ECLI:NL:RBAMS:2024:7810

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
13-260338-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezen bedreiging voormalige partner met vrijspraak voor vernieling en mishandeling

Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van zijn voormalige partner, [persoon 1], en andere feiten. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A, B en C, gevoegd behandeld. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van [persoon 1] met de dood, zware mishandeling en verkrachting op 26 september 2021. In zaak B werd hij beschuldigd van herhaalde bedreigingen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 13 september 2022, en in zaak C van bedreiging en mishandeling op 28 oktober 2023. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.R. Paardekooper, en de verdediging van de raadsman, mr. L. Palanciyan, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verdachte in zaak B onder 2 en zaak C onder 1 en 2 vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze feiten. Echter, in zaak A en zaak B onder 1 heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan de bedreigingen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 30 dagen opgelegd, waarvan 8 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze was ingediend in zaak C, waar de verdachte vrijgesproken werd. De rechtbank heeft de (geschorste) bevelen tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.260338.21 (A), 13.239738.22 (B) en 13.284239.23 (C)
Datum uitspraak: 27 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende op het adres [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, B en C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R. Paardekooper, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L. Palanciyan, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen benadeelde partij [persoon 1] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij
Zaak A:
op 26 september 2021 in Amsterdam [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) telefonisch heeft bedreigd met de dood, zware mishandeling en/of verkrachting;
Zaak B:
Feit 1: in de periode van 1 januari 2022 tot en met 13 september 2022 in Amsterdam [persoon 1] heeft bedreigd met de dood, zware mishandeling en/of verkrachting door middel van de telefoon, voice-/spraakberichten en/of WhatsApp-berichten;
Feit 2: op 11 september 2022 in Maarssen opzettelijk een autoruit van [persoon 1] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt of weggemaakt;
Zaak C:
Feit 1: op 28 oktober 2023 in Amsterdam [persoon 1] en/of [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) mondeling heeft bedreigd met de dood en/of zware mishandeling;
Feit 2: op 28 oktober 2023 in Amsterdam [persoon 1] heeft mishandeld door haar (met de vuist) in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde. Voor de overige feiten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze bewezen kunnen worden.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het in zaak A en het in zaak B onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft vrijspraak bepleit van de overige feiten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het in zaak B onder 2 en het in zaak C onder 1 en 2 ten laste
gelegde
Zaak B onder 2
In het dossier bevindt zich enkel een aangifte van [persoon 1] dat verdachte haar autoruit zou hebben kapot geslagen. Er is geen wettig bewijsmiddel dat haar verklaring ondersteunt. Op grond van de wet is één bewijsmiddel, in dit geval de verklaring van [persoon 1], niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank acht dit tenlastegelegde feit dan ook niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Zaak C onder 1 en 2
[persoon 1] en [persoon 2] hebben beiden aangifte gedaan van bedreiging door verdachte en [persoon 1] heeft daarnaast aangifte van mishandeling gedaan. [persoon 1] verklaart ook over de bedreiging die verdachte richting [persoon 2] zou hebben geuit en [persoon 2] heeft verklaard dat verdachte [persoon 1] heeft bedreigd en heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de moskee is geweest waar [persoon 1] en [persoon 2] zich op dat moment bevonden, maar heeft ontkend dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank zou op basis van de verklaringen van de aangeefsters kunnen concluderen dat er toereikend wettig bewijs is dat het gegaan is zoals zij zeggen, maar gelet op de hierna te noemen omstandigheden vindt de rechtbank dit bewijs onvoldoende om ook te komen tot de overtuiging dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Er is geen onafhankelijke getuige die de lezing van aangeefsters bevestigt. De enige getuige die is gehoord, getuige [getuige], heeft aangegeven dat hij niet de hele tijd aanwezig is geweest. Voor zover hij wel aanwezig was, heeft hij geen ruzie gezien of geschreeuw gehoord. De camerabeelden die in het dossier zitten, bevestigen weliswaar een gedeelte van de verklaringen van aangeefster waaronder dat verdachte aanwezig was op de locatie waar de door de aangeefsters beschreven gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, maar het tenlastegelegde is op de camerabeelden niet te zien. Omdat het voorval zou hebben plaatsgevonden op een plek waar veel mensen aanwezig waren, een eethuis van een moskee, had in dit geval volgens de rechtbank van de politie verwacht mogen worden dat zij meer onderzoek had verricht naar verdere getuigen die over de gebeurtenissen zouden kunnen verklaren. Het getapte telefoongesprek tussen verdachte en een vriendin ondersteunt, anders dan de officier stelt, de aangiftes niet, omdat verdachte in dit gesprek juist aangeeft dat hij niets heeft gedaan. Ook is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden dat het gedeelte van het gesprek waar de officier van justitie aan refereert, ziet op de gebeurtenissen van 28 oktober 2023. De rechtbank vindt de enkele verklaringen van aangeefsters in dit geval daarom te mager.
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak C onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2.
Het oordeel over het in zaak A en in zaak B onder 1 ten laste gelegde
Zaak A:
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [persoon 1] heeft bedreigd zoals ten laste gelegd. De rechtbank stelt dit vast op basis van de aangifte, het proces-verbaal met de door [persoon 1] overgelegde berichten en de vertaling daarvan en de bekennende verklaring van verdachte.
Zaak B onder 1:
[persoon 1] heeft verklaard dat verdachte haar heeft bedreigd en zij heeft geluidsopnames en WhatsApp-berichten met bedreigende teksten aan de politie overhandigd. Verdachte heeft bekend dat hij deze uitspraken heeft gedaan en deze berichten heeft gestuurd. De rechtbank acht ook dit feit bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Zaak A:
op meerdere tijdstippen op 26 september 2021 in Nederland [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met verkrachting, door (via de telefoon en voice-/spraakberichten/memo's) die [persoon 1] dreigend de woorden toe te voegen; "Je hebt nog één dag" en "Morgen ga ik je kapot slaan en je uit huis gooien" en "Je gaat zien of ik je leven ga verneuken, ik ga je het leven zuur maken, ik ga door, totdat ik je moeder ook ga neuken" en "Morgen ga ik wraak nemen, morgen sla ik je het huis uit, ik zal geen rust vinden tot de dood en zal geen genade hebben, tot aan je moeder ga ik door" en "Ik leg het in je mond, dit keer zal [naam] je ook niet redden, ik ga je vinden, wacht maar af, je gaat hem krijgen, ik ben benieuwd hoever je gaat rennen, ik ga het op je hoofd zetten, dat wapen ga je pijpen, vandaag ga ik het in je hoofd geven, ik stuur je dan naar je vader, ik stuur je overschot naar je vader, ik ga ze allemaal afmaken" en "Als je verstand heb ren, verlaat het hier, anders zal je dood uit mijn handen komen, ik ben zeker, vandaag ben je de lul, hier zal je voor boeten, na vandaag ga ik mensen inhuren om jullie leven te verneuken" en " Ik ga je neuken, ik ga het nu op een rijtje zetten wie ik als eerste pak, maar jullie komen allemaal aan de beurt, ik zal die streep op je gezicht zetten, je komt er niet mee weg om je lippen en kont te laten maken, je gaat Gillette (scheermes) krijgen op je gezicht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak B, feit 1:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 13 september 2022 in Nederland [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met verkrachting, door (via de telefoon en whatsappberichten) die [persoon 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Als je voortaan niet doet wat ik zeg, dan zal ik je moeder neuken. Dan zal ik je moeder letterlijk en figuurlijk neuken, ik heb het op je gemunt, Ik zal niet rustig in dit bed slapen voordat ik je moeder heb geneukt. Jij bent aan de beurt, je zult in dat huis geen rust vinden, wie je ook naast je toelaat. Zolang jij die kogel niet hebt gekregen, zal ik niet rusten, in deze wereld zult jij invalide blijven, jij zult bedlederig worden. De stappen die zet moet je maar tellen en kijk achterom, op een dag plotseling, is het een transportauto die je aanrijdt, oorlog is begonnen. Vanaf vandaag zal ik je bek/kaak breken, die kaak en je tanden zullen eruit gerukt worden, laat je dit in je hoofd griffen, is dat oké. Ze gaan je door je kop knallen, ik ga je te pakken nemen, ik zal niet rusten voordat ik je geneukt heb, het is met jou, je vader, je moeder, je broer, je zus gebeurt, ik ga jullie te pakken nemen, jij bent de eerste aan de beurt, ik ga jou als eerste hardneuken” en
- ” Ik zweer op mij kinderen dit keer ben je dood, niemand gaat me kunnen stoppen, wanneer je die ijzer in je mond krijgt, ga je smeken” en
- “ Dit keer is het afgelopen met jou”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van zaak A:
Verklaring verdachte ter zitting van 13 september 2024;
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2021197659-2 van 26 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pag. 03-06;
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021197659-10 van 26 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (met bijlagen), doorgenummerde pag. 07-18.
Ten aanzien van zaak B, feit 1:
Verklaring verdachte ter zitting van 13 september 2024;
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever met nummer 2022196103-2 van 19 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (met bijlage), doorgenummerde pag. 006-010;
Een proces-verbaal met nummer 2022192340-8 van 13 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4], doorgenummerde pag. 056-058;
Een proces-verbaal met nummer 2022196103-4 van 19 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (met bijlagen), doorgenummerde pag. 011-021.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van honderd uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van vijftig dagen en met aftrek van voorarrest.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het herhaaldelijk doen van bedreigende uitlatingen tegen zijn voormalige partner, moeder van zijn twee kinderen. Hij heeft haar in niet mis te verstane bewoordingen laten weten dat hij haar zou doden, zwaar mishandelen en verkrachten. Dit is op één dag in 2021 gebeurd en in 2022 heeft hij dit op meerdere momenten gedaan, terwijl zijn voorlopige hechtenis geschorst was en hij zich aan voorwaarden moest houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder door een strafrechter is veroordeeld. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Vanwege de ernst van de bedreigingen, het feit dat deze in de relationele sfeer hebben plaatsgevonden en de langere periode waarin dit heeft gespeeld, acht de rechtbank een gevangenisstraf passend.
De rechtbank vindt daarbij een deels voorwaardelijke straf met een bijbehorende proeftijd aangewezen. Verdachte heeft meegewerkt aan de behandeling bij De Waag, gericht op frustratietolerantie- en agressieregulatieproblematiek. De reclassering heeft gerapporteerd dat dit traject positief is verlopen en dat het zal worden afgesloten. De reclassering heeft ook aangegeven dat zij een voortzetting van het reclasseringstraject niet meer geïndiceerd acht. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte de handvatten heeft gekregen om in stressvolle situaties die hem triggeren verstandig te handelen. Ook voor hun gezamenlijke kinderen acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte wegblijft uit iedere situatie die tot escalatie zou kunnen leiden. Verdachte heeft op zitting aangegeven dit belang in te zien en te begrijpen dat zijn handelwijze op de korte en lange termijn problemen kan veroorzaken voor zijn kinderen, die kwetsbaar en afhankelijk van hem zijn. De rechtbank meent dat een voorwaardelijk strafdeel voor verdachte als stok achter de deur kan werken en hem eraan zal herinneren dat hij zich niet moet laten triggeren maar moet weglopen. Gezien het advies van de reclassering zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden. De rechtbank acht naast de gevangenisstraf een taakstraf passend.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig dagen, waarvan acht dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van zestig uur passend.
Dat betekent dat verdachte, gelet op de reeds ondergane voorlopige hechtenis van 22 dagen (3+13 dagen in zaak A, 2 dagen in zaak B en 4 dagen in zaak C) nu niet opnieuw gedetineerd zal worden.
Nu de rechtbank geen vrijheidsbenemende straf zal opleggen die langer is dan de tijd die verdachte in totaal in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht heft de rechtbank de
(geschorste) bevelen tot voorlopige hechtenis op.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 800,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen vanwege de verzochte vrijspraak in zaak C.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering is ingediend in zaak C en is ook met het oog op die zaak onderbouwd. Omdat de rechtbank verdachte in die zaak vrijspreekt en aan verdachte daarom geen straf of maatregel is opgelegd of artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast, is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in
zaak B onder 2en in
zaak C onder 1 en 2ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het in
zaak Aen in
zaak B onder 1ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd;
Zaak B onder 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
8 (acht) dagen, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Verklaart
[persoon 1] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft opde (geschorste) bevelen tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Bode, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2024.
[...]