ECLI:NL:RBAMS:2024:7804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
13-181303-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van valse documenten en oplichting bij hypothecaire lening met witwassen van goederen

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk gebruik maken van valse documenten en oplichting van ABN AMRO voor een hypothecaire lening, alsook van het medeplegen van witwassen van goederen. De verdachte, geboren in 1976 en eigenaar van een juwelierszaak, werd ervan beschuldigd in de periode van 19 juli 2018 tot en met 21 juni 2021 valse aangiftes inkomstenbelasting en jaarrekeningen te hebben ingeleverd bij ABN AMRO om een hypothecaire lening van € 740.000,- te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het gebruik van deze valse documenten, aangezien de ingediende cijfers aanzienlijk hoger waren dan de werkelijke cijfers. De rechtbank achtte ook bewezen dat de verdachte samen met een ander 1.489 sieraden en een auto had witgewassen, waarvan de herkomst vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van munitie, maar legde haar een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige strafbare feiten die het vertrouwen in de financiële integriteit ondermijnen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.181303-21
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1976,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Kerkhoff en van wat verdachte en haar raadsman mr. W.H. Boomstra naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er van beschuldigd dat zij:
in de periode van 19 juli 2018 tot en met 21 juni 2021 in Amsterdam, Diemen en/of Utrecht opzettelijk valse of vervalste aangiftes inkomstenbelasting en jaarrekeningen van [naam Juwelier] heeft gebruikt door deze als zijnde echt en onvervalst in te leveren als bewijsstukken bij het aanvragen van een hypothecaire lening bij ABN AMRO;
in de periode van 19 juli 2018 tot en met 21 juni 2021 in Amsterdam en/of Diemen ABN AMRO heeft opgelicht voor een bedrag van € 740.000,-;
in de periode van 16 februari 2017 tot en met 21 juni 2021 in Amsterdam en/of Diemen samen met een ander 1.489 sieraden ter waarde van ongeveer € 455.098,- en een auto ter waarde van ongeveer € 60.000,- heeft witgewassen;
op 21 juni 2021 in Amsterdam samen met een ander 66 patronen (munitie van categorie 3 van de Wet wapens en munitie) voorhanden heeft gehad.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten bewezen verklaard kunnen worden.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van alle feiten bepleit.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 geldt dat verdachte niet wist dat er vervalste aangiftes inkomstenbelasting en onjuiste jaarrekeningen aan de ABN AMRO bank waren overgelegd. Zij had dit ook niet hoeven vermoeden. Haar ex-partner de heer [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) deed de financiële administratie, zij vertrouwde hem en ze had een goedlopende juwelierszaak.
Voor feit 3 geldt dat de sieraden die zijn aangetroffen in de vensterbank privé-goederen van verdachte waren, en goederen uit de winkel die daar na de plofkraak veilig gesteld zijn. Veel van de privé-goederen zijn geschenken geweest. Ook was de inkoopwaarde van goud vroeger lager. De gelabelde goederen behoren tot de bedrijfsvoorraad; in de administratie werd niet alles tot in detail bijgehouden. Verder is er geen sprake geweest van verhullingshandelingen. De waarde van de auto is geschat op € 22.500,- en kan betaald zijn met een eerder ingeruilde auto, een contant opgenomen bedrag en/of uit inkomsten uit de juwelierszaak. Verdachte wist niet, en kon ook niet weten, dat de opbrengst uit de winkel niet hoog genoeg was om de auto te financieren.
Verdachte wist niet van het bestaan van een vuurwapen en/of munitie.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 4 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet vaststellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de patronen, zodat niet kan worden bewezen dat zij deze voorhanden heeft gehad.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte is in november 2018 eigenaar geworden van de woning aan [adres 2] en zij heeft ter financiering van die woning een hypothecaire lening van ABN AMRO gekregen. Zij heeft deze hypotheek afgesloten via een tussenpersoon, [persoon 1] .
ABN AMRO heeft stukken verstrekt die voor de hypotheekaanvraag van [verdachte] zijn ingeleverd, waaronder aangiftes inkomstenbelasting van [verdachte] en de jaarrapporten van [naam Juwelier] over 2015, 2016 en 2017. De politie heeft ook van de Belastingdienst aangiftes inkomstenbelasting en jaarstukken ontvangen. In de aangiftes bij de Belastingdienst heeft verdachte een veel lagere winst opgegeven dan in de stukken van ABN AMRO staat vermeld: in 2015 € 137.387,- in plaats van de opgave bij ABN AMRO die € 305.016,- was, in 2016 € 94.535,- in plaats van € 318.454,- en in 2017 € 53.969,- in plaats van € 328.437,-. De verbalisanten hebben aan de boekhouder van [verdachte] en [persoon 2] de aangifte inkomstenbelasting en het jaarrapport van [naam Juwelier] over 2017 die bij ABN AMRO zijn ingeleverd getoond, en de boekhouder heeft verklaard dat die stukken niet door haar kantoor zijn opgemaakt. De cijfers die bij ABN AMRO zijn ingeleverd kent zij niet. Ook [persoon 1] ziet in het verhoor bij de politie dat het jaarrapport 2017 dat bij ABN AMRO is ingeleverd een ander uiterlijk en andere cijfers heeft dan het jaarrapport 2017 dat door de boekhouder is opgemaakt. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de aangiftes inkomstenbelasting en jaarrapporten die bij ABN AMRO zijn ingeleverd voor de hypotheekaanvraag vals zijn.
De rechtbank stelt ook vast dat verdachte deze stukken aan [persoon 1] heeft gestuurd. [persoon 1] heeft verklaard dat hij met verdachte een hypotheekgesprek heeft gehad in haar winkel en hij herkende haar op een foto. Hij herkende [persoon 2] niet op een foto die de politie hem toonde. Verdachte heeft hem verteld dat haar man uit beeld was en zij heeft hem de opdracht voor het vinden van een hypotheek gegeven. Hij heeft de jaarstukken en aangifte inkomstenbelasting van [verdachte] via de mail ontvangen.
Verdachte heeft verder verklaard dat haar ex-man de financiële administratie regelde, zij de stukken die zij tekende niet heeft gelezen en zij niet wist dat de inhoud daarvan niet correct was.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gebruik van de valse documenten. Verdachte was enig eigenaar van [naam Juwelier] , het betrof inkomensgegevens van haar winkel en de aanvraag was ten behoeve van een voor haar bestemde hypotheek. Zij wist dat er een hypotheekaanvraag bij ABN AMRO werd gedaan. Het betrof een hypotheek voor een hoog bedrag, te weten € 740.000,-, terwijl de inkomsten van [verdachte] en de jaarcijfers van de juwelier laag waren. De inkomsten en jaarcijfers zijn kennelijk hoger voorgesteld omdat verdachte met de werkelijke winstcijfers niet een dergelijk hoge hypotheek (voor een tweede woning) zou kunnen krijgen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte door de stukken in te (laten) dienen, zelfs al zou zij de stukken niet hebben gelezen zoals zij zelf stelt, op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij gebruik zou maken van valse stukken. De rechtbank zal dit feit dan ook bewezen verklaren.
4.3.3.
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
Voor een strafbare oplichting zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is nodig dat de dader één of meer oplichtingsmiddelen heeft gebruikt, waardoor degene die wordt opgelicht is bewogen tot afgifte van een goed. Ook moet kunnen worden vastgesteld dat de dader het oogmerk heeft gehad om zichzelf of een ander daarmee wederrechtelijk te bevoordelen.
Verdachte heeft bij ABN AMRO valse jaarstukken en valse belastingaangiftes ingeleverd. Hiermee is gebruik gemaakt van een oplichtingsmiddel; er is sprake van een opeenstapeling van meerdere leugens en daarmee van een samenweefsel van verdichtsels. De aan de bank opgegeven winsten van de onderneming van verdachte in de verschillende stukken zijn veel hoger dan dat de daadwerkelijke winsten over die jaren waren. Daardoor is er een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen met het doel daar misbruik van te maken.
ABN AMRO is vervolgens overgegaan tot afgifte van de hypothecaire lening aan verdachte en de bank heeft deze op basis van die onjuiste voorstelling van zaken aan verdachte verstrekt. Op basis van de daadwerkelijke cijfers zou de bank aan verdachte geen hypothecaire lening van deze omvang hebben verstrekt. Ook [persoon 1] geeft aan dat verdachte met de winstcijfers van de boekhouder deze hypotheek niet had kunnen krijgen. De bank is dus door het door verdachte gebruikte oplichtingsmiddel overgegaan tot afgifte van de hypotheek en het bijbehorende bedrag.
Verdachte heeft ook het oogmerk gehad om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Zij wilde beschikking krijgen over gelden uit de hypotheeklening, terwijl zij daar geen recht op had.
De rechtbank acht de ten laste gelegde oplichting van ABN AMRO bewezen.
4.3.4.
Het oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
Bij witwassen is voor een bewezenverklaring van het in artikel 420bis Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling vereist dat vaststaat dat het afkomstig is uit enig misdrijf. Dit kan bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Sieraden
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden af.
De politie treft in een verborgen ruimte in de slaapkamer van verdachte en [persoon 2] in de woning aan [adres 1] 1.489 sieraden aan die een waarde van ongeveer € 455.098,- vertegenwoordigen. De verborgen ruimte bevindt zich in de vensterbank en kan alleen middels een in het kozijn verborgen schroef worden opengemaakt als het raam opengedaan wordt. Het in huis bewaren van een dergelijk grote hoeveelheid sieraden, met zo’n waarde, levert ook een groot veiligheidsrisico op. Verdachte en [persoon 2] beschikten niet over een inkomen of vermogen dat de herkomst van deze sieraden (voorshands) kan verklaren. Onder deze feiten en omstandigheden is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden dat de sieraden van enig misdrijf afkomstig zijn.
Van verdachte mag dan worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de sieraden niet van misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft een verklaring afgelegd over de herkomst van de sieraden.
Zij heeft gezegd dat een deel van de sieraden privébezit van haar en haar familieleden was. Deze verklaring is niet concreet en niet verifieerbaar. Alle sieraden lagen door elkaar. Welk deel privé was, of zelfs hoe groot dit aandeel in het totaal was, kon verdachte ter zitting (ook niet bij benadering) zeggen. Verdachte heeft over geen enkel individueel sieraad iets verklaard, zoals hoe het eruit ziet en wanneer of hoe het zou zijn verkregen. Het is voor het Openbaar Ministerie mede gelet daarop niet mogelijk om verder onderzoek te doen naar de inhoud van dit onderdeel van de verklaring van verdachte. De verklaring biedt onvoldoende aanleiding tot nader onderzoek en is niet te verifiëren. Verdachte heeft het ernstige witwasvermoeden met deze verklaring niet ontzenuwd.
Verdachte heeft verder verklaard dat er sieraden in de verborgen ruimte lagen die uit de winkel afkomstig waren. Zij heeft verteld dat aan diverse sieraden labels zaten en dat het bijvoorbeeld ook ging om sieraden die klanten al hadden betaald maar nog zouden ophalen.
De politie heeft onderzocht of de sieraden afkomstig konden zijn uit de voorraad van de juwelierswinkel. Volgens de boekhouding van de winkel was de voorraad eind 2020 € 195.500,-. Op 2 maart 2021 heeft er een plofkraak plaatsgevonden, waarna de winkel is gesloten tot aan de aanhouding van verdachte op 21 juni 2021. Van begin 2021 tot aan de plofkraak werd volgens de boekhouding voor € 76.230,69 aan goud ingekocht. Begin maart 2021 zou de totale voorraad € 271.730,69 moeten zijn. Na de plofkraak is de resterende voorraad in een kluis bij de Nederlandse Kluis gelegd. De waarde van de sieraden in die kluis is in juli 2021 geschat op € 255.849,-. Uit het onderzoek van de politie naar de boekhouding van verdachte is niet gebleken dat zij tussen de plofkraak en haar aanhouding op 21 juni 2021 de grote hoeveelheid aangetroffen sieraden via haar bedrijf heeft gekocht.
De rechtbank acht de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie van dien aard dat mede op basis daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat de sieraden op de tenlastelegging van een misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist dat de sieraden van een misdrijf afkomstig waren. Het dossier biedt daar onvoldoende aanknopingspunten voor. Omdat verdachte en haar partner beperkte inkomsten en/of vermogen hadden, is de rechtbank er wel van overtuigd dat verdachte op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sieraden uit een misdrijf afkomstig waren.
Verdachte was op de hoogte van de aanwezigheid van de sieraden en kon daarover beschikken. Verdachte heeft de sieraden samen met [persoon 2] voorhanden gehad, zodat de rechtbank medeplegen van witwassen van de sieraden bewezen zal verklaren.
Auto
De zwarte Mercedes met kenteken [nummer 1] heeft van 25 januari 2017 tot 16 februari 2017 op naam van [persoon 2] gestaan en staat vanaf 16 februari 2017 op naam van verdachte. Zij noemt deze, samen met de andere Mercedes, ook “onze auto’s”. Verdachte heeft deze auto voorhanden gehad. Deze auto is gekocht voor € 60.000,-. Het gaat om een dure auto en in 2015 en 2016, zijnde de periode voor de aankoop van de auto, hadden verdachte en [persoon 2] samen uit privé-onttrekkingen van hun bedrijven een inkomen van respectievelijk € 22.486,- en € 6.718,-. Over 2017 was dit € 100.891,-. Uit de bankrekeningen blijkt niet van een betaling voor dit voertuig noch een contante geldopname. Deze grote uitgave in combinatie met het in verhouding lage inkomen van verdachte en [persoon 2] in de periode voor en rond de aanschaf van de auto maakt dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat de auto die verdachte voorhanden heeft gehad van enig misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft in haar schriftelijke verklaring gesteld dat de auto in delen betaald mocht worden. Op zitting kon zij evenwel geen verdere vragen over de betaling of de herkomst van het geld beantwoorden. De verklaring van verdachte kan dan ook niet worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare verklaring dat de auto niet van misdrijf afkomstig is. Het door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarmee geen andere conclusie mogelijk dan dat de Mercedes van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft ook hier, gelet op het beperkte inkomen en vermogen van haar en [persoon 2] , op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij een uit misdrijf afkomstig goed voorhanden had.
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte de auto samen met [persoon 2] heeft witgewassen. De auto stond eerst korte tijd op naam van [persoon 2] en is vervolgens op naam van verdachte gezet. Zij hebben samen gebruik gemaakt van de auto en daarmee deze samen voorhanden gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 19 juli 2018 tot en met 21 juni 2021 in Nederland valse aangiftes inkomstenbelasting 2015, 2016 en 2017 en valse jaarrekeningen van [naam Juwelier] 2015, 2016 en 2017, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk heeft gebruikt als ware deze echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat zij voorgenoemde valse geschriften heeft overlegd bij het offerteren en/of aangaan van een hypothecaire lening bij ABN AMRO bank, bestemd voor de aankoop van een woning aan [adres 2] ;
2.
in de periode van 19 juli 2018 tot en met 21 juni 2021 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, een hypotheekverstrekker, te weten ABN AMRO bank, heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire lening van € 740.000, met de woning aan [adres 2] als onderpand, immers heeft zij met vorenomschreven oogmerk in strijd met de waarheid valse aangiftes inkomstenbelasting en jaarrekeningen verstrekt, waaruit zou moeten blijken dat die verdachte en/of [naam Juwelier] in 2015, 2016 en 2017 een bepaalde hoeveelheid inkomen en/of winst heeft ontvangen en/of gemaakt, zulks terwijl dat inkomen en/of die winst in werkelijkheid veel lager was, waardoor voornoemde hypotheekverstrekker werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
in de periode van 16 februari 2017 tot en met 21 juni 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander voorwerpen, te weten 1.489 items sieraden ter waarde van (ongeveer) € 455.098,- en een Mercedes voertuig gekentekend [nummer 1] ter waarde van (ongeveer) € 60.000,- heeft voorhanden gehad terwijl zij en haar mededader redelijkerwijs moesten vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar deel van uit.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over een op te leggen straf.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruikmaken van valse documenten en zij heeft daarmee ABN AMRO opgelicht voor een, als hypothecaire lening verkregen, bedrag van € 740.000,-. Verdachte heeft daarmee het vertrouwen dat aan de inhoud van financiële bewijsstukken mag worden ontleend in het economische verkeer, geschaad. Zij heeft zichzelf onrechtmatig fors financieel bevoordeeld. Verder heeft zij goederen witgewassen met een totale waarde van ruim € 500.000,-. Witwassen van uit misdrijf afkomstige goederen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Uit misdrijf verkregen geld en goederen krijgen daarmee immers een schijnbaar legale herkomst en over de inkomsten uit misdrijf wordt geen belasting betaald.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken onderling hebben afgesproken voor fraudedelicten. Die hebben als uitgangspunt bij een benadelingsbedrag tussen € 500.000,- en € 1.000.000,- een gevangenisstraf tussen de 18 en 24 maanden. De rechtbank houdt er bij de straftoemeting rekening mee dat er bij feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer een jaar. Verdachte is in juni 2021 in verzekering gesteld en de rechtbank komt in juli 2024 tot een eindoordeel in de strafzaak. Het heeft te lang geduurd voordat er uitspraak wordt gedaan in deze zaak en dat is niet aan verdachte te wijten.
De rechtbank acht het in beginsel redelijk om in dit geval een gevangenisstraf van achttien maanden op te leggen, waarvan twee maanden voorwaardelijk. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal zij een korting toepassen.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van achttien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
twee koopwoningen (goederen 1 en 2), een pistool en patronen (3, 4 en 5), sieraden (6), horloges en een armband (7, 8 en 9), contant geld (12), een auto (13), boksbeugel, stroomstootwapen en dolk (14, 15 en 16), een factuur en kassabon en kaartje (17, 10 en 11).
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat goederen 1, 6 en 13 verbeurd verklaard worden, dat goederen 3, 4, 5, 14, 15 en 16 aan het verkeer onttrokken worden en dat goederen 10, 11 en 17 terug worden gegeven aan verdachte. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van goederen 2, 7, 8, 9 en 12.
10.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte geen wapens wenst te ontvangen en heeft verzocht om de persoonlijke goederen aan verdachte terug te geven.
10.3.
Oordeel rechtbank
Verbeurdverklaring
De voorwerpen 6 en 13 behoren aan verdachte toe. Zij kan deze voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 3 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Retour aan verdachte
De goederen 1, 2, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 17 moeten aan verdachte worden geretourneerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze goederen verbeurd te verklaren of te onttrekken aan het verkeer.
Bewaren voor de rechthebbende
De goederen 3, 4, en 5 en 14, 15 en 16 moeten worden bewaard voor de rechthebbende. Zij zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

11.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij Stichting [naam] vordert € 15.560,79 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
feit 1:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
en
feit 2:
oplichting
feit 3:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4(
vier) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart
verbeurd:
6: geen goednummer: 1489 STK Sieraad
13: goednummer g5926559: 1 STK Personenauto [nummer 1] , zwart, merk: MERCEDES-BENZ, chassisnr: [nummer 2]
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
1: explootnummer [nummer 3] : 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 2] kadastrale aanduiding Amsterdam [aanduiding]
2: explootnummer [nummer 4] , 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 1] kadastrale aanduiding Amsterdam, [aanduiding]
7: goednummer g6068873: 1 STK Horloge, bicolour, merk: breitlang
8: goednummer G6070559: 1 STK Horloge, zilver, merk: breitling
9: goednummer g6070562: 1 STK Armband, goed
10: goednummer g6068959: 1 STK Kassabon
11: goednummer g6068961: 1 STK kaartje met serienummer [nummer 5] em
12: goednummer g6069434: 5.060 EUR dat IBG 21-06-21
17: goednummer g6069781: 3 STK Factuur aankoop goud
Gelast de
bewaringten behoeve van de rechthebbende van:
3: goednummer g6068816: 1 STK Pistool, Walther
4: goednummer g6068951: 1 DV Patroon, fiocchi
5: goednummer G6068952: 1 DV Patroon, fiocchi
14: goednummer g6068803: 1 STK Boksbeugel
15: goednummer G6068812: 1 STK Stroomstootwapen, Zwart
16: goednummer g6068831: 1 STK Dolk
Verklaart
Stichting [naam] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Slager, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en C.A.E Wijnker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2024.