ECLI:NL:RBAMS:2024:7805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
13/006972-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de meerdaadse samenloop van medeplegen gijzeling, medeplegen mishandeling en medeplegen bedreiging

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich op 6 januari 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de gijzeling, mishandeling en bedreiging van een benadeelde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de benadeelde partij heeft gegijzeld door hem in een voertuig te dwingen en hem vervolgens in een woning vast te houden. Gedurende deze gijzeling is de benadeelde partij meerdere keren mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij en getuigen als bewijs gebruikt, evenals de aangetroffen chats en andere bewijsmiddelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank immateriële schade heeft vastgesteld op € 1.700,-. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de op te leggen straffen gemotiveerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/006972-23
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats 1] op,
verblijvende op het adres:
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2024. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsvrouw, mr. R.V.S. Adriaanse.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Lopez de Vries, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van gijzeling dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling met voorbedachten rade en bedreiging van [benadeelde partij] op 6 januari 2023 te Uithoorn en/of Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich, samen met anderen, op 6 januari 2023 heeft schuldig gemaakt aan gijzeling, mishandeling en bedreiging.
De officier van justitie heeft meer specifiek betoogd dat gijzeling is bewezen, omdat het plan van de verdachten er uiteindelijk op was gericht om [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) naar het Total tankstation aan [lokatie 1] te laten komen. De verdachten hebben – met dat doel voor ogen – [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ), de neef van [persoon 1] , opgehaald, met hem rondgereden en hem in een woning vastgehouden. Daarnaast kan op basis van de verklaring van [benadeelde partij] en het door de verbalisanten geconstateerde letsel worden bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Uit de aangetroffen chats, waaruit blijkt dat er een plan is opgesteld, kan bovendien worden afgeleid dat verdachten [benadeelde partij] met voorbedachte raad hebben mishandeld. [benadeelde partij] heeft ook verklaard dat hij door verdachte is bedreigd. Verdachte heeft bij het plegen van alle strafbare feiten nauw en bewust samengewerkt met anderen. Ten slotte heeft de officier van justitie aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van de bedreiging ‘als je niet vertelt waar de jongen is die ze zoeken beland je in een lijkenzak en word je gedumpt’ bij feit 3, aangezien uit het dossier niet valt op te maken dat de verdachte of zijn medeverdachten deze woorden hebben geuit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte, wegens gebrek aan bewijs, moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat verdachte zich enkel in het voertuig bevond om zijn broer te bezoeken. Bovendien is er geen sprake van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking met anderen, aangezien verdachte er grotendeels niet bij was en geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vermeende handelingen niet kwalificeren als een wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat er geen sprake is geweest van een fysieke beperking van de bewegingsvrijheid van aangever. Meer subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk heeft gehad om [benadeelde partij] te bewegen [persoon 1] naar het Total tankstation te laten komen. Er kan bovendien niet uitgesloten worden dat [benadeelde partij] de berichten zelf naar [persoon 1] heeft gestuurd. Daarnaast heeft zij ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 aangevoerd dat uit het dossier niet volgt wanneer het letsel is toegebracht en dat er geen letselverklaring in het dossier zit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden (feiten 1, 2 en 3)
De feiten 1, 2 en 3 zien op hetzelfde feitencomplex. De feiten en omstandigheden zullen daarom tegelijkertijd besproken worden. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Melding en ter plaatse
In de nacht van 6 januari 2023 kwam om 03.29 uur een melding binnen dat een slachtoffer gegijzeld zou zijn en dat hij zich in een Greenwheels-voertuig zou bevinden op de Bos en Lommerweg. Korte tijd later waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse en werden zij aangesproken door een onbekende vrouw in een voertuig. Zij verklaarde dat haar zoon uit een woning was ontvoerd en in een rood voertuig stapte. De bijrijder van het voertuig liet aan verbalisant [verbalisant 2] een Snapchatgesprek zien met ene ‘ [benadeelde partij] ’, waarin meermaals werd gevraagd om politie en hulp. [2] Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen op [lokatie 1] een rode Volkswagen Up van ‘Greenwheels’ met kenteken [kentekennummer] rijden. In het voertuig bleken te zitten: [persoon 2] (bestuurder), [persoon 3] (bijrijder), verdachte (rechts achterin) en [benadeelde partij] (links achterin). Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zagen dat [benadeelde partij] bang naar hen keek en een wond op zijn linkerwang had. [3] Ook verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] zagen dat [benadeelde partij] hevig ontdaan was en dat hij verwondingen in zijn gezicht had. Zij hoorden hem zeggen dat hij door de inzittenden van het voertuig was meegenomen. [4] Ter plaatse heeft [persoon 2] verklaard dat de jongen bij hen in de auto zat, omdat de neef van die jongen een geldschuld heeft bij iemand. [5]
Verklaring [benadeelde partij]
heeft verklaard dat hij op 6 januari 2023 omstreeks 02.00 uur in zijn woning was aan de [adres 2] toen [persoon 4] (hierna: [persoon 4] ) plots voor zijn deur stond. Toen [benadeelde partij] zijn jas pakte en de deur weer open deed, stonden verdachte en [persoon 2] ook in de deuropening. Verdachte pakte [benadeelde partij] vast [6] , nam hem mee naar beneden en zei: ‘Mij nakken toch, mij nakken toch’. [verdachte] stond beneden bij de flat te wachten. [7] werd richting een voertuig geduwd en werd door verdachte geslagen op zijn lichaam en in zijn gezicht. [benadeelde partij] werd in het voertuig geduwd en moest plaatsnemen in het midden van de achterbank, terwijl verdachte en [verdachte] naast hem plaatsnamen. Nadat de auto wegreed, pakte verdachte zijn telefoon af, sloeg hem wederom in zijn gezicht en zei dat ze zijn moeder en familieleden ook dingen zouden aandoen. Nadat [persoon 4] thuis werd afgezet, reed het voertuig verder naar de [straatnaam] . Het lukte [benadeelde partij] niet om het voertuig te verlaten, aangezien er een helm naast hem lag en de deuren op het kinderslot zaten. Vervolgens werd [benadeelde partij] de woning van verdachte en [verdachte] aan de [straatnaam] binnengeduwd. In de woning werd hij door (onder andere) verdachte en [persoon 2] geslagen en getrapt. Tijdens de geweldshandelingen werd er tegen [benadeelde partij] gezegd dat hij dood zou gaan, dat als de politie komt hij zijn moeder en hele familie kan begraven en dat er op dit moment mensen in [plaats] zouden wachten om zijn familie te pakken. Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde partij] verklaard dat verdachte en [persoon 2] dit hebben gezegd. Na een periode van twintig minuten werd [benadeelde partij] opgetild en op een bed neergezet en hierna werd hij naar een andere kamer verplaatst. In deze kamer heeft [benadeelde partij] onder dwang van verdachte zijn telefoon ontgrendeld en een memo ingesproken. Het betrof een spraakmemo gericht aan zijn neef [persoon 1] , waarin hij vroeg hem te ontmoeten bij de Total op [lokatie 1] . Vervolgens werd hij weer in de richting van het voertuig geduwd en nam plaats op de achterbank. Nadat het voertuig enige tijd had rondgereden, werden ze staandegehouden. [8]
Uit onderzoek in de telefoon van [benadeelde partij] blijkt dat aan [persoon 1] het volgende bericht is gestuurd: ‘ [naam 4] kom snel aub ben bossenlommer heb ze geloest. Snel. Me tel gaat uit vallen’. Daarnaast is er een spraakmemo gestuurd waarin [benadeelde partij] zegt: ‘Kom achter Total snel snel. Ik kon snel weg. Ik kon snel wegkomen. Kom achter Total ik heb wifi hier’. [9]
Snapchatberichten
In de telefoon van [persoon 2] zijn Snapchatgesprekken aangetroffen tussen [persoon 2] en ene [naam 2] . Op 5 januari 2023 om 20.37 uur stuurde [persoon 2] ‘Joo we gaan hebben planning gemaakt’, waarop [naam 2] vroeg wat de planning is. Verderop in het gesprek stuurde [persoon 2] dat het broertje van [verdachte] ook komt. [naam 2] reageerde op dit met bericht met ‘ [naam 3] ’. [10]
Verklaringen
Verdachte heeft op 6 januari 2023 bij de politie verklaard dat (onder meer) zijn broertje in een voertuig achter hen reed. [11]
[persoon 4] heeft bij de politie verklaard dat [naam 3] op 6 januari 2023 omstreeks 02.00 uur bij zijn woning aan [adres 3] aanbelde, omdat hij met [benadeelde partij] wilde praten. Toen [persoon 4] met hem mee naar buiten liep, kwamen er plotseling nog twee jongens aan. [persoon 4] werd geduwd en nam onder dwang plaats in het voertuig. Alle drie de jongens liepen mee naar de woning van [benadeelde partij] . Nadat [benadeelde partij] zijn jas had gepakt, werd hij vastgepakt en is er aan hem getrokken. Kort hierna is [persoon 4] thuis afgezet.
[getuige] heeft op 19 januari 2023 bij de politie verklaard dat hij een Greenwheels-voertuig heeft gehuurd op 6 januari 2023 van 00.30 uur tot en met 10.45 uur. [persoon 2] en [verdachte] hadden aan hem gevraagd om een voertuig voor hen te huren. [12]
Tussenconclusie aanwezigen
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte, [verdachte] en [persoon 2] aanwezig waren bij zowel de woning van [persoon 4] , de woning van [benadeelde partij] als de woning aan de [straatnaam] [huisnummer] .
Tussenconclusie Snapchatberichten
De rechtbank gaat op basis van het voorgaande ervan uit dat de verdachten zijn samengekomen vanwege een gezamenlijk opgesteld plan gericht tegen [benadeelde partij] .
Tussenconclusie incidenten 2 januari 2023 en 6 januari 2023
Het is de rechtbank, met name gelet op de verklaring van [persoon 2] bij zijn staandehouding, duidelijk geworden dat sprake was van een conflict tussen de neef van [benadeelde partij] , [persoon 1] , en de verdachten. Op basis van de beschreven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de incidenten die hebben plaatsgevonden op 2 januari 2023, die overigens niet aan verdachte zijn ten laste gelegd, verband houden met de incidenten op 6 januari 2023.
3.3.2.1 Oordeel van de rechtbank over feit 1 primair (gijzeling)
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van gijzeling in de zin van artikel 282a Sr is ten eerste vereist dat de bewegingsvrijheid van het slachtoffer werd beperkt. Ten tweede is vereist dat de dader het oogmerk heeft gehad een ander dan de gegijzelde te dwingen iets te doen of niet te doen.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde partij] fysiek werd beperkt in zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wilde. Hij werd immers tot tweemaal toe in een voertuig geduwd en moest gedwongen in het midden op de achterbank zitten terwijl er steeds iemand naast hem zat. Verder is hij gedurende langere tijd vastgehouden in een vreemde woning. Zowel in het voertuig als in de woning waren er voortdurend mensen aanwezig die op [benadeelde partij] letten. Verder blijkt dat [benadeelde partij] uit angst voor geweld de bevelen van de verdachten opvolgde en zich niet verzette. De rechtbank acht deze angst reëel, omdat er verschillende keren geweld op hem is uitgeoefend en hij is bedreigd. Daarnaast is zijn telefoon weggenomen, zodat hij geen hulp kon inschakelen. [benadeelde partij] heeft bovendien verklaard dat hij in de woning doodsangsten heeft uitgestaan en verbalisanten hebben waargenomen dat hij hevig ontdaan was. Hieruit blijkt dat de verdachten, door het creëren van een situatie van (bedreiging met) geweld, [benadeelde partij] dusdanig veel angst hebben aangejaagd voor herhaling van agressie, dat zij hem ook op deze manier hebben in zijn vrijheid hebben belemmerd om te gaan en staan waar hij wenste. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [benadeelde partij] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken, vanwege het geweld en de psychische druk die door de verdachten op hem werd uitgeoefend, waardoor sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het verweer van de raadsvrouw, dat onduidelijk is wanneer het letsel is toegebracht, wordt verworpen. De verklaring van [benadeelde partij] dat hij meermaals geslagen is in zijn gezicht, wordt ondersteund door het geconstateerde letsel door de verbalisanten en de foto’s van het letsel in het dossier.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Er is sprake geweest van een gezamenlijk plan tussen de verdachten. [verdachte] zijn rol bestond uit het benaderen van [persoon 4] , zodat hij [benadeelde partij] uit zijn woning kon lokken. Hij is zowel aanwezig geweest bij de woningen van [persoon 4] en [benadeelde partij] in [plaats] als in de woning aan de [straatnaam] . Verdachte en [persoon 2] zijn ook betrokken geweest bij de uitvoering van het gezamenlijke plan. Hierbij heeft [persoon 2] steeds het voertuig bestuurd en had verdachte de taak om [benadeelde partij] in het voertuig te krijgen. De verdachten zijn gezamenlijk opgetrokken en hebben gezamenlijk het plan uitgevoerd. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren daarbij vergelijkbaar en inwisselbaar. Anders dan de raadsvrouw, acht de rechtbank medeplegen daarom bewezen.
Opzet en oogmerk
Op basis van de in de bewijsmiddelen genoemde gedragingen is de rechtbank van oordeel dat het opzet van de verdachten naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij] .
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij in het voertuig zat om zijn broer te bezoeken ongeloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat verdachte op 6 januari 2023 betrokken is geweest bij de uitvoering van het gezamenlijke plan gericht tegen [benadeelde partij] .
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving als drukmiddel is ingezet met het oogmerk om de neef van [benadeelde partij] te dwingen zich te begeven naar het Total Tankstation. [persoon 2] heeft ook verklaard dat [benadeelde partij] bij hen in de auto zat, omdat zijn neef een geldschuld had bij iemand. Verdachten hadden aldus het oogmerk om een ander dan [benadeelde partij] te dwingen iets te doen. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsvrouw, dat niet bewezen kan worden dat [benadeelde partij] werd bewogen om [persoon 1] te dwingen naar het Total tankstation te komen.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich op 6 januari 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de gijzeling van [benadeelde partij] .
3.3.2.2 Oordeel van de rechtbank over feit 2 (mishandeling)
Op grond van de onder 3.3.1 genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte [benadeelde partij] heeft mishandeld. De verklaring van [benadeelde partij] , dat hij meermaals in zijn gezicht is geslagen, wordt ondersteund door het geconstateerde letsel door de verbalisanten. Uit de foto’s van het letsel blijkt ook dat hij letsel op zijn lichaam heeft opgelopen. Het waargenomen letsel past naar het oordeel van de rechtbank ook bij meerdere geweldshandelingen op (verschillende plaatsen in) het gezicht en op het lichaam, en is naar het zich laat aanzien recent voor het nemen van de foto’s toegebracht.
Het verweer van de raadsvrouw, strekkende tot vrijspraak vanwege onvoldoende bewijs voor het letsel, wordt dan ook verworpen.
Medeplegen
Uit de onder 3.3.2 genoemde bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte en [persoon 2] in het kader van de gijzeling allebei geweldshandelingen hebben uitgevoerd. Tussen de verdachten bestond mede gelet op het gijzelingsplan ook ten aanzien van de mishandeling een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de verdachten met voorbedachte raad hebben gehandeld, aangezien niet is komen vast te staan dat de mishandeling een vooraf gepland onderdeel was van het gijzelingsplan, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
3.3.2.3 Oordeel van de rechtbank over feit 3 (bedreiging)
Op grond van de onder 3.3.2 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [benadeelde partij] op 6 januari 2023 is bedreigd door verdachte en [persoon 2] . De rechtbank is van oordeel dat bij [benadeelde partij] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel dat zijn familie zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan ook worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op de bedreiging.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat zowel verdachte als [persoon 2] in het kader van de gijzeling bedreigingen hebben geuit. Tussen de verdachten bestond mede gelet op het gijzelingsplan ook ten aanzien van deze bedreigingen een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte dan wel [persoon 2] de bedreiging ‘als je niet vertelt waar de jongen is die ze zoeken beland je in een lijkenzak en word je gedumpt’ heeft geuit, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
3.3.2.4 Meerdaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 Sr. Hoewel de bewezenverklaarde handelingen namelijk weliswaar een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, loopt de strekking van de strafbepalingen dusdanig uiteen dat niet kan worden geoordeeld dat verdachte van die handelingen in wezen één verwijt kan worden gemaakt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de rubriek 3.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1, primair:
op 6 januari 2023 te Uithoorn en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden,
door
- die [benadeelde partij] vast te pakken en te duwen en
- vervolgens die [benadeelde partij] de woorden toe te voegen: 'Mij nakken toch, mij nakken toch' en
- vervolgens die [benadeelde partij] in de richting van een voertuig voorzien van kenteken [kentekennummer] te duwen en
- vervolgens die [benadeelde partij] te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen en
- vervolgens tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat ze zijn moeder en andere familieleden ook dingen gingen aandoen en
- vervolgens de telefoon van die [benadeelde partij] af te pakken en
- vervolgens die [benadeelde partij] te dwingen een woning binnen te gaan en
- vervolgens die [benadeelde partij] op een bed neergezet en
- die [benadeelde partij] op te tillen en
- die [benadeelde partij] een snapchatbericht naar [persoon 1] (de neef van die [benadeelde partij] ) te laten sturen, inhoudende te tekst: ' [naam 4] kom snel aub ben Bosenlommer heb ze geloest. Snel. Me
tel gaat uitvallen.’ en
- die [benadeelde partij] een voicebericht naar [persoon 1] (de neef van die [benadeelde partij] ) te sturen, inhoudende de tekst:‘kom achter total snel snel. Ik kon snel wegkomen. Kom achter total ik
heb wifi hier.’ en
- die [benadeelde partij] nogmaals in de richting van voornoemd voertuig te duwen en
- vervolgens die [benadeelde partij] nogmaals te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen,
terwijl die [benadeelde partij] voortdurend meermalen is geslagen en getrapt, met het oogmerk een ander, te weten [persoon 1] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten, zich te begeven naar de Total Tankstation (locatie [lokatie 2] );
ten aanzien van feit 2:
op 6 januari 2023 te [plaats] en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde partij] heeft mishandeld door meermalen in het gezicht van die [benadeelde partij] te slaan en tegen het lichaam van die [benadeelde partij] te slaan en trappen;
ten aanzien van feit 3:
op 6 januari 2023 te [plaats] en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met zware mishandeling, door tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat
- hij dood zou gaan en
- als de politie komt, die [benadeelde partij] zijn moeder en zijn hele familie kan begraven en
- op dit moment mensen in [plaats] wachten om zijn familie te pakken.

5.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij directe opheffing van het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd, aangezien verdachte zijn schorsingsvoorwaarden heeft overtreden.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast gelet op de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Zij voert daarnaast aan dat er indicaties aanwezig zijn die maken dat het adolescentenstrafrecht van toepassing moet zijn, te weten dat hij pedagogisch beïnvloedbaar is, dat er aanwijzingen van een licht verstandelijke beperking zijn en dat hij nog aan een opleiding moet beginnen. Zij heeft de rechtbank verzocht zich qua straf te beperken tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel kan als bijzondere voorwaarden toezicht door de volwassenenreclassering worden gekoppeld. Om die reden heeft de raadsvrouw ook verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen op de datum van de uitspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Op 6 januari 2023 heeft verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan de gijzeling, mishandeling en bedreiging van [benadeelde partij] . De verdachten hebben hem naar een voertuig geduwd, hem gedwongen om in het midden op de achterbank van een voertuig te gaan zitten en hebben hem naar een woning vervoerd. [benadeelde partij] moest enige tijd in de woning verblijven en is vervolgens wederom in een voertuig geduwd. Gedurende de gijzeling hebben de verdachten [benadeelde partij] verschillende keren in zijn gezicht en op zijn lichaam geslagen, waardoor [benadeelde partij] letsel heeft opgelopen. Daarnaast is hij ook verschillende keren bedreigd. De rechtbank rekent het de verdachten aan dat zij [benadeelde partij] op deze gewelddadige wijze hebben gegijzeld omwille van een conflict tussen zijn neef en de verdachten. [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij continu doodsangsten heeft uitgestaan. Door angstgevoelens voor toekomstige confrontaties met de verdachten is hij oplettender geworden wanneer hij op straat loopt.
Verdachte en de medeverdachten zijn bij de feiten op 6 januari 2023 zeer planmatig te werk gegaan. De verdachten hebben op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij] .
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt de oplegging van een gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 24 juli 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van GGZ Reclassering Inforsa van 30 mei 2024, opgemaakt door [persoon 5] . Hierin is – kort gezegd – gerapporteerd dat er mogelijk sprake is van een (deels) negatief sociaal netwerk en er problemen zijn op het gebied van psychosociaal functioneren. Om meer inzicht te krijgen in zijn psychosociaal functioneren is naar het oordeel van de reclassering diagnostisch onderzoek geïndiceerd. Verdachte wilde hier echter niet aan meewerken. De reclassering ziet daarom onvoldoende aanknopingspunten om opnieuw een toezicht met bijzondere voorwaarden te adviseren. De reclassering kan het recidiverisico niet inschatten gelet op de ontkennende houding van verdachte en het feit dat er geen diagnostiek beschikbaar is.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils van 1 oktober 2024, opgemaakt door [persoon 6] . De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis niet aan de voorwaarden gehouden, omdat hij geen medewerking heeft verleend aan het diagnostisch onderzoek. Daarnaast is hij niet verschenen op gemaakte afspraken bij de reclassering. De reclassering ziet hierdoor geen mogelijkheden om het toezicht voort te zetten en adviseren om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 21 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering blijkt uit toepassing van het wegingskader Adolescentenstrafrecht dat, aangezien verdachte (deels) woonachtig is in een wooninstelling, een pedagogische gezinsgerichte aanpak vanuit de ouders niet (meer) aan de orde is. Daarnaast is tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gebleken dat de aanpak vanuit de jeugdreclassering niet het gewenste effect heeft gehad. En hoewel er met betrekking tot zijn handelingsvaardigheden aanwijzingen zijn dat hij functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau, is er geen diagnostiek beschikbaar.
De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering en maakt de conclusies uit het rapport tot de hare. De rechtbank zal daarom het volwassenenstrafrecht toepassen. De rechtbank houdt bij de strafoplegging wel in strafmatigende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte.
De op te leggen straffen
De rechtbank acht, rekening houdend met het hiervoor overwogene en de ernst van het feit, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden.
Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar. Met oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds rekening gehouden met de persoon van verdachte. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [benadeelde partij] verbinden, omdat er mogelijk nog een onopgelost conflict is blijven bestaan. De rechtbank vindt het belangrijk dat niet is gebleken dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd en legt daarom een proeftijd op die korter is dan gebruikelijk. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank dat verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat de schorsing daarom in beginsel opgeheven dient te worden. De rechtbank is echter van oordeel dat de gronden voor voorlopige hechtenis, genoemd in het bevel gevangenhouding, niet meer aanwezig zijn. De rechtbank heft daarom het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 11 oktober 2024.

8.De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (feiten 1, 2 en 3)

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 6.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de benadeelde partij aangevoerd dat er ook materiële schade is geleden. Zij vordert namens de benadeelde partij € 1.950,- aan materiële schade. De totale vordering tot vergoeding van schade komt daardoor uit op € 7.950,-.
De materiële schade bestaat uit kosten van een mobiele telefoon, te weten € 1.400,-, kosten van een jas, te weten € 300,- en kosten van schoenen, te weten € 250,-.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële-schadevergoeding niet-ontvankelijk wordt verklaard, aangezien er geen stukken zijn bijgevoegd die de schadeposten onderbouwen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde immateriële-schadevergoeding in zijn geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op de primair bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd en niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zij heeft verzocht de immateriële schade te matigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de mobiele telefoon merkt de rechtbank op dat deze reeds aan [benadeelde partij] is teruggeven en daarom niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking komt. De overige materiële-schadeposten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij gelet hierop niet-ontvankelijk in zijn vordering van materiële schade.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd. Ook staat vast dat [benadeelde partij] als gevolg van de bewezenverklaarde gijzeling doodsangsten heeft uitgestaan, tot op heden angstgevoelens ervaart om op straat te zijn en psychische klachten heeft opgelopen.
Gelet op de aard en ernst van de normschending, liggen de nadelige gevolgen van het bewezenverklaarde zo voor de hand dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen. Bij het vaststellen van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank rekening gehouden met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.700,-. Voor het meerdere zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.700,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de gijzeling plaats heeft gevonden, te weten 6 januari 2023.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet (direct) kan betalen. Verdachte wordt verplicht het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, omdat verdachte de feiten samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader(s) zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 282, 282a, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair, 2 en 3:
de meerdaadse samenloop van:

1 primair. medeplegen van gijzeling;

2. medeplegen van mishandeling;

en

3. medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Gevangenisstraf
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
1 (één) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
-
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [benadeelde partij]
, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] ,zolang de reclassering dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Taakstraf
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
T.a.v. feiten 1, 2 en 3: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.700,- (duizend zevenhonderd euro)bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
6 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verdachte is met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem/hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat
€ 1.700,- (duizend zevenhonderd euro)te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 27 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
Opheffing van het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 11 oktober 2024.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2024.
[.]
[.]
[.]

[.]

[.]
[.]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-5 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 004-006.
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-22 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 014-016.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-21 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 017-019.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-18 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 010-013.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde partij] met bijlagen, met documentcode 17380528 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 032-042.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij] bij de rechter-commissaris, d.d. 14 september 2023.
8.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage met nummer PL1300-2023004277-13 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 022-025.
9.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 17382112 d.d. 6janauari 2023, doorgenummerde pagina’s 043-044.
10.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met documentcode 17631770, d.d. 1 maart 2023, doorgenummerde pagina’s 151-175.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte met bijlagen, met nummer PL1300-2023004277-25 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 1 012-1 027.
12.Proces-verbaal van bevindingen van verhoor getuige [getuige] met bijlage, met documentcode 17442503 d.d. 19 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 112-115.