ECLI:NL:RBAMS:2024:7815

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
13/261606-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bezit en handel in verdovende middelen, witwassen en illegaal vuurwapenbezit

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man, die op 15 augustus 2024 in Amsterdam werd aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, waaronder 99 tabletten MDMA, 3,49 gram cocaïne, 17,2 gram amfetamine, en een (geladen) gaspistool. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 120 dagen gevangenisstraf, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, en 80 uur taakstraf. De zaak kwam aan het licht na een politiecontrole waarbij de verdachte in het bezit was van de genoemde middelen en het vuurwapen. Tijdens de zitting op 26 november 2024 heeft de officier van justitie de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gevorderd, met uitzondering van het feit dat de verdachte 3-MMC in zijn bezit had, omdat dit niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, waaronder het aanwezig hebben van 3-MMC en het veroorzaken van gevaar in het verkeer, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het bezit van en de handel in verdovende middelen, het voorhanden hebben van een vuurwapen, en het witwassen van een geldbedrag van € 6.780,95. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die een belast verleden heeft. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/261606-24 (Promis)
Datum uitspraak: 10 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.P.A. Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging op de zitting – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 15 augustus 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
het aanwezig hebben van 99 tabletten MDMA, 3,49 gram cocaïne, 17,2 gram amfetamine en 16,7 gram mefedron;
het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid 3-MMC, te weten 79,78 gram;
het verkopen van 4,55 gram cocaïne;
het voorhanden hebben van een (geladen) gaspistool en daarbij horende munitie;
het witwassen van een geldbedrag van € 6.780,95 en meerdere merkschoenen;
het in ernstige mate schenden van de verkeersregels terwijl daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was (primair) dan wel het veroorzaken van gevaar op de weg en/of hinder voor het verkeer (subsidiair).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid dagvaarding
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient een tenlastelegging op straffe van nietigheid een voldoende afgebakende en geconcretiseerde omschrijving te zijn van het aan verdachte verweten feit. Onder 6, subsidiair, is aan verdachte ten laste gelegd:
(…) als bestuurder van een voertuig (kenteken: [kenteken] .), daarmee rijdende op de weg, Jodenbreestraat en/of Valkenburgerstraat en/of IJ-tunnel (dan wel omliggende straten), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk en duidelijk is, nu de gedragingen van verdachte die het gevaar dan wel hinder op de weg zouden hebben veroorzaakt niet zijn omschreven. De dagvaarding zal daarom ten aanzien van feit 6, subsidiair nietig worden verklaard. De dagvaarding is voor het overige geldig.
3.2.
Overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 2, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen middel daadwerkelijk 3-MMC betreft. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van feit 2.
Het onder 1 ten laste gelegde aanwezig hebben van de in de tenlastelegging omschreven verdovende middelen kan worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte, het feit dat de middelen zijn aangetroffen bij verdachte in de auto, het laboratoriumrapport waarin de middelen zijn geïdentificeerd en de getuigenverklaring van de bijrijder dat verdachte alleen een zwarte tas bij zich had.
De onder 3 ten laste gelegde verkoop van cocaïne kan worden bewezen op grond van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die de koop hebben gezien, het laboratoriumrapport en de verklaring van de koper [naam] .
Het voorhanden hebben van een gaspistool en bijbehorende munitie onder 4 kan worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van wapenonderzoek.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden van het witwassen van merkschoenen. Met betrekking tot het in de kluis aangetroffen contante geldbedrag van € 5.801,65 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte heeft eerder verklaard dat hij schulden had bij zijn tante en dat hij drugs is gaan dealen uit geldnood, terwijl hij kennelijk wel beschikte over een groot contant geldbedrag. Het verhaal dat verdachte het geld heeft verdiend met zijn werk als koerier, dat geld contant heeft opgenomen en in de kluis heeft gelegd, is niet aannemelijk. Bovendien is uit het onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte niet gebleken van geldopnames, maar juist dat er contante bedragen op zijn rekening zijn gestort. Gelet op het voorgaande acht de officier van justitie bewezen dat verdachte de € 5.801,65 heeft witgewassen. Ten aanzien van het contante geldbedrag van € 979,30 dat onder verdachte is aangetroffen bij zijn aanhouding, staat vast dat dit afkomstig is uit de daaraan voorafgegane verkoop van drugs, zodat daarvoor eenvoudig witwassen worden bewezen.
De officier van justitie heeft ten slotte gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 6 primair ten laste gelegde feit. Uit het proces verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden en dat er gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft gekozen voor de vlucht en daarbij stoptekens en rode stoplichten genegeerd in een dollemansrit.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden van feit 2, feit 5 voor wat betreft het in de kluis aangetroffen geldbedrag van € 5.801,65 en van het onder 6 primair ten laste gelegde feit. De ten laste gelegde feiten kunnen voor het overige worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en het steunbewijs in het dossier.
Met betrekking tot feit 2 kan niet worden vastgesteld dat het aangetroffen middel 3-MMC betreft, nu het niet forensisch is onderzocht.
Voor feit 5 heeft de raadsvrouw primair bepleit dat geen sprake is geweest van een verhullende handeling, zodat eenvoudig witwassen niet kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een verklaring heeft gegeven voor het contante geld in de kluis, namelijk dat hij dat heeft verdiend met zijn werk. Dat hij inkomsten uit werk heeft gehad blijkt ook uit de rapportage van de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (hierna: iCOV). Uit het feit dat hij het geld heeft opgeborgen in een kluis in de schuur, kan niet worden afgeleid dat het geld afkomstig was van de handel in verdovende middelen. Ongeacht of het een slimme keuze van verdachte was om drugs te gaan dealen terwijl hij nog geld achter de hand had, is het een geloofwaardige keuze. Verdachte heeft ook aangegeven dat het bedrag in de kluis eerst groter was. Concluderend kan ten aanzien van het in de kluis aangetroffen geldbedrag van € 5.801,65 niet bewezen worden dat verdachte dit heeft witgewassen. Voor wat betreft het resterende bedrag van € 979,30 uit de tas van verdachte geldt dat dit afkomstig is uit eigen misdrijf. Verdachte kan daarom ook voor dat deel niet worden veroordeeld voor witwassen. Verdachte dient ook vrijgesproken te worden van het witwassen van de merkschoenen. Hij heeft met stukken aangetoond dat deze zijn aangeschaft door zijn tante. Dit kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet hoogst onaannemelijke verklaring dat de schoenen niet uit misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte dient tot slot vrijgesproken te worden van het onder 6 primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek was en vanuit een split second heeft gehandeld. Dit blijkt ook uit het dossier: iemand die daadwerkelijk op de vlucht is, zal niet een file inrijden en tegen auto’s rammen. Verdachte heeft verklaard dat hij het waarschuwingsschot niet eens heeft gehoord. Alles wijst erop dat hij heeft gehandeld uit paniek. Hij heeft weliswaar gevaar en hinder op de weg veroorzaakt, maar dat levert nog geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het aanwezig hebben van 79,78 gram 3-MMC (feit 2) en ernstige gevaarzetting in het verkeer (feit 6, primair)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2 ten laste gelegde aanwezig hebben van 79,78 gram 3-MMC, nu zonder laboratoriumrapport niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen middel daadwerkelijk 3-MMC betreft. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat 3-MMC sinds april van dit jaar niet meer op lijst II van de Opiumwet staat, zoals ten laste is gelegd, maar is verplaatst naar lijst I.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 6 primair ten laste gelegde feit. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden, maar niet dat daardoor ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk met welke snelheid verdachte steeds heeft gereden. De rechtbank komt niet toe aan het onder 6 subsidiair ten laste gelegde feit, nu hiervoor is geoordeeld dat de dagvaarding ten aanzien daarvan nietig is.
4.3.2.
Bewezenverklaring van het aanwezig hebben van verschillende verdovende middelen (feit 1), het verkopen van 4,55 gram cocaïne (feit 3) en het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie (feit 4)
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw – bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde verdovende middelen aanwezig heeft gehad, onder 3 de 4,55 gram cocaïne heeft verkocht en onder 4 een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse en de forensische rapporten over de verdovende middelen en het vuurwapen en de munitie.
4.3.3.
Bewezenverklaring van het witwassen van € 6.780,95, vrijspraak van het witwassen van de merkschoenen (feit 5)
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de merkschoenen heeft witgewassen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Eenvoudig witwassen van € 979,30
Wel stelt de rechtbank – net als de officier van justitie en de raadsvrouw – vast dat het onder verdachte aangetroffen geldbedrag van € 979,30 onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf, te weten de daaraan voorafgegane verkoop van verdovende middelen. Ten aanzien van voornoemd bedrag acht de rechtbank eenvoudig witwassen bewezen. Voor de strafbaarheid van eenvoudig witwassen is, anders dan voor de strafbaarheid van het verwerven of voorhanden hebben van een onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp in de zin van de artikelen 420bis en artikel 420quater van het Wetboek van Strafrecht, immers niet vereist dat in de bewijsvoering ook een gedraging van de verdachte is vastgesteld, die (kennelijk) gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Witwassen van € 5.801,65
Ten aanzien van het resterende geldbedrag van € 5.801,65 overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat kan worden bewezen dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als zo'n verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Uit het dossier blijkt dat het contante geldbedrag van € 5.801,65 is aangetroffen in een kluis in de schuur van verdachte, in de nabijheid van een grote hoeveelheid verdovende middelen, terwijl verdachte zich gedurende een periode van twee maanden heeft beziggehouden met drugshandel. Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden op van witwassen van opbrengsten uit de handel in verdovende middelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij drugs is gaan dealen omdat hij geldproblemen had. Hij beschikte naar eigen zeggen echter wel al over de € 5.801,65 die in de kluis is aangetroffen. Dat geld heeft hij verdiend met werken, vóórdat hij is begonnen met drugs dealen. Gevraagd naar hoe het geld uit de kluis zich verhield tot de gestelde geldproblematiek, gaf verdachte aan dat hij zijn verdiensten uit drugs dealen nodig had om zijn luxe levensstijl te bekostigen. Uit de iCOV rapportage blijkt dat verdachte in de periode voorafgaand aan de feiten geen inkomsten had, maar in diezelfde periode werden er wel contante stortingen gedaan op zijn bankrekening van in totaal bijna € 5.000,-. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij ook dat geld heeft verdiend met eerder werk en het uit de kluis heeft gehaald en op zijn rekening heeft gestort. Verdachte heeft zijn verklaring over de legale herkomst van het geld concreet, noch verifieerbaar gemaakt. Zo is het de rechtbank niet duidelijk hoe het beperkte girale inkomen van verdachte een verklaring vormt voor het grote, contante geldbedrag dat is aangetroffen. Uit de iCOV rapportage blijkt bijvoorbeeld niet dat verdachte contant geld heeft opgenomen, maar juist dat er grote bedragen contant op zijn rekening zijn gestort.
Gelet op de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen, de verklaring van verdachte dat hij zich bezighield met drugshandel en het ontbreken van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over het geld van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag afkomstig is uit enig eigen misdrijf. De rechtbank acht ook ten aanzien van de € 5.801,65 eenvoudig witwassen bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

1.

op 15 augustus 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad:

- 99 tabletten van een materiaal bevattende MDMA (onder goednummer: 6540943) en
- 3,49 gram van een materiaal bevattende cocaïne (onder goednummer: 6540935) en
- 17,2 gram van een materiaal bevattende amfetamine (onder goednummer: 6540947) en
- 16,7 gram van een materiaal bevattende mefedron (onder goednummer: 6540945);
3.
op 15 augustus 2024 te Amsterdam heeft afgeleverd en vervoerd:
- 4,55 gram van een materiaal bevattende cocaïne (onder goednummer: 6540932);
4.
op 15 augustus 2024 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (geladen) gaspistool, van het merk BBM, type MINIGAP, kaliber 8mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en een daarbij behorende patroonmagazijn (aangetroffen in voornoemd gaspistool) met daarin munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4e van de Wet wapens en munitie, te weten knalpatronen van het merk Fiocchi, kaliber 8mm P.A.Knal, voorhanden heeft gehad;
5.
op 15 augustus 2024, te Amsterdam een hoeveelheid contant geld, € 6.780,95, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 126 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar, met bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarnaast aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van tachtig uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, te verminderen met de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht ermee rekening te houden dat verdachte een belast verleden heeft. Deze zaak is voor hem een
wake-up callgeweest: hij is gemotiveerd om aan zichzelf te werken en betere, doordachtere beslissingen te nemen. De reclassering ziet mogelijkheden om met hem aan de slag te gaan en heeft een advies uitgebracht over de bijzondere voorwaarden die aan verdachte moeten worden opgelegd. Verdachte werkt op vrijwillige basis mee aan diagnostiek. De eis van de officier van justitie om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten is redelijk. Volgens de berekening van de raadsvrouw heeft verdachte echter 27 dagen in voorarrest heeft gezeten, zodat het voorwaardelijke deel 123 dagen zou moeten zijn. De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde taakstraf van 80 uur voor de helft voorwaardelijk op te leggen. Tot slot kan, conform de eis van de officier van justitie, worden volstaan met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd dat het rijbewijs van verdachte is ingehouden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten en omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten: het bezit van en handel in verdovende middelen, witwassen en illegaal vuurwapenbezit. Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en kunnen leiden tot ernstige psychotische stoornissen en verslavingsproblematiek. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-)criminaliteit, hetgeen een ontwrichtende werking op de samenleving heeft. Naast de verdovende middelen heeft verdachte ook een vuurwapen voorhanden gehad. Illegaal vuurwapenbezit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de openbare orde en individuele personen met zich mee en moet daarom worden bestreden en bestraft. Verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en ondermijnt de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 24 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 13 november 2024 betrokken bij het bepalen van de strafmaat. De reclassering signaleert bij verdachte als delictgerelateerde factoren zijn financiële situatie, werkeloosheid, psychosociaal functioneren en sociale milieu. Als beschermende factoren merken zij aan zijn steunende familiaire netwerk, het verlangen naar maatschappelijke stabiliteit en zijn intrinsieke motivatie voor gedragsverandering. De tante van verdachte is gesproken als referent. Zij gaf aan dat verdachte veel heeft meegemaakt in zijn jeugd en daarvan last ervaart. Hij heeft moeite om stabiliteit te creëren in zijn leven en is beïnvloedbaar. De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie en dagbesteding. De gedragsinterventie dient gericht te zijn op het vergroten van de probleemoplossende vaardigheden, zodat verdachte in de toekomst beter om kan gaan met risicovolle situaties en problemen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben van een gaspistool is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand het uitgangspunt. Voor het aanwezig hebben van 50 tot 100 gram harddrugs is het oriëntatiepunt een taakstraf van 150 uur. Voor (eenvoudig) witwassen zonder dat er sprake is van een frauduleuze context, zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank heeft daarvoor gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en ziet daarin aanleiding om af te wijken van de strafeis. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd en een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf van tachtig uur worden opgelegd.

9.Beslag

Onder verdachte zijn in beslag genomen geldbedragen van in totaal € 6.670,95, een gaspistool en bijbehorende munitie, schoenen, een simkaart, twee telefoons, verdovende middelen en medicijnen.
9.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld verbeurd moet worden verklaard. Het gaspistool, de bijbehorende munitie, de verdovende middelen en medicijnen moeten worden onttrokken aan het verkeer. De schoenen, simkaart en telefoontoestellen moeten worden teruggegeven aan verdachte.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het geld uit de kluis, te weten € 5.801,65, terug moet worden gegeven aan verdachte, net als de schoenen, simkaart en telefoontoestellen. Het resterende geldbedrag kan worden verbeurdverklaard. Het gaspistool, de bijbehorende munitie, de verdovende middelen en medicijnen kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 6.670,95
Nu met betrekking tot het geldbedrag van in totaal € 6.670,95 het onder 5 bewezen geachte is begaan en dit geld bovendien deels uit de baten van het onder 3 bewezen geachte is verkregen, zal dit hele bedrag verbeurd worden verklaard.
Onttrekking aan het verkeer van het wapen, de munitie, verdovende middelen en medicijnen
Het gaspistool en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu daarmee het onder 4 bewezen geachte is begaan en deze van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De verdovende middelen en medicijnen zullen ook worden onttrokken aan het verkeer, nu met het betrekking tot een deel van de verdovende middelen het onder 1 en 3 bewezen geachte is begaan en het resterende deel is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit van zowel de verdovende middelen als de medicijnen in strijd is met de wet.
Teruggave aan verdachte van de schoenen, simkaart en telefoons
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van de inbeslaggenomen schoenen, zal de rechtbank daarvan de teruggave aan verdachte gelasten. De simkaart en telefoons zullen ook aan verdachte worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 6 subsidiair ten laste gelegde nietig.
Verklaart het onder 2 en onder 6 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 5:
eenvoudig witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
93 (drieënnegentig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.

Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.

Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

Houden aan aanwijzingen reclassering
Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of de naleving van de voorwaarden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Verklaart
verbeurd:
 € 979,30 EUR (PL1300-2024193348-G6540938);
 € 5.545,- (PL1300-2024193348-G6541009);
 € 246,65.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
 1 1 STK Pistool (PL1300-2024193348-G6540988);
 1 1 STK Patroon (PL1300-2024193348-G6540989);
 1 1 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541013);
 1 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541018);
 1 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541020);
 1 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541022);
 1 50 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541025);
 1 100 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541027);
 20 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541030);
 20 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541031);
 20 3 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541035);
 20 50 STK Medicijn (PL1300-2024193348-G6541036);
 20 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541038);
 20 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541041);
 20 50 STK Verdovende Middelen(PL1300-2024193348-G6541044);
 20 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541046);
 20 100 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541026);
 20 49 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541029);
 20 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541037);
 20 20 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541039);
 20 14 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541042);
 20 20 STK Medicijn (PL1300-2024193348-G6541045);
 20 1 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541047);
 20 1 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541048);
 20 30 STK Medicijn (PL1300-2024193348-G6541049);
 20 3 STK Medicijn (PL1300-2024193348-G6541050);
 20 2 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541051);
 20 1 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541052);
 20 50 STK Verdovende Middelen (PL1300-2024193348-G6541053).
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
 1 1 STK Simkaart van zaktelefoon (PL1300-2024193348-G6540963);
 1 1 STK Telefoontoestel (PL1300-2024193348-G6540954);
 1 1 STK Telefoontoestel (PL1300-2024193348-G6540958);
 6 6 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6540997);
 6 1 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6540998);
 6 5 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6540999);
 6 2 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6541000);
 6 2 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6541001);
 6 1 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6541002);
 6 1 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6541003);
 6 1 STK Schoenen (PL1300-2024193348-G6541004).
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A. Boerhorst, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Borova, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2024.