3.3.2Het oordeel over het onder 1 en 2 ten laste gelegde
3.3.2.1 Feiten en omstandigheden
De feiten 1 en 2 zien op hetzelfde feitencomplex. De feiten en omstandigheden zullen daarom tegelijkertijd besproken worden. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Melding
Op 4 augustus 2019 omstreeks 00:55 uur kregen de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
, opdracht te gaan naar het Orlyplein te Amsterdam omdat een melder een slachtoffer van een beroving in zijn auto had en deze naar het Orlyplein zou brengen. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] troffen de melder [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) samen met aangever aan in [persoon 2]’s auto op het Orlyplein. [persoon 2] verklaarde dat hij met zijn auto op de N202 vlakbij recreatiegebied Spaarnwoude reed toen aangever voor zijn auto sprong en aan hem vertelde dat hij beroofd was van zijn spullen en dat zijn auto weg was genomen. Daarnaast heeft [persoon 2] verklaard dat aangever flink bloedde.
Verklaring aangever
Aangever heeft ter plaatse verklaard dat hij door vier personen is beroofd van een geldbedrag van € 5.000,- à € 6.000,- en dat hij uit zijn auto is gezet. Hierna is hij geslagen met een lachgasfles en hebben de vier personen zijn auto weggenomen. Verbalisanten zagen dat aangever steeds naar zijn ribben greep, bloed op zijn gezicht had door een snee bij zijn oog, en dat hij een blauw oog had met een bult had.
Op 8 augustus 2019 doet aangever aangifte. Tijdens de aangifte verklaart hij dat hij twee mannen en twee vrouwen tegen is gekomen bij het tankstation Esso in Uitgeest en dat een van de mannen zich voorstelde als [persoon 2]. Omdat zij geen geld bij zich hadden, heeft aangever hen geholpen met het invullen van een schuldbekentenis. Ze zijn toen naar [naam café] op de [naam straat] te Amsterdam gegaan en hebben daar alcohol gedronken en lachgas gebruikt. Aangever heeft bij het café de rekening contant betaald. Hij verklaarde dat de vier personen op dat moment zagen dat er € 5.800,- in zijn portemonnee zat, bestaande uit 19 coupures van € 100,- en 80 coupures van € 50,-. Vervolgens zijn ze samen in aangever zijn auto gestapt. Aangever denkt dat een van de daders iets in zijn drankje heeft gedaan. Toen hij op 4 augustus 2019 omstreeks 01.00 uur bij kennis kwam, merkte hij direct dat zijn geld en autosleutels weg waren.
Uit de letselverklaring van het Zaans Medisch Centrum te Zaandam volgt dat er bij aangever sprake was van een gebroken neus, gebroken jukbeen en een gebroken oogkas. Daarnaast had hij twee gebroken ribben, een wond aan zijn linker wenkbrauw en een bloeduitstorting op zijn linkerschouder.Uit de medische informatie volgt verder dat er sprake was van scheefstand van de neusen dat aangever twee nachten in het ziekenhuis opgenomen is geweest.
Getuigenverklaringen
[medeverdachte] heeft op 10 oktober 2019 verklaard dat [persoon 2] eigenlijk [naam] heet. Toen ze in de auto van aangever stapten, zat [persoon 2] in het midden op de achterbank naast aangever en zat [medeverdachte] op de bestuurdersstoel. [medeverdachte] zag tijdens de autorit dat [persoon 2] iets uit de zak van aangever pakte en vermoedde dat dit zijn geld was. Hierna werd aangever boos, vroeg hij waar zijn geld was en zei hij dat [medeverdachte] de auto moest stoppen. Nadat [medeverdachte] uit de auto was gestapt, rende hij samen met zijn vriendin weg. Hij keek om en zag toen dat [persoon 2] een lachgasfles pakte en deze aan de boven- en onderkant vasthield. [persoon 2] sloeg vervolgens met kracht op aangevers hoofd. Aangever viel op de grond en toen hij op wilde staan, gaf [persoon 2] hem nogmaals een klap met de lachgasfles en gooide deze op hem. [medeverdachte], [persoon 2] en de twee vrouwen zijn toen weggereden in de auto van aangever en hebben aangever op de betreffende locatie achtergelaten.In zijn verhoor op 11 oktober 2019 heeft [medeverdachte] verklaard dat hij € 1.000,- van [persoon 2] heeft gekregen.
Op 3 augustus 2019 was [getuige] aan het werk in [naam café]. Zij heeft verklaard dat er tussen 22.00 uur en 23.00 uur een groep mensen het café binnenkwam. In een korte tijd bestelden zij veel drankjes en liepen steeds naar buiten om daar lachgas te gebruiken. De groep was met twee aparte auto’s en in één van de auto’s lag een lachgastank. Uiteindelijk heeft de oudere man van de groep de rekening van ongeveer € 110,- of € 101,- betaald. Bij het betalen van de rekening zag [getuige] dat hij veel geld op zak had.
Verklaring verdachte
Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat de auto stil werd gezet omdat aangever vervelend gedrag vertoonde richting een van de vrouwen en verbaal agressief werd. Toen verdachte uit de auto was gestapt, liep aangever achter hem aan. Verdachte en de anderen zijn vervolgens de auto ingestapt en weggereden, terwijl aangever daar achterbleef.
3.3.2.2 Overwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank vindt op basis van de feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die aangever meermaals met een lachgasfles op diens hoofd heeft geslagen en deze daarna op hem heeft gegooid terwijl hij op de grond lag.
Vrijspraak poging doodslag
De rechtbank moet beoordelen of het handelen van verdachte opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, gericht was op de dood van aangever. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om aangever te doden. Om vast te stellen dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever, moet worden vastgesteld dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangever zou komen te overlijden en dat verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard.
De beantwoording van de vraag of het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven heeft geroepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het – afgezien van contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank vindt dat deze omstandigheden onvoldoende vast zijn komen te staan. De rechtbank stelt vast dat het dossier geen informatie bevat over de grootte en zwaarte van de lachgasfles. Daarnaast volgt niet uit het dossier dat het opgelopen letsel op zichzelf levensbedreigend is. Daarbij merkt de rechtbank op dat hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is met vitale levensfuncties, niet iedere krachtinwerking op het hoofd met zich meebrengt dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de aanmerkelijke kans op de dood niet is komen vast te staan. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring zware mishandeling
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
Zwaar lichamelijk letsel
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de onder 3.3.2.1 genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangever meermaals met kracht heeft geslagen met een lachgasfles en een lachgasfles op hem heeft gegooid. Een lachgas cilinder is gemaakt van metaal en de krachtinwerking hiervan op een persoon, en in het bijzonder op een hoofd, kan tot ernstige verwondingen leiden. Uit de letselverklaring van aangever blijkt dat hij als gevolg van de door verdachte verrichte geweldshandelingen letsel heeft opgelopen, namelijk een gebroken jukbeen en oogkas en twee gebroken ribben. Daarnaast is de neus van aangever gebroken, waardoor sprake is van scheefstand van de neus met blijvend aangezicht letsel tot gevolg. Uit deze medische informatie volgt dat sprake is geweest van een noodzaak tot medisch ingrijpen. Gelet op de aard van het letsel en de gevolgen daarvan, is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte aan aangever toegebrachte letsel naar algemene maatstaven als zwaar lichamelijk letsel moet worden beschouwd.
Voorwaardelijk opzet
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van dit zwaar lichamelijk letsel.
Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat verdachte met een lachgasfles en met kracht aangever meermaals op het hoofd heeft geslagen, en dat verdachte daarmee is doorgegaan toen aangever al op de grond lag. Naar algemene ervaringsregels levert het meermaals met een metalen cilinder met kracht op iemands hoofd slaan de aanmerkelijke kans op dat kwetsbare delen van het hoofd, zoals de hersenen, de ogen of de neus, ernstig beschadigd raken met blijvend aangezichtsletsel als gevolg. Het handelen van verdachte kan bovendien – naar de uiterlijke verschijningsvorm – worden aangemerkt als zodanig gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dat dan verdachte deze aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. De rechtbank acht daarmee voorwaardelijk opzet bewezen.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd, zodat hij van het tenlastegelegde medeplegen wordt vrijgesproken. Er is immers niet gebleken van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangever zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door meermalen met kracht een lachgasfles op het hoofd te slaan en een lachgasfles op hem te gooien.
3.3.2.3 Overwegingen ten aanzien van feit 2
Gelet op de onder 3.3.2.1 genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte een geldbedrag van aangever heeft weggenomen en dat deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen aangever.
Ten aanzien van de geweldshandelingen is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte – nadat hij en aangever uit de auto waren gestapt – aangever meermaals met een lachgasfles heeft geslagen, aangever ten val heeft gebracht en de lachgasfles op hem heeft gegooid. Uit rubriek 3.3.2.2 blijkt dat verdachte ook voorwaardelijk opzet heeft gehad op deze geweldshandelingen. De rechtbank maakt uit de feiten en omstandigheden op dat verdachte de genoemde geweldshandelingen heeft gepleegd omdat hij wilde vluchten en het bezit van het geldbedrag wilde verzekeren. Het verweer van de raadsvrouw op dit punt wordt verworpen.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank stelt vast dat de overige aanwezigen in de auto geen bijdrage van enig gewicht hebben geleverd aan de wegnemingshandeling en de geweldshandelingen die aan verdachte kunnen worden toegerekend. Er is daarom geen sprake van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen wordt vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal gevolgd van geweld.