ECLI:NL:RBAMS:2024:7846

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
13-314963-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en heropening van het onderzoek

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Györ Regional Court in Hongarije. Het EAB, dat op 20 maart 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1993, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 26 november 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Stegerhoek, en een tolk in de Hongaarse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen van in totaal 3 jaar en 6 maanden, opgelegd door de Hongaarse autoriteiten. De rechtbank heeft echter twijfels over de rechtsgeldigheid van de opgelegde straffen, aangezien de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de processen die tot deze straffen hebben geleid. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om nadere vragen te stellen aan de Hongaarse autoriteiten over de mogelijkheid van bezwaar of beroep door de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft ook de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met 30 dagen en een nieuwe zitting gepland voor 12 januari 2025. De rechtbank heeft bepaald dat de opgeëiste persoon en een tolk in de Hongaarse taal opnieuw moeten worden opgeroepen voor deze zitting. De uitspraak is gedaan door de rechters J.P.W. Helmonds, J.B. Oreel en M. Westerman, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-314963-24
Datum uitspraak: 10 december 2024
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 16 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 maart 2024 door de
Györ Regional Court, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1993
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in het [detentiegegevens]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Stegerhoek, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een:
-
Judgment No. B.451/2022/16 of the Györ District Court, Judgment No.

43.Bf.61/2023/25 of the Györ Regional Court, final effect: 15 November 2023;

-
Punishment order No. Bpk.1055/2021/3 of the Györ District Court, final effect: 23 November 2021 (ordered).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van 2 jaar en 6 maanden (
judgment) en 6 maanden (
punishment order), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde
judgmenten
punishment order.
Deze
judgmenten
punishment orderbetreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Vonnis No. B.451/2022/16 / 43.Bf.61/2023/25
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, te weten een
judgment NO. 43.Bf61/2023/25 of the Györ Regional Courtterwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“3.4. the person was not personally served with the decision No. 3.Bf.61/2023/25
of the Györ Regional Court, but
- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month from the service of the judgment.”
Zowel in het origineel EAB als in de vertaling wordt verwezen naar
No. 3.Bf.61/2023/25. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving bij het opstellen van de tekst van het EAB en leest dit verbeterd als
No. 43.Bf.61/2023/25.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.
Punishment order No. Bpk.1055/2021/3
Standpunt officier van justitie
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing aangezien de
punishment orderschriftelijk is genomen en in persoon is uitgereikt aan de opgeëiste persoon.
Standpunt van de raadsvrouw
Voor wat betreft de
punishment orderis er onvoldoende informatie voorhanden om te kunnen beoordelen of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
Oordeel van rechtbank
Uit de in het EAB gegeven informatie leidt de rechtbank af dat de
Györ District Courtaan
de opgeëiste persoon een
punishment order(hierna: strafbeschikking) No. Bpk 10155/2021/3 heeft opgelegd zonder dat daar een zitting aan vooraf is gegaan. Bij deze strafbeschikking is aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opgelegd. Een afschrift van de strafbeschikking is aan de opgeëiste persoon in persoon betekend. Uit de beschikbare informatie blijkt niet of de opgeëiste persoon bezwaar of beroep kon instellen tegen deze strafbeschikking.
Ook blijkt niet of er voor de opgeëiste persoon op enig moment de mogelijkheid is geweest om te verzoeken om een mondelinge behandeling, waarbij hij zijn verdediging zou kunnen voeren. De rechtbank beschikt daarom over onvoldoende informatie om te beoordelen of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De rechtbank zal daarom het onderzoek ter zitting heropenen en de officier van justitie in de gelegenheid stellen de volgende vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen:

1. Heeft de opgeëiste persoon de mogelijkheid gehad om te verzoeken om een behandeling ter zitting of om bezwaar of beroep aan te tekenen tegen de strafbeschikking met referentienummer No. Bpk.1055/2021/3?

2. Zo ja, is hij bij de betekening van de strafbeschikking of op enig ander moment gewezen op deze mogelijkheid van bezwaar, beroep, en/of verzoek om een behandeling ter zitting, alsmede op de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit dient te geschieden?

3. Zou er in het geval van een (tijdig) bezwaar of beroep alsnog een zitting hebben plaatsgevonden waarop de opgeëiste persoon gehoord kon worden?

5.Strafbaarheid

5.1.
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit [3] het opgeven van de naam van zijn broer aan de politieaan als feit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing
van betaalmiddelen;
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten niet omschreven als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
- diefstal;
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod;
- overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, tweemaal
gepleegd;
- overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994;
- laster.

6.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 4 vermelde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste lid OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, derde lid, OLW met 30 dagen.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland 2 weken voor het verstrijken van de beslistermijn op
12 januari 2025;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen datum en het nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Hongaarse taal tegen het nader te bepalen tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.