de straat.
Uit locatiegegevens in de telefoon van verdachte blijkt dat zijn telefoon op 31 december 2023 vanaf 09:50 uur in de [adres 3] was. [12]
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, samen met een ander of anderen het plan heeft opgevat om goederen en/of geld uit een woning aan de [adres 3] weg te nemen. Uit de tapgesprekken volgt dat verdachte informatie had dat de familie die in de woning woont vanaf 10 januari 2024 op vakantie zou gaan. Ook zou de hoofdbewoner rijk zijn en over dure horloges beschikken. Vervolgens blijkt uit de notitie uit de telefoon van verdachte dat het om het adres [adres 3] ging in [plaats 2] . [persoon 12] , van wie verdachte een foto op zijn telefoon had staan, blijkt op dit adres te wonen. Uit de foto’s, camerabeelden en de locatiegegevens kan verder worden afgeleid dat verdachte op 31 december 2024 een voorverkenning op dit adres heeft gedaan.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte van plan was om samen met een ander of anderen een inbraak in de woning te plegen. Uit de tapgesprekken volgt dat hij er tevens rekening mee hield dat dit ook een overval kon worden wanneer iemand thuis zou zijn. In een afgeluisterd gesprek worden namelijk de strafrechtelijke consequenties van de beide misdrijven beschreven en het blijkt dat men voor een overval niet terugdeinsde noch dat dit een reden zou zijn om van het plan af te zien. De rechtbank neemt dan ook – anders dan de raadsman heeft betoogd – als vaststaand aan dat verdachte en zijn mededader(s) een inbraak in een woning en een woningoverval hebben voorbereid.
De op de telefoon van verdachte aanwezige notitie met het adres waar de inbraak/overval moest plaatsvinden, de foto van de betreffende woning en de foto’s van één van de bewoners van de woning waren dienstig en daarom bestemd tot het plegen van die misdrijven. Verdachte had dus opzettelijk een informatiedrager voorhanden bestemd tot het begaan van de misdrijven. De rechtbank acht het feit bewezen.
Ten aanzien van zaak A, feiten 3, 4 en 5:
[persoon 1] (aangever) heeft in zijn aangifte verklaard dat hij in de avond van 18 december 2023 met [persoon 8] , een vriend van hem, een jointje is gaan roken. [persoon 8] heeft toen een kennis bericht op Snapchat met de vraag of hij nog een bakje snus wilde hebben. Er werd een afspraak gemaakt dat aangever voor [persoon 8] het bakje snus aan die kennis zou geven. Omstreeks 23:05 uur kwam hij aan op de [padel centrum] in Amstelveen. Hij reed naar drie jongens toe die ter hoogte van de ingang stonden.
Hij hoorde dat één van de jongens (NN1) tegen hem zei: "
We moeten even praten, werk mee, niet schreeuwen of iets want anders krijg je klappen." Zij zeiden tegen hem: "
Zet je scooter uit en zet je scooter neer." [persoon 1] mocht geen politie bellen. Hij moest zijn telefoon aan de jongens geven. NN1 zei: "
Loop even mee." Aangever is met hen meegelopen naar de zijkant van het gebouw. Tijdens het lopen vroeg NN1: "
Heb je een ID mee?" Aangever liet zijn rijbewijs zien. Dit rijbewijs werd meteen uit zijn handen gepakt.
NN1 vroeg aan aangever: “
Wat ben je van [persoon 8] ?” en “
[persoon 8] moet niet spelen met mijn geld, zijn vader kan het oplossen met jou.
Aangever moest vervolgens zijn telefoon openen. Hij moest zijn ING-app openen met face ID en moest de code aan NN1 geven. Hij hoorde dat zij onderling Tikkies aan het sturen waren naar zijn telefoon, zodat deze konden worden betaald met het geld op de rekening van aangever.
Hij mocht niet teveel kijken, zij schreeuwden naar hem als hij keek. NN1 en NN2 zeiden steeds: "
Kijk weg!"
Aangever moest zijn zakken legen en zijn oortjes uit zijn oren halen. NN2 heeft het doosje van de oortjes en de scootersleutel uit de jaszak van aangever gepakt. NN2 vroeg of hij nog een reservesleutel thuis had liggen. Aangever zei dat hij geen reservesleutel had, waarop NN2 een klap gaf met zijn platte hand op mijn linkerkant van zijn gezicht en zei dat hij niet mocht liegen.
Zij hebben meerdere keren gezegd dat hij niet naar de politie mocht gaan.
NN2 heeft tegen aangever gezegd: “
We weten waar je woont, als we nog iets van je terug horen dan neuk ik je kankermoeder.
NN1 en NN2 liepen een stukje weg om te overleggen. Toen zij terugkwamen zeiden zij tegen aangever: "
We gaan je scootersleutel teruggeven. Zorg ervoor dat je binnen 10 minuten weg bent. Je mag pas weggaan als je ons niet meer ziet. We houden je in de gaten vanaf een afstand dus niet eerder weggaan."
Op dat moment gooide NN2 de scootersleutel weg en renden de drie mannen weg.
Nadat aangever zijn sleutel had gevonden is hij meteen naar huis gereden. [13]
Aangever heeft afschriften van de bankrekening overgelegd, waaruit blijkt dat die dag vanaf zijn rekening € 750,- is overschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] en een bedrag van € 224,89 naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Rekeningnummer [rekeningnummer 1] is van verdachte. Rekeningnummer [rekeningnummer 2] is van [medeverdachte 2] . [14]
De oortjes die aangever bij zich had zijn meegenomen. Ze zijn van het merk en type Apple Airpod Pro. [15]
Aangever heeft in een aanvullende verklaring verklaard dat hij zijn telefoon moest afgeven en de 6-cijferige code op moest noemen. NN1 had op dat moment de telefoon in zijn handen en voerde deze code in. Nadat de mobiele telefoon voor het eerst was ontgrendeld, ging verdachte direct naar de ING-App. De telefoon ging meerdere keren op slot. De telefoon is drie keer geopend met een cijfercode, en twee keer met face-ID.
De daders hadden een QR-code voor een tikkie op twee eigen telefoons,. Die codes werden met de telefoon van aangever gescand. Naast het invoeren van de cijfercode, is de face-ID van [persoon 1] gebruikt om toegang te krijgen tot de ING-App. [16]
Al het geld dat op de rekening van [persoon 1] stond is eraf gehaald. [17]
[persoon 8] heeft verklaard dat hij een keer op school had ge-chilled tijdens een tussenuur. Af en toe deden ze dan ‘snus’ met elkaar. Een jongen die hij kent als [naam 2] zei toen tegen hem: "Als je ooit nog een bakje hebt dan zou ik die wel willen." Op 18 oktober 2024 vroeg [persoon 1] aan [persoon 8] of [persoon 8] een bakje snus wilde overnemen. [persoon 8] heeft toen [naam 2] via Snapchat gesproken. Hij denkt later dat hij per ongeluk een andere [naam 2] heeft benaderd. [18]
Er is een WhatsApp-conversatie aangetroffen tussen [persoon 8] en verdachte over de periode 3 december 2023 tot en met 19 december 2023. In deze conversatie vraagt [persoon 8] meermalen aan verdachte of hij bij hem onderdelen van scooters kan kopen. Verdachte communiceert regelmatig met [persoon 8] wat leverbaar is, hoeveel geld het kost en wanneer het opgehaald of geleverd kan worden. Verdachte en [persoon 8] hebben een bedrag van tussen de € 650,- en € 1.000,- afgesproken. Uit de conversatie blijkt dat er geen overeenstemming is over hoe en waar de goederen geleverd gaan worden. Verdachte wil deze niet zonder betaling naar Amstelveen brengen. Later meldt verdachte dat hij de goederen voor € 100,- extra naar Amstelveen wil brengen waardoor het afgesproken bedrag oploopt tot een totaal van € 750,-. [persoon 8] zegt dat dit niet de afspraak is. In het laatste gesprek op 19 december 2023 te 07:52, zegt [persoon 8] dat zijn bankrekening is leeggeroofd. [19] De rechtbank begrijpt deze laatste opmerking aldus dat [persoon 8] spreekt over de rekening van [persoon 1] .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 november 2024 verklaard dat hij bij de padelclub in Amstelveen één Tikkie van € 750,- heeft ontvangen en dat de rest naar een andere rekening is gegaan. [20]
Verdachte heeft ook verklaard dat dit geld door [persoon 1] is betaald in verband met de verkoop van een IPhone 15. Van geweld en bedreiging met geweld zou geen sprake zijn geweest.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Anders dan de verklaring van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] , bevat het dossier geen aanwijzingen dat sprake is geweest van de verkoop van een iPhone 15 door verdachte aan [persoon 1] . Het is bovendien ook onaannemelijk dat [persoon 1] voor de aankoop van een iPhone 15 voor een dergelijk hoog bedrag ’s avonds laat op een verlaten terrein met onbekenden zou afspreken. Daarbij weegt mee dat [persoon 1] op 21 december 2024 aangifte gedaan. Dat [persoon 1] valse verklaringen heeft afgelegd met het oog op het verkrijgen van onterechte schadevergoedingen, zoals door de verdediging gesteld, acht de rechtbank onaannemelijk. Het doen van valse aangifte is immers een ernstig strafbaar feit, terwijl de te verwachten schadevergoeding slechts bescheiden van omvang is.
Verder weegt mee dat, zoals hiervoor is opgenomen, verdachte en [persoon 8] via WhatsApp contact hadden over de scooteronderdelen. Hieruit volgt dat het contact tussen beiden klaarblijkelijk via WhatsApp verliep. Dat [persoon 8] vervolgens – zoals verdachte stelt – ineens over de verkoop van een telefoon via Snapchat zou communiceren, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaringen van [persoon 1] en [persoon 8] dat het zou gaan om de verkoop van snus, zijn aannemelijker. Snus is namelijk illegaal en dat [persoon 8] via Snapchat daarover contact heeft gehad, is dan ook logischer omdat berichten via Snapchat verdwijnen. Gelet hierop volgt de rechtbank de verklaringen van [persoon 8] en [persoon 1] en gaat er van uit dat [persoon 8] die avond via Snapchat de verkeerde ‘ [naam 2] ’ (de [naam 2] van de scooteronderdelen) over de verkoop van snus heeft bericht.
De rechtbank neemt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen aan dat [persoon 8] met verdachte contact heeft gehad over de verkoop van scooteronderdelen door verdachte. De levering daarvan kwam echter niet tot stand, waardoor verdachte geïrriteerd was. Nadat [persoon 8] per ongeluk de verkeerde ‘ [naam 2] ’, namelijk verdachte, berichtte over een bakje snus, heeft verdachte zich voorgedaan als koper daarvan en heeft er toen voor gekozen om op criminele wijze betaling af te dwingen voor de scooteronderdelen. Daarbij heeft verdachte, samen met anderen, met gebruik van geweld en dreiging met geweld goederen van [persoon 1] weggenomen en gedwongen om goederen af te staan en is zijn gehele rekening leeggehaald. De onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten acht de rechtbank dan ook bewezen.
Ten aanzien van zaak B:
[persoon 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 1 oktober 2023 omstreeks 22:43 uur op zijn fatbike reed. Een vriend, [persoon 3] , zat bij hem achterop. Zij reden naar het theehuisje bij het Zwarte Pad te Amsterdam. Bij het theehuisje stonden twee jongens. Eén van de jongens, die zich voorstelde als [persoon 9] , stelde allerlei vragen met betrekking tot de fatbike van [persoon 2] . [persoon 9] vroeg op een gegeven moment of hij een stukje achterop de fatbike mocht meerijden. [persoon 2] stapte op zijn fatbike en [persoon 9] ging achterop zitten. [persoon 3] en de andere jongen die zichzelf [naam 2] noemde, bleven achter.
Tijdens het rijden sloeg [persoon 9] opeens zijn rechterarm om de keel van [persoon 2] waardoor deze geen lucht meer kreeg. [persoon 2] liet zijn fiets vallen en viel op de grond. Door de val was de ketting van de fiets eraf gegaan.
Nadat [persoon 2] was opgestaan sloeg [persoon 9] hem met kracht en gebalde vuist tegen de rechterkant van zijn gezicht. [persoon 9] bleef met zijn vuisten op hem inslaan en riep: “
Geef me je sleutels. Fiks die ketting. Als je het nu niet gaat doen, dan ga je dood. [persoon 9] had iets glimmends in zijn hand, wat leek op een mes. [persoon 9] zei: “
Je fikst nu die ketting anders pak ik deze”, waarbij hij het heft van het mes vastpakte.
Terwijl [persoon 2] probeerde de ketting te repareren, werd hij aan zijn jas vastgehouden door [naam 2] . [naam 2] heeft ook meermalen met een vlakke hand in het gezicht en tegen het achterhoofd van [persoon 2] geslagen. Ondertussen werd [persoon 3] door [persoon 9] geslagen.
Het lukte [persoon 2] uiteindelijk om de ketting weer op de fiets te plaatsen. [persoon 9] pakte vervolgens de fiets en wilde wegrijden. [persoon 3] probeerde hem nog tegen te houden, maar werd weer door [persoon 9] geslagen. [persoon 9] reed weg op de fiets en [naam 2] ging er op de scooter achteraan. Het kenteken van deze scooter was [kenteken 2] , een zwarte Piaggio Zip. [21]
[persoon 3] heeft eveneens aangifte gedaan. [persoon 9] die hij NN2 noemt, is achter op de scooter, met [persoon 2] als bestuurder weggereden. [persoon 3] zag dat [naam 2] , die hij NN1 noemt, zijn helm opzette en naar een scooter liep die om het hoekje stond. Kort daarna zag [persoon 3] op het Zwarte Pad de fatbike stilstaan met de scooter ernaast. Hij hoorde geschreeuw en is hard die kant op gerend. Hij zag dat [persoon 9] , [persoon 2] in een 'headlock' had.
Vervolgens kwam [persoon 9] op [persoon 3] aflopen en sommeerde [persoon 3] om de ketting erop te zetten. Toen [persoon 3] zei dat hij niet goed wist hoe dat moest, gaf [persoon 9] hem vuistklappen in zijn gezicht. [persoon 9] trok zijn bovenkleding omhoog en liet zien dat hij een mes in zijn broeksband droeg. Vervolgens pakte [persoon 9] het mes uit zijn broeksband en nam een dreigende houding aan.
Uiteindelijk heeft [persoon 2] de ketting op de fiets gezet. Toen de ketting weer op de fiets zat reed [persoon 9] op de fatbike en [naam 2] op de scooter weg. [22]
Het kenteken [kenteken 2] hoort bij een scooter die op naam staat van verdachte [verdachte] . [23]
Verdachte heeft bekend dat hij ter plaatse was en dat hij één van de jongens heeft geslagen. Ook heeft hij verklaard dat hij er had geen goed gevoel bij en eigenlijk al wist wat er ging gebeuren. [24]
De raadsman heeft gewezen op discrepanties in de verklaringen van de beide aangevers. De rechtbank is echter van oordeel dat beide aangiftes in sterke mate met elkaar overeenkomen en elkaar ondersteunen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van de beide aangevers overeenkomen op het punt dat [persoon 9] en niet verdachte degene is geweest die een mes bij zich had en dit tevoorschijn heeft gehaald. Nu de rechtbank de verklaringen van [persoon 3] en [persoon 2] volgt, stelt zij verder vast dat verdachte – anders dan hij heeft verklaard – [persoon 2] meermalen in het gezicht heeft geslagen.
De rechtbank is, eveneens anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte een substantiële rol heeft gehad bij de gewelddadige diefstal van de fatbike van aangever [persoon 2] . Uit zijn verklaring ter zitting volgt dat hij wist dat de man die zich had voorgesteld als [persoon 9] slechte bedoelingen had, maar niettemin is hij met zijn scooter achter die [persoon 9] en [persoon 2] aangereden en heeft hij vervolgens ondersteunend geweld gebruikt tegen [persoon 2] . Verdachte is vervolgens samen met [persoon 9] weggereden, verdachte op zijn scooter en [persoon 9] op de gestolen fatbike. De rechtbank is dan ook – gelet op al deze omstandigheden – van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de man die zich [persoon 9] noemde om te spreken van een gezamenlijke uitvoering van de gewelddadige diefstal van de fatbike. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Ten aanzien van zaak C:
[persoon 6] (aangever) heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 17 augustus 2023 samen met zijn broer genaamd [persoon 13] , een vriend genaamd [naam 3] en zijn zoontje van vier jaar oud bezig was bij zijn garagebox aan de [adres 4] te Amstelveen. Aangever sprak op een gegeven moment twee inzittenden van een Toyota aan op een blikje Red Bull dat op de grond lag. De jongens reageerden erg boos en maakten veel gebaren. Er ontstond een woordenwisseling, waarbij de bestuurder uit de auto stapte. De bestuurder stapte op een gegeven moment weer in en zij reden weg. Enkele minuten later kwamen zij echter weer lopend terug. Beide jongens stonden klaar om te vechten, op ongeveer een meter afstand van aangever. De bestuurder kwam op aangever af en toen begon de worsteling. Er kwamen op een gegeven moment mensen om hen te helpen en toen rende de passagier weg. Vervolgens rende ook de bestuurder weg. Toen de bestuurder aangever passeerde sloeg de bestuurder aangever op zijn achterhoofd. Tijdens de aangifte was het hoofd van aangever op die plek nog gevoelig. [25]
[persoon 13] , de broer van aangever, heeft gezien dat de bestuurder naar zijn broer liep en hem op zijn achterhoofd sloeg. [26] Een buurtbewoner heeft gezien dat één van de jongens zijn buurman met een vuist van achteren sloeg. [27]
Het incident is deels door een buurtgenoot gefilmd. Op deze beelden is te zien dat verdachte achter een man met een [persoon 14] T-shirt gaat staan, zijn rechterhand tot een vuist balt en met deze vuist uithaalt op het achterhoofd van de man met het blauwe T-shirt. [28] De man met het blauwe T-shirt is aangever.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij een klap op het achterhoofd van aangever heeft gegeven. [29]
De rechtbank concludeert anders dan raadsman dat sprake is geweest van pijn op het achterhoofd bij aangever. Hij heeft immers verklaard dat zijn hoofd nog gevoelig was ten tijde van de aangifte. Ook kan op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen en de camerabeelden ervan worden uitgegaan dat verdachte aangever met gebalde vuist heeft geslagen. Het is naar het oordeel van de rechtbank een feit van algemene bekendheid dat een vuistslag op het achterhoofd pijn teweegbrengt. Voor een veroordeling van mishandeling is dit toereikend.
De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. De rechtbank volgt dit betoog niet. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van aangever in twijfel te trekken. Dat aangever – zoals verdachte heeft verklaard – dronken zou zijn geweest en zich met zijn broer agressief zou hebben gedragen naar verdachte en zijn vriend blijkt nergens uit. Bovendien volgt uit de getuigenverklaringen van de broer van aangever, een buurtbewoner en de camerabeelden juist dat verdachte en zijn vriend agressief waren en de confrontatie zijn aangegaan. Van een noodweersituatie is dan ook geen sprake. Maar zelfs indien de lezing van verdachte wel zou worden gevolgd, was de door verdachte gestelde wederrechtelijke aanranding al geëindigd op het moment dat hij de klap gaf tegen het achterhoofd van aangever. Uit de camerabeelden volgt dat op dat moment iedereen rustig was en dat aangever tegen de vriend van verdachte zei: “Ga Weg”. De klap kan daarom ook in het scenario van verdachte niet als verdedigend geweld worden aangemerkt.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte [persoon 6] heeft mishandeld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
op 2 januari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- geldbedragen, te weten in totaal 4.823,65 euro, toebehorende aan de winkel [naam bedrijf BV] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 10] en [medeverdachte 1] (die zich voordeed als slachtoffer) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader, opzettelijk dreigend,
- een mes, zichtbaar heeft vastgehouden en heeft getoond aan die [persoon 10] en
- in de nabijheid van die [persoon 10] die [medeverdachte 1] van achteren heeft vastgepakt en een mes, op de keel van die [medeverdachte 1] heeft gezet en het mes, vervolgens heeft gericht tegen die [persoon 10] en vervolgens tegen die [persoon 10] heeft gezegd: ‘Waar is het geld?’ en ‘Waar is dat geld? Geef mij de geld! Waar ligt de kluis? Zeg het of ik snij nu zijn keel door!’ en
- daarbij in de nabijheid van die [persoon 10] het mes, tegen de nek van die [medeverdachte 1] heeft aangedrukt en
- vervolgens die [persoon 10] heeft gedwongen om de kluis te openen door tegen die [persoon 10] te zeggen ‘Is er meer? Waar is de kluis! Ik steek je in je rug, ik snij de vingers van je collega eraf. Maak die kluis open of ik steek je collega of snij zijn vingers eraf. Je moet het open doen, maak open.’ en ‘geef mij de code of ik snij zijn vingers eraf’ en ‘Ik ga zijn vingers eraf snijden’, terwijl hij met de scherpe zijde van het mes, tegen de hand/vingers van [medeverdachte 1] drukte en
- met het mes heeft gezwaaid in de richting van die [persoon 10] ;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde:
in de periode van 27 december 2023 tot en met 10 januari 2024 te Amsterdam en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten de in artikel 312 omschreven diefstal met geweld en de in artikel 311, eerste lid, onder 3° van het Wetboek van Strafrecht omschreven diefstal, te plegen onder een van de omstandigheden vermeld in artikel 311, eerste lid, onder 4° van het Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk een informatiedrager, te weten een IPhone 14 (goednummer 6447578)
- met daarop een notitie ‘ [adres 3] ’ en
- met daarop een foto van de woning aan het adres [adres 3] in [plaats 2] en
- met daarop afbeeldingen van [persoon 12] , te weten een bewoner van het adres [adres 3] ,
bestemd tot het begaan van die misdrijven voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde:
op 18 december 2023 te Amstelveen, op de [adres 5] aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rijbewijs toebehorende aan [persoon 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het:
- dreigend aan die [persoon 1] de woorden toe te voegen: “Wij moeten even praten, werk mee, niet schreeuwen of iets want anders krijg je klappen. Zet je scooter uit en zet je scooter neer.” en “Loop even mee. Heb je een ID mee?” en “Kijk weg!” en “We weten waar je woont, als we nog iets van je terug horen dan neuk ik je kankermoeder” en “We gaan je scootersleutel teruggeven. Zorg ervoor dat je binnen 10 minuten weg bent. Je mag pas weggaan als je ons niet meer ziet. We houden je in de gaten vanaf een afstand dus niet eerder weggaan”, en
- die [persoon 1] in het gezicht te slaan en daarbij te zeggen dat hij niet mocht liegen, en
- tegen die [persoon 1] te zeggen dat hij de politie niet mocht bellen en dat hij niet naar de politie mocht gaan;
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 tenlastegelegde:
op 18 december 2023 te Amstelveen, op de [adres 5] aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon en Apple Airpods Pro, toebehorende aan [persoon 1] ,
welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- dreigend aan die [persoon 1] de woorden toe te voegen: “Wij moeten even praten, werk mee, niet schreeuwen of iets want anders krijg je klappen. Zet je scooter uit en zet je scooter neer.” en “Loop even mee. Heb je een ID mee?” en “Kijk weg!” en “We weten waar je woont, als we nog iets van je terug horen dan neuk ik je kankermoeder” en “We gaan je scootersleutel teruggeven. Zorg ervoor dat je binnen 10 minuten weg bent. Je mag pas weggaan als je ons niet meer ziet. We houden je in de gaten vanaf een afstand dus niet eerder weggaan”, en
- die [persoon 1] in het gezicht te slaan en daarbij te zeggen dat hij niet mocht liegen, en
- tegen die [persoon 1] te zeggen dat hij de politie niet mocht bellen en dat hij niet naar de politie mocht gaan;
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 tenlastegelegde:
op 18 december 2023 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen van € 750,- en van € 244,89, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [persoon 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de code van de telefoon van die [persoon 1] en de code van de internetbankieren applicatie van die [persoon 1] , immers hebben hij en zijn mededaders met de applicatie Tikkie betaalverzoeken verstuurd naar de wederrechtelijk verkregen telefoon van die [persoon 1] en vervolgens met die telefoon van die [persoon 1] en bijbehorende codes aan die betaalverzoeken heeft voldaan;
Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
op 1 oktober 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een elektrische fiets, die aan [persoon 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 2] en [persoon 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met de arm voornoemde [persoon 2] van achter bij de keel te pakken,
- vervolgens de keel van voornoemde [persoon 2] dicht te knijpen,
- voornoemde [persoon 2] meermalen met gebalde vuist en platte hand tegen het hoofd en gezicht te slaan,
- voornoemde [persoon 3] meermalen met gebalde vuist tegen het hoofd en gezicht te slaan,
- voornoemde [persoon 3] en [persoon 2] een mes te tonen en daarbij te zeggen: "Geef me je sleutels! Fiks die ketting! Als je het nu niet gaat doen, dan ga je dood, en
- tegen voornoemde [persoon 2] te zeggen: "Je fikst nu die ketting anders pak ik deze.", terwijl hij tegelijkertijd het heft van het mes beetpakte;
Ten aanzien van het in zaak C tenlastegelegde:
op 17 augustus 2023 te Amstelveen [persoon 6] heeft mishandeld door die [persoon 6] tegen het achterhoofd te slaan.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast dient aan verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) te worden opgelegd voor de duur van twaalf maanden, met de voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de Jeugdbescherming, waarbij de begeleiding zal plaatsvinden door Reclassering Nederland. De vervangende jeugddetentie voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet dient eveneens twaalf maanden te bedragen. De GBM dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is nog in ontwikkeling, zeker ten tijde van de feiten, en hij gaat vooruit. Een opvoedkundige aanpak, jeugdhulp en een GBM lijken zeer geschikt om die ontwikkeling positief te beïnvloeden. De raadsman heeft bepleit om de GBM met de daarbij geadviseerde voorwaarden aan verdachte op te leggen. Daarnaast heeft hij verzocht om de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming te beperkten tot de duur van het voorarrest en de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een bedrijf, aan het voorbereiden van een overval op, dan wel een inbraak in, een woning, een diefstal met geweld/afpersing van diverse goederen en het wegnemen van geldbedragen van de bankrekening van het slachtoffer, diefstal met geweld van een elektrische fiets en mishandeling. Al deze strafbare feiten hebben plaatsgevonden in een periode van nog geen vijf maanden. De rechtbank acht het zorgelijk dat in deze korte periode steeds zwaardere feiten heeft gepleegd. Met zijn handelen heeft verdachte bij verschillende slachtoffers angst, letsel, pijn en schade toegebracht. Uit de vorderingen van de benadeelde partijen van [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] blijkt dat zij nog lang last hebben (gehad) van hetgeen hen is overkomen. Zij spreken onder andere over herbelevingen en/of nachtmerries en het zich niet meer veilig voelen in de eigen woonomgeving. Zij zijn angstig en extra op hun hoede wanneer zij buiten op straat zijn. Het lijkt erop dat verdachte geen oog heeft gehad voor het leed dat hij deze slachtoffers met zijn handelen zou toebrengen, maar enkel bezig was met ‘erbij horen’ en geld wilde hebben voor mooie en dure spullen. De rechtbank rekent hem dit dan ook aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een mishandeling gepleegd op 12 juli 2022. Dit weegt in strafverzwarende zin mee.
Over verdachte is psychologische rapportage opgemaakt door [persoon 14] , gezondheidszorgpsycholoog, bestaande uit een rapport van 26 april 2024 en een aanvullend rapport van 5 september 2024. Hierin is te lezen dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis (met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en antisociale kenmerken), een aandachtdeficiëntie/hyperactiviteitstoornis met een gecombineerd beeld, en een matig ernstige stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren aanwezig tijdens het tenlastegelegde. De deskundige adviseert verdachte de feiten in zaak A onder 1, zaak B en zaak C (enigszins) verminderd toe te rekenen.
Er lijkt sprake te zijn van een intensivering van grensoverschrijdende en gewelddadige gedragingen. Positief is dat verdachte geschrokken is van zijn detentie en bang is dat hij wordt gebroken in de gevangenis. Tegelijkertijd betekent dat niet automatisch dat hij zich bij toekomstige keuzes hierdoor zal laten beïnvloeden. Indien verdachte niet wordt behandeld voor zijn normoverschrijdende gedragsstoornis en zijn karakter zich verder ontwikkelt in de richting van een narcistische en/of antisociale persoonlijkheidsstoornis bestaat het gevaar dat het geweldrisico verder toeneemt. Onbehandeld moet het risico op gewelddadige recidive worden ingeschat als matig.
Vanuit de norm-overschrijdende gedragsstoornis met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling is een aanpak van de narcistische en antisociale kenmerken van belang. Verdachte is nog jeugdig en heeft niet eerder behandeling gehad voor persoonlijkheidspathologie, hetgeen de mogelijkheden op een geslaagde behandeling vergroot. Daarnaast is het van belang dat verdachte een medicamenteuze behandeling van zijn ADHD krijgt en dat hij leert zijn cannabisgebruik onder controle te krijgen.
De deskundige adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht. De duur en intensiteit van de criminele gedragingen, en andere grensoverschrijdende gedragingen leveren geen contra indicatie op voor de toepassing daarvan.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare. Dit betekent dat de feiten in zaak A onder 1, zaak B en zaak C (enigszins) verminderd aan verdachte zullen worden toegerekend. Gelet op de problematiek van verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat die ook ten tijde van de overige ten laste gelegde feiten aanwezig was. Ook die feiten zullen dan ook aan verdachte (enigszins) verminderd worden toegerekend. Verder zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
De deskundige [persoon 14] heeft verder geadviseerd tot het opleggen van een GBM met daarin een verplichting tot het volgen van een ambulante behandeling voor zijn norm-overschrijdende gedragsstoornis met narcistische en antisociale trekken, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan zijn cannabisverslaving, en de verplichting tot een medicamenteuze behandeling voor zijn ADHD. Een ambulante behandeling bij een instelling voor (forensische) geestelijke gezondheidszorg is aangewezen, met daarbij toezicht door de (jeugd)reclassering. Idealiter behelst deze behandeling meerdere contactmomenten per week gedurende zeker een jaar, maar mogelijk gedurende twee of drie jaar.
Jeugdbescherming heeft een haalbaarheidsonderzoek GBM uitgevoerd. Uit de rapportage van 13 september 2024, opgemaakt door de gezinsmanager Jeugdreclassering [persoon 5] , volgt dat een GBM passend is voor verdachte. Verdachte is gediagnosticeerd met o.a. een normoverschrijdende gedragsstoornis. Dit maakt dat de begeleiding die hij op dit moment krijgt vanuit Jeugdreclassering onvoldoende aansluit bij zijn behoeften. Verdachte is gebaat bij strakke kaders en een lik op stuk beleid. Verdachte zoekt namelijk binnen de begeleiding van Jeugdbescherming/jeugdreclassering veel ruimte in zijn voorwaarden. Gezien de ernst van de delicten en het onvoldoende invloed kunnen uitoefenen op verdachte binnen het jeugdkader, adviseert Jeugdbescherming de GBM te laten uitvoeren door Reclassering Nederland. Daarbij worden de volgende voorwaarden geadviseerd: begeleiding door de reclassering, behandeling bij De Waag of soortgelijke zorgverlener en meewerken aan begeleiding door een IFA-coach, een contactverbod met slachtoffers en mededaders, een locatieverbod met elektronische monitoring als opgenomen in de schorsingsbeschikking van 18 juli 2024, meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
De gezinsmanager is ter terechtzitting van 19 november 2024 als deskundige gehoord. Zij bleef bij haar standpunt dat het de voorkeur heeft dat de begeleiding door de volwassenreclassering en niet door de jeugdreclassering zal plaatsvinden. In aanvulling op de in de haar rapport vermelde voorwaarden acht zij tevens een locatiegebod, zoals opgenomen in de schorsingsbeslissing van 18 juli 2024 wenselijk.
Ook Reclassering Nederland heeft in het reclasseringsadvies van 11 oktober 2024 geadviseerd tot toepassing van het jeugdstrafrecht en het opleggen van de maatregel GBM. De reclassering is, anders dan Jeugdbescherming, van mening dat de begeleiding en het toezicht van verdachte in het kader van de GBM en de op te leggen bijzondere voorwaarden niet door Reclassering Nederland maar bij voorkeur door de jeugdreclassering zullen plaatsvinden.
De rechtbank neemt de inhoud van alle rapportages over en maakt die tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de begane misdrijven en de veelvuldigheid daarvan aanleiding geven tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Zij zal dan ook verdachte een GBM opleggen. Bij de keuze daarvan en bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aan de vereisten voor het opleggen van een GBM ex artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht wordt voldaan. Verdachte heeft in een betrekkelijk korte tijd diverse ernstige delicten gepleegd. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden niet toereikend om verdachte van passende behandeling, begeleiding en structuur te voorzien. Gelet op de inhoud van psychologische rapportage en het haalbaarheidsonderzoek van de Jeugdbescherming acht de rechtbank het opleggen van een GBM in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Aan de GBM zullen de voorwaarden worden verbonden zoals voorgesteld in het haalbaarheidsonderzoek van 13 september 2024 met aanvullend het locatiegebod. Gelet op de ter terechtzitting besproken schuldenproblematiek zullen de voorwaarden ook worden aangevuld met de voorwaarde dat verdachte zal moeten meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank zal een GBM opleggen voor de duur van 12 maanden en zal de vervangende jeugddetentie op eveneens op 12 maanden stellen.
De rechtbank zal daarnaast elektronisch toezicht verbinden aan het programma.
Volgens Jeugdbescherming is verdachte gebaat bij strakke kaders en een lik op stuk beleid, waardoor begeleiding door de volwassenreclassering de voorkeur geniet boven begeleiding door de jeugdreclassering. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de uitvoering van de maatregel door Reclassering Nederland dient te geschieden.
Gelet op de aard en frequentie van de bewezen geachte feiten en hetgeen over verdachte naar voren komt in de over hem opgemaakte rapporten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. De rechtbank is voorts van oordeel dat de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van verdachte is. Daarom zal de rechtbank bevelen dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal daarnaast, zoals gevorderd door de officier van justitie, verdachte jeugddetentie opleggen voor de duur van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Dit betekent dat verdachte nog enkele weken in detentie zal doorbrengen voordat hij met het programma van de GBM kan beginnen. Gelet op de straf die de rechtbank oplegt, zal – anders dan de raadsman heeft verzocht – het bevel tot voorlopige hechtenis niet direct worden opgeheven maar met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[naam bedrijf BV]
De benadeelde partij , vertegenwoordigd door [persoon 7] , vordert € 5.587,22 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze gevorderde schade ziet op € 4.823,65 aan gestolen geld, € 420,85 aan uren en reiskosten personeel en € 342,72 aan verzuimkosten voor personeel.
De officier van justitie is van mening dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft betoogd dat het gestolen geldbedrag moet worden vastgesteld op
€ 4.262,15 in plaats van € 4.823,65. Van de gevorderde schade voor ‘uren/reiskosten [naam bedrijf BV] personeel’ is onduidelijk of deze kosten in zodanig verband staan met het tenlastegelegde, dat deze aan verdachte kunnen worden toegerekend. Het verzuim van [persoon 10] betreft evenmin rechtstreeks schade.
De rechtbank stelt vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank heeft hiervoor, bij de bespreking van het feit, bewezenverklaard dat een bedrag van € 4.823,65 is weggenomen. Dit bedrag zal daarom in zijn geheel worden toegewezen.
Gelet op de heftigheid van de overval is het is zeer goed voorstelbaar dat [persoon 10] als gevolg daarvan enige tijd niet heeft kunnen werken. Ook deze schade komt daarom voor rekening van verdachte.
[naam bedrijf BV] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het deel van zijn vordering dat ziet op ‘uren/reiskosten [naam bedrijf BV] personeel’. Zij acht de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd.
Aldus bedraagt de toegewezen materiële schade in totaal
€ 5.166,37,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 2 januari 2024. De rechtbank zal de schadevergoedingsverplichting hoofdelijk toewijzen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn
vordering.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [naam bedrijf BV] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
[persoon 1]
De benadeelde partij , bijgestaan door mr. E.J. van Gils, vordert € 1.410,49 aan vergoeding van materiële schade en € 500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade ziet op een bedrag van € 974,89 dat is afgeschreven van de bankrekening, € 62,10 voor de kosten van een nieuw rijbewijs met foto, € 34,50 voor de kosten van een nieuw kentekenbewijs, € 200,- voor de weggenomen oortjes en € 139,- voor de reparatie van een oude telefoon.
De officier van justitie is van mening dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman voert (indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt) geen verweer tegen de posten ‘nieuw rijbewijs met foto’ en ‘nieuw kentekenbewijs’.
[persoon 1] dient met betrekking tot de post ‘oordopjes’ volgens de raadsman niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze kosten niet met een factuur of getuige zijn onderbouwd. Ook dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard voor wat de post ‘reparatie van een andere telefoon. Dit betreft geen rechtstreekse schade, terwijl er bovendien bijna een maand heeft gezeten tussen het tenlastegelegde en de reparatie.
De immateriële schade dient naar beneden te worden bijgesteld naar € 350,-, omdat geen sprake is van letsel.
De rechtbank stelt vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schade betreffende het afgeschreven bedrag van de bankrekening (€ 974,89), de kosten van een nieuw rijbewijs met foto (€ 62,10) en de kosten van een nieuw kentekenbewijs (€ 34,50) wijst de rechtbank toe. Ook de kosten voor de reparatie van een oude telefoon (€ 139,-) zijn toewijsbaar. Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet de rechtbank voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit. De telefoon van [persoon 1] is immers door verdachte gestolen en hij heeft ter vervanging daarvan zijn oude telefoon laten repareren. Met betrekking tot de weggenomen oortjes constateert de rechtbank dat niet duidelijk is geworden hoe oud deze oortjes waren en wat precies de aanschafprijs is geweest. De rechtbank vindt daarom het gevorderde bedrag van € 200,- te hoog. Zij acht een bedrag van € 100,- redelijk. Aldus bedraagt de toegewezen materiële schade in totaal
€ 1.310,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 18 december 2023.
Vast staat dat aan de benadeelde partij tevens rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. [persoon 1] is bij de diefstal/afpersing bedreigd met geweld en geslagen, waardoor sprake is van aantasting in zijn persoon. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, waaronder de aanmerkelijke stress die het feit hem heeft opgeleverd, en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 500,-,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 18 december 2023. De rechtbank zal de schadevergoedingsverplichting hoofdelijk toewijzen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
[persoon 2]
De benadeelde partij , bijgestaan door [persoon 4] , Slachtofferhulp Nederland, vordert € 389,67 aan vergoeding van materiële schade en € 1.750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 321,43 eigen risico zorgverzekering, € 54,50 kosten tandarts en € 13,74 aan reiskosten naar het OLVG en de GGD.
De officier van justitie is van mening dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft betoogd dat de immateriële schade naar beneden moet worden bijgesteld naar € 800,-. De hoogte van materiële schade heeft de raadsman niet betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schadevergoeding van
€ 389,67komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 1 oktober 2023.
Vast staat dat aan de benadeelde partij tevens rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. [persoon 2] heeft immers als gevolg van het bewezenverklaarde letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, waaronder de aanmerkelijke stress die het feit hem heeft opgeleverd, en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 1 oktober 2023.
De rechtbank zal de schadevergoedingsverplichting hoofdelijk toewijzen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
In het belang van [persoon 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
[persoon 3]
De benadeelde partij
,bijgestaan door [persoon 4] , Slachtofferhulp Nederland, vordert € 240,20 aan vergoeding van materiële schade en € 1.750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 84,12 aan tandartskosten, € 101,60 aan verlies van arbeidsvermogen en een bedrag van € 54,48 aan opgenomen verlofuren moeder.
De officier van justitie is van mening dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de gevorderde tandartskosten betwist omdat de foto’s die van de tandelementen zijn gemaakt niet alleen zien op het betreffende element 23, maar ook op element 22 en 24. Ook de gevorderde verplaatste schade, komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat niet duidelijk is waarom de moeder van [persoon 3] hem naar zijn medische afspraken moest begeleiden. De immateriële schade dient naar beneden te worden bijgesteld naar € 650,-, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft [persoon 3] zich ziek moeten melden op zijn werk. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat ook de gevorderde tandartskosten geheel voor vergoeding in aanmerking komen. [persoon 3] heeft schade opgelopen aan zijn gebit, waarbij element 23 bleek te zijn afgebroken. Dat in het onderzoek naar de schade door de tandarts tevens röntgenfoto’s zijn gemaakt van de belendende elementen 22 en 24 is in dit verband niet onlogisch. Ook de gevorderde verplaatste schade wijst de rechtbank toe. De benadeelde partij heeft voldoende toegelicht dat de moeder van [persoon 3] uren vrij heeft moeten nemen om haar zoon te vergezellen naar de GGD en de tandarts. In het licht daarvan en gelet op het opgelopen letsel van [persoon 3] is de enkele blote betwisting van de raadsman onvoldoende.
Aldus bedraagt de toegewezen materiële schade in totaal
€ 240,20vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 1 oktober 2023.
Vast staat dat aan de benadeelde partij tevens rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. [persoon 3] heeft immers als gevolg van het bewezenverklaarde letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, waaronder de aanmerkelijke stress die het feit hem heeft opgeleverd, en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 1 oktober 2023.
De rechtbank zal de schadevergoedingsverplichting hoofdelijk toewijzen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
In het belang van [persoon 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.

10.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp beslag genomen:
- Apple IPhone (goednummer PL1300-2024001378-6447578).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoon zal worden onttrokken aan het verkeer. De raadsman heeft verzocht om de telefoon aan verdachte terug te geven.
De rechtbank constateert dat de betreffende telefoon is gebruikt bij het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde. Zij ziet daarin echter onvoldoende aanleiding om de telefoon te onttrekken aan het verkeer of als bijkomende straf verbeurd te verklaren. Zij zal daarom bepalen dat de telefoon wordt teruggegeven aan verdachte.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 5 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-092214-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 21 februari 2023 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een
werkstrafvan 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 46, 47, 63, 300, 311, 312, 317, 77c, 77i, 77w, 77wa, 77wb, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Wijst af het herhaald verzoek om de drie verbalisanten die aanwezig waren ten tijde van de inbeslagneming van de mobiele telefoon van verdachte als getuigen te horen.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A, feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van zaak A, feit 2:
medeplegen van voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen, dan wel diefstal in een woning, terwijl de diefstal wordt gepleegd door twee meer of meer verenigde personen en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft door middel van braak;
ten aanzien van zaak A, feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van zaak A, feit 4:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van zaak A, feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van zaak B:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van zaak C:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden, die bestaat uit:
 het meewerken aan het toezicht door de reclassering en het zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
 het meewerken aan de behandeling die door De Waag of een soortgelijke zorgverlener wordt geïndiceerd, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling duurt zolang de reclassering of zorgverlener nodig acht en waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 het meewerken aan begeleiding door een IFA-coach of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht, waarbij veroordeelde gedurende de begeleiding zijn afspraken nakomt en zich begeleidbaar opstelt;
 het meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
 het op geen enkele geen enkele wijze - direct of indirect - contact hebben met de aangevers:
- [persoon 10] , geboren op [geboortedag 2] 2003,
- [persoon 1] , geboren op [geboortedag 3] 2005,
- [persoon 8] , geboren op [geboortedag 4] 2005,
- [persoon 3] , geboren op [geboortedag 5] 2005,
- [persoon 2] , geboren op [geboortedag 6] 2003,
en de medeverdachten/veroordeelden:
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 7] 2005,
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 8] 2005,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 het verbod om zich rondom de plaats delict op de [adres 6] (kaart bijlage 2) en in de omgeving van de [adres 3] te [plaats 2] (kaart bijlage 3) te bevinden, waarbij veroordeelde meewerkt aan elektronische monitoring op dit locatieverbod en waarbij veroordeelde niet naar het buitenland gaat zonder toestemming van de reclassering en waarbij het Openbaar Ministerie op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) kan laten vervallen;
 het gebod om zich te bevinden op het adres [adres 7] , waarbij hij een aaneengesloten blok heeft ter invulling van activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de reclassering wordt afgesproken. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel;
 het zich inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van school, (on)betaald werk en vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
 het meewerken aan controle van het gebruik van (soft)drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken ter controle en waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
waarbij veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van het hiervoor genoemde programma.
De rechtbank bepaalt dat de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel geschiedt door Reclassering Nederland.
Beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat,
dadelijk uitvoerbaaris.
Wijst de vordering van
[naam bedrijf BV]toe tot
€ 5.166,37(vijfduizend honderdzesenzestig euro en zevenendertig cent) (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2024.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam bedrijf BV] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam bedrijf BV] , aan de Staat € 5.166,37 (vijfduizend honderdzesenzestig euro en zevenendertig cent) (materiële schade) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 1]toe tot
€ 1.810,49(achttienhonderd en tien euro en negenenveertig cent) (materiële schade € 1.310,49, immateriële schade € 500,-), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 december 2023.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] , aan de Staat
€ 1.810,49(achttienhonderd en tien euro en negenenveertig cent) te betalen,
behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 2]toe tot
€ 1.639,67(zestienhonderd en negenendertig euro en zevenenzestig cent) (materiële schade € 389,67, immateriële schade € 1.250,-), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2023.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] , aan de Staat
€ 1.639,67(zestienhonderd en negenendertig euro en zevenenzestig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 3]toe tot
€ 1.490,20(veertienhonderd en negentig euro en twintig cent) (materiële schade € 240,20, immateriële schade € 1.250,-), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2023.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] , aan de Staat
€ 1.490,20(veertienhonderd en negentig euro en twintig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- Apple IPhone (goednummer PL1300-2024001378-6447578).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 21 februari 2023 met parketnummer 13-092214-22, namelijk een
werkstraf voor de duur van 30 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en H.D. Coumou, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2024.
[...]

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, voor zover mogelijk volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [persoon 7] , PL1300-2024001378-28 d.d. 15 januari 2024, p. 50 e.v.
3.Proces-verbaal van aangifte van [persoon 10] , PL1300-2024001378-2 d.d. 2 januari 2024, p. 1 e.v.
4.Proces-verbaal van aangifte van [medeverdachte 1] , PL1300-2024001378-3 d.d. 2 januari 2024, p. 5 e.v.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, 2024001378, d.d. 19 maart 2024 (niet doorgenummerd)
6.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 november 2024
7.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met nummer 2024001378, d.d. 18 januari 2024, tapgesprek TA003, sessienummer 184, p. 26 e.v.
8.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met nummer 2024001378, d.d. 18 januari 2024, tapgesprek TA003, sessienummer 188, p. 29 e.v.
9.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met nummer 2024001378, d.d. 18 januari 2024, tapgesprek TA003, sessienummer 577,p. 28 e.v.
10.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met nummer 2024001378, d.d. 18 januari 2024, tapgesprek TA003, sessienummer 1074, p. 33 e.v.
11.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met nummer 2024001378, d.d. 18 januari 2024, tapgesprek TA003, sessienummer 1184, p. 34 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen, 2024001378, d.d. 18 januari 2024, p. 1 e.v. en proces-verbaal van bevindingen 2024001378, d.d. 30 januari 2024, p. 47 e.v.
13.Proces-verbaal van aangifte van [persoon 1] , PL1300-2023288346-2, d.d. 21 december 2023, p. 13 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen, PL1300-2023288346-7, d.d. 4 januari 2024, blz. 31 e.v.
15.Proces-verbaal aanvullend, PL1300-2023288346-18, d.d. 12 januari 2024, p. 18 e.v.
16.Proces-verbaal aanvullend, PL1300-2023288346-20, d.d. 15 januari 2024, p. 20 e.v.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 4 juni 2024
18.Proces-verbaal van verhoor getuige van [persoon 8] , PL1300-2023288346-11, d.d. 9 januari 2024 p. 22 e.v.
19.Proces-verbaal uitlezen mobiele telefoon, PL1300-2023288346-26, d.d. 28 februari 2024 p. 51 e.v.
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024
21.Proces-verbaal aangifte van [persoon 2] , PL1300-2023222894-5, d.d. 4 oktober 2023, p. 24 e.v.
22.Proces-verbaal aangifte van [persoon 3] , PL1300-2023222895-2, d.d. 2 oktober 2023, p. 16 e.v.
23.Proces-verbaal van bevindingen, PL1300-2023222894-7, d.d. 28 november 2024, p. 54 e.v.
24.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024
25.Proces-verbaal aangifte [persoon 6] , PL1300-2023186589-6, d.d. 17 augustus 2023, p. 1 e.v.
26.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 13] , PL1300-2023186589-14, d.d. 17 augustus 2023, p. 12 e.v.
27.Proces-verbaal bevindingen d.d. 12 januari 2024, PL1300-2023186589-32, p. 15 e.v.
28.Proces-verbaal camerabeelden d.d. 18 augustus 2023, PL1300-2023186589-18, p. 31 e.v.
29.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024