ECLI:NL:RBAMS:2024:7802

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
13/012375-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing adolescentenstrafrecht bij vrijspraak mishandeling en bedreiging, veroordeling voor gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en diefstal door middel van valse sleutels

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en diefstal door middel van valse sleutels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 januari 2023 samen met anderen [slachtoffer 2] heeft gegijzeld en beroofd. De verdachte heeft [slachtoffer 2] gelokt naar een locatie, waar hij door medeverdachten van zijn fiets werd getrokken en gedwongen werd in een voertuig te stappen. Gedurende deze periode werd hij bedreigd en mishandeld, wat resulteerde in de diefstal van een aanzienlijk geldbedrag van zijn rekening. Op 6 januari 2023 heeft de verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] gegijzeld, waarbij hij ook betrokken was bij het geweld en de bedreigingen die [slachtoffer 1] onderging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van mishandeling en bedreiging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft besloten het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/012375-23
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats 1] ,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2024. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. J.E. Kötter.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Lopez de Vries, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
feiten 1, 2 en 3:het medeplegen van gijzeling dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling met voorbedachten rade en bedreiging van [slachtoffer 1] op 6 januari 2023 te Uithoorn en/of Amsterdam;
feiten 4, 5 en 6:het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met (bedreiging met) geweld en diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 2] op 2 en 3 januari 2023 te Amsterdam en/of Haarlem.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder 3 ten laste gelegde. Zij heeft gevorderd dat verdachte wegens onvoldoende bewijs van dit feit moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 meer specifiek betoogd dat gijzeling is bewezen, omdat het plan van de verdachten erop was gericht om [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) naar het Total tankstation aan [locatie 1] te laten komen. De verdachten hebben – met dat doel voor ogen – [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), de neef van [persoon 1] , opgehaald, met hem rondgereden en hem in een woning vastgehouden. Daarnaast kan op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] en het door de verbalisanten geconstateerde letsel worden bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Uit de aangetroffen chats, waaruit blijkt dat er een plan is opgesteld, kan bovendien worden afgeleid dat verdachten [slachtoffer 1] met voorbedachte raad hebben mishandeld. Verdachte heeft bij het plegen van deze strafbare feiten nauw en bewust samengewerkt met anderen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van de bedreiging ‘als je niet vertelt waar de jongen is die ze zoeken beland je in een lijkenzak en word je gedumpt’ bij feit 3, aangezien uit het dossier niet valt op te maken dat de verdachte of zijn medeverdachten deze woorden hebben geuit.
Wat betreft de feiten 4, 5 en 6 heeft de officier van justitie betoogd dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) kan worden bewezen. Verdachte heeft [slachtoffer 2] gelokt naar een locatie, waarna hij daar in een voertuig is getrokken. De verdachten hebben – met het doel om geld van hem weg te nemen – urenlang met hem rondgereden. Tijdens het rondrijden zijn ook de telefoon en de pashouder met bankpas van [slachtoffer 2] weggenomen, waarmee vervolgens door de verdachten een groot geldbedrag is gepind. Bij het plegen van deze strafbare feiten hebben de verdachten nauw en bewust samengewerkt. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 4 gerekwireerd dat er ook sprake is van het strafverzwarende bestanddeel dat verdachte het oogmerk heeft gehad om [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van zijn geld en dat het feit daarom als gijzeling gekwalificeerd kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd, en heeft verzocht hem daarvan vrij te spreken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet aanwezig is geweest in het voertuig waarin [slachtoffer 1] zich bevond. Bovendien is er geen sprake van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Gelet op het voorgaande, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook ten aanzien van de feiten 2 en 3 moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 4 kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Hij heeft echter aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op de verrichte geweldshandelingen en verzoekt verdachte hier partieel van vrij te spreken.
Wat betreft het onder feiten 5 en 6 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal voor de leesbaarheid van het vonnis eerst de wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstallen bespreken die zouden hebben plaatsgevonden op 2 januari 2023 (onderzoek Malaris). Daarna worden de gijzeling dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging die zouden hebben plaatsgevonden op 6 januari 2023 (onderzoek Dorsalis) besproken.
3.3.1
Feiten en omstandigheden (feiten 4, 5 en 6)
De feiten 4, 5 en 6 zien op hetzelfde feitencomplex. De feiten en omstandigheden zullen daarom tegelijkertijd besproken worden. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangiftes
[slachtoffer 2] had op 2 januari 2023 omstreeks 21.00 uur met verdachte bij [straatnaam 1] afgesproken, omdat verdachte meedeelde hem een geldbedrag te willen terugbetalen. [slachtoffer 2] kwam op de afgesproken locatie aan met zijn fiets en ging met verdachte mee. Op dat moment werd [slachtoffer 2] van zijn fiets getrokken door meerdere jongens. Hij werd bij zijn armen vastgepakt en naar een rode Volkswagen Up gebracht. [slachtoffer 2] probeerde zich te verzetten. Hij moest in het midden op de achterbank van het voertuig gaan zitten. Naast hem kwamen twee onbekende jongens zitten, een andere onbekende jongen was de bestuurder van het voertuig en verdachte zat voorin op de bijrijdersstoel. [slachtoffer 2] probeerde uit de auto te komen door de jongens tegen de portierdeuren aan te duwen, maar werd door de twee jongens naast hem in zijn gezicht geslagen. Vervolgens haalde een van deze jongens de telefoon en de pashouder van [slachtoffer 2] uit zijn jaszakken en vroeg hem naar de pincodes van zijn telefoon en zijn ING-betaalpas. Toen [slachtoffer 2] zei dat hij deze niet wilde geven, werd hij in zijn gezicht geslagen. Uiteindelijk heeft hij de codes afgegeven, evenals de code van zijn ING-app. Het voertuig is twee keer gestopt bij een tankstation, zodat verdachte een oplaadkabel voor de telefoon van [slachtoffer 2] kon aanschaffen. Nadat het voertuig enige tijd had rondgereden, zag [slachtoffer 2] dat de jongen rechts van hem (hierna: NN1) € 5.000,- van de spaarrekening naar de betaalrekening van [slachtoffer 2] overmaakte. Verdachte stuurde vervolgens een Tikkie-betaalverzoek van € 3.500,- naar de telefoon van [slachtoffer 2] , waarna NN1 dit bedrag overboekte. [slachtoffer 2] hoorde NN1 zeggen: ‘Doe geen rare dingen, want ik haal mijn geweer tevoorschijn’. Hierna stapten verdachte en de jongen links van [slachtoffer 2] (hierna: NN2) uit het voertuig en overhandigden zij iets later contant geld aan NN1. Vervolgens is het voertuig op meerdere locaties gestopt, waarbij NN1 en NN2 steeds uitstapten. In Haarlem zag [slachtoffer 2] dat zij naar een pinautomaat liepen en hoorde hij hen daarna verklaren dat ze een paar keer achter elkaar hadden gepind. Op het moment dat het voertuig weer is gaan rijden, is [slachtoffer 2] uit de auto gezet. [2]
Op 4 januari 2023 is [slachtoffer 2] gezien door een arts. Deze arts heeft letsel bij hem waargenomen, te weten meerdere bloeduitstortingen rondom zijn linkeroog en zijn linker- en rechterwang, en een beschadiging aan zijn onderlip. [3]
[aangever] heeft namens de ING Bank N.V. (hierna: de ING bank) op 10 januari 2023 aangifte gedaan van diefstal met geweld in vereniging en witwassen. Naar aanleiding van de melding van [slachtoffer 2] heeft de ING bank onderzoek ingesteld naar de transacties. Hierbij is gebleken dat op 2 januari 2023 om 22:43 uur, vanaf de betaalrekening van [slachtoffer 2] , een overboeking van € 3.500,- is gedaan naar de betaalrekening van verdachte. Vervolgens hebben er meerdere geslaagde pintransacties plaatsgevonden in Amsterdam en Haarlem, waarbij van een aantal pintransacties camerabeelden beschikbaar zijn. Uiteindelijk is er een totaalbedrag van € 17.404,99 gepind van de rekening van [slachtoffer 2] . [4]
Verklaringen
Verdachte heeft op 31 januari 2023 bij de politie verklaard dat hij, in opdracht van [persoon 1] , [slachtoffer 2] naar de betreffende locatie heeft gelokt. Toen verdachte aangaf niet mee te willen werken, kreeg hij klappen op zijn hoofd en armen. Op de betreffende locatie werd [slachtoffer 2] in zijn gezicht geslagen en in het voertuig geduwd. In het voertuig is [slachtoffer 2] wederom meerdere keren in zijn gezicht geslagen door [persoon 1] en moest hij onder dwang zijn bankgegevens afgeven. Vervolgens is er op verschillende locaties gepind met de betaalpas van [slachtoffer 2] , onder andere door verdachte omdat hij bang voor de anderen was. Verdachte verklaarde dat [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] aanwezig waren tijdens zowel het rondrijden in het voertuig als het pinnen. [5]
[persoon 1] heeft op 24 mei 2023 bij de politie verklaard dat hij op 2 januari 2023 via Snapchat door verdachte werd benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. Verdachte had het plan om [slachtoffer 2] te lokken, hem in de auto te duwen en hem geld afhandig te maken. [persoon 1] is hiermee akkoord gegaan. Nadat verdachte [slachtoffer 2] naar de locatie had gelokt, heeft [persoon 1] , samen met [persoon 2] en [persoon 3] , [slachtoffer 2] een auto ingetrokken. Hoewel het niet het plan was om [slachtoffer 2] te slaan, hebben [persoon 1] en [persoon 3] dit wel gedaan, omdat [slachtoffer 2] niet wilde meewerken. In het voertuig heeft [persoon 1] met de telefoon van [slachtoffer 2] een Tikkie-betaalverzoek van € 3.500,- van verdachte betaald. Ze hebben ook meerdere keren met de betaalpas van [slachtoffer 2] gepind. Ten slotte erkent [persoon 1] dat hij tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij een geweer bij zich had. [6]
Zowel bij de rechter-commissaris [7] als bij de politie [8] heeft [persoon 2] verklaard dat hij één à twee dagen vóór het incident via de Playstation door verdachte werd benaderd met de vraag of hij tegen betaling een voertuig wilde besturen, omdat verdachte iemand wilde beroven. [persoon 2] is akkoord gegaan met zijn voorstel. [persoon 2] was de bestuurder van het voertuig, verdachte zat op de bijrijdersstoel en [persoon 1] en [persoon 3] zaten op de achterbank. Tijdens het rijden heeft [persoon 2] gehoord dat er klappen werden gegeven. Verder heeft hij het voertuig op verschillende plekken gestopt, onder andere om te pinnen.
Tussenconclusie NN1, NN2 en NN3
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat [slachtoffer 2] in het voertuig zat met verdachte, [persoon 3] , [persoon 1] en [persoon 2] . Verdachte zat voorin op de bijrijder stoel van het voertuig. [persoon 3] zat links achterin op de achterbank van het voertuig en is daardoor NN2 in de aangifte van [slachtoffer 2] . [persoon 1] zat rechts achterin op de achterbank van het voertuig, en is daarmee NN1. [persoon 2] is NN3, aangezien hij de bestuurder van het voertuig was.
3.3.1.1 Oordeel van de rechtbank over feit 4 (wederrechtelijke vrijheidsberoving)
De rechtbank stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepalend is of het slachtoffer zich niet meer fysiek kon bewegen of verplaatsen dan wel zodanig gekneveld is dat die zich niet meer (zelfstandig) kon voortbewegen. Met andere woorden, of het slachtoffer de vrijheid heeft gehad om te gaan en staan waar hij wil. De feitelijke situatie waarin het slachtoffer is gebracht vormt daarin het zwaartepunt. Hierbij is van belang dat iemands bewegingsvrijheid niet alleen fysiek beperkt kan worden, maar ook beperkt kan worden door iemand angst aan te jagen.
[slachtoffer 2] werd op 2 januari 2023 gedwongen om in het midden op de achterbank van een voertuig te zitten en moest vervolgens gedurende langere tijd in het voertuig blijven zitten. Gelet op deze positie op de achterbank, waarbij zowel links als rechts van hem iemand zat, kon hij geen kant op. Ook bij de tankstations waar het voertuig stopte, was het onmogelijk voor hem om het voertuig te verlaten aangezien er continu iemand naast hem op de achterbank zat. Hierdoor werd [slachtoffer 2] fysiek beperkt in zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wilde. Verder blijkt dat [slachtoffer 2] uit angst voor geweld de bevelen van de verdachten opvolgde en zich niet verzette. Deze angst was ook reëel, omdat er verschillende keren geweld op hem is uitgeoefend, onder andere toen hij probeerde te ontsnappen uit het voertuig. Daarnaast is hem angst aangejaagd doordat [persoon 1] tegen hem heeft gezegd dat hij een wapen bij zich had. Bovendien werd zijn telefoon weggenomen, waardoor hij zowel tijdens als na het incident geen hulp kon inschakelen. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 2] dusdanig veel angst werd aangejaagd, waardoor hij ook op deze manier in zijn bewegingsvrijheid is belemmerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 2] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken, vanwege het geweld en de psychische druk die door de verdachten op hem werd uitgeoefend, waardoor sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Medeplegen
Bij de uitvoering van het gezamenlijke plan hadden de verdachten ieder een rol. Verdachte heeft een initiërende rol gehad in de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] . Hij stelde het plan op, benaderde de medeverdachten en lokte [slachtoffer 2] naar de locatie. De rol van [persoon 2] was gericht op het besturen van het voertuig. [persoon 1] en [persoon 3] hadden de taak om [slachtoffer 2] in het voertuig te krijgen en te voorkomen dat hij het voertuig zou verlaten. Vanuit hun rol zijn de verdachten gezamenlijk opgetrokken en zij hebben gezamenlijk het plan uitgevoerd. De intensiteit van de samenwerking, de rol in de uitvoering en het belang van de rol van de verdachte maken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Hun rollen waren daarbij vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank acht medeplegen daarom bewezen.
Opzet
De rechtbank is op grond van de genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, van oordeel dat verdachte een significante rol heeft gehad bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Medeverdachten [persoon 1] en [persoon 2] hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat verdachte het plan heeft opgezet om [slachtoffer 2] te lokken en hem in een voertuig te trekken, met het doel om hem geld afhandig te maken. Dit plan is ook als zodanig uitgevoerd. Uit het handelen van verdachte en de medeverdachten blijkt duidelijk dat het hun bedoeling was [slachtoffer 2] in het voertuig te krijgen en te voorkomen dat hij het voertuig zou verlaten. Hierdoor kan het vereiste opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen worden geacht.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet heeft gehad op de geweldshandelingen die met de wederrechtelijke vrijheidsberoving gepaard zijn gegaan. Gelet op het gezamenlijke plan was voorzienbaar, en had verdachte dus kunnen en mogen verwachten, dat [slachtoffer 2] niet vrijwillig plaats zou nemen in het voertuig en hier zou blijven zitten. Er is zodoende een aanmerkelijke kans dat de uitvoering van het gezamenlijke plan door de verdachten gepaard zou kunnen gaan met geweld. Door het plan op te stellen en zich gedurende de uitvoering van het plan niet te distantiëren, ook niet nadat er daadwerkelijk geweld is gebruikt, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans op geweldshandelingen ook aanvaard.
Hoewel de officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van gijzeling, is deze strafverzwarende omstandigheid niet ten laste gelegd. De rechtbank zal hier daarom aan voorbij gaan.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich op 2 januari 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] .
3.3.1.2 Oordeel van de rechtbank over feit 5 (diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld)
Gelet op de onder 3.3.1 genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [persoon 1] de telefoon en de pashouder van [slachtoffer 2] heeft weggenomen en dat daarbij geweld is gebruikt.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de geweldshandelingen gepleegd door [persoon 1] . Zoals in rubriek 3.3.1.1 is overwogen, was verdachte zijn opzet gericht op financieel gewin en is er een gezamenlijk plan opgesteld, te weten om [slachtoffer 2] mee te nemen en vervolgens geld van hem weg te nemen. Bij de uitvoering van dit plan was het voor de verdachten voorzienbaar dat [slachtoffer 2] niet vrijwillig zijn telefoon en pashouder zou afgeven. Er bestond daardoor een aanmerkelijke kans dat de uitvoering van het plan door de medeverdachten met enige vorm van geweld en bedreiging met geweld gepaard zou gaan. Door het plan op te stellen en uit te voeren, en te blijven uitvoeren nadat er daadwerkelijk geweld is gebruikt, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden afgeleid uit hun gezamenlijke plan om geld van [slachtoffer 2] weg te nemen en dat er daarom sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking niet alleen ten aanzien van de ontvoering maar ook ten aanzien van de diefstal met (bedreiging met) geweld.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich, tezamen en in vereniging met anderen, schuldig heeft gemaakt aan diefstal voorafgegaan en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld.
3.3.1.3 Oordeel van de rechtbank over feit 6 (diefstal in vereniging door middel van valse sleutels)
Op grond van de onder 3.3.1 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 2 januari 2023 samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de diefstal door middel van valse sleutels van een totaalbedrag van € 17.404,99.
Er is telkens door verdachte of een medeverdachte, kort na het afhandig maken van de telefoon, betaalpas en pincode van [slachtoffer 2] , op verschillende locaties kort na elkaar gepind. Dat vereist een zekere mate van organisatie. Daarnaast heeft verdachte tweemaal een oplader gekocht bij een tankstation, zodat de telefoon van [slachtoffer 2] gebruikt kon blijven worden om geld van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening over te maken. Uit de omstandigheid dat er steeds iemand anders pinde met de betaalpas van [slachtoffer 2] , volgt dat de rollen van de verdachten inwisselbaar waren. Dit maakt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, gericht op diefstal met een valse sleutel, namelijk de weggenomen telefoon, betaalpas en pincode.
De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor het totale geldbedrag dat is weggenomen van de rekening van [slachtoffer 2] . Immers, het handelen van de verdachten stond in het teken van financieel gewin. Ook de transacties met de gestolen betaalpas waarbij verdachte niet aanwezig is geweest, maakten onderdeel uit van het gezamenlijke plan. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer dat verdachte niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de handelingen van de medeverdachten nadat hij was vertrokken uit het voertuig.
3.3.1.4 Voortgezette handeling
Naar de oordeel van de rechtbank vallen de feiten 4, 5 en 6 niet aan te merken als eendaadse samenloop. De feiten dienen als afzonderlijk strafbare feiten te worden gezien, maar wel in het kader van een voortgezette handeling. De feiten betreffen immers gelijksoortige en elkaar in tijd opvolgende gedragingen, die ook ten aanzien van het wilsbesluit zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachten daarvan één verwijt kan worden gemaakt.
3.3.2
Feiten en omstandigheden (feiten 1, 2 en 3)
De feiten 1, 2 en 3 zien op hetzelfde feitencomplex. De feiten en omstandigheden zullen daarom tegelijkertijd besproken worden. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Melding en ter plaatse
In de nacht van 6 januari 2023 kwam om 03.29 uur een melding binnen dat een slachtoffer gegijzeld zou zijn en dat hij zich in een Greenwheels-voertuig zou bevinden op de Bos en Lommerweg. Korte tijd later waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse en werden zij aangesproken door een onbekende vrouw in een voertuig. Zij verklaarde dat haar zoon uit een woning was ontvoerd en in een rood voertuig stapte. De bijrijder van het voertuig liet aan verbalisant [verbalisant 2] een Snapchatgesprek zien met ene ‘ [slachtoffer 1] ’, waarin meermaals werd gevraagd om politie en hulp. [9] Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen op [locatie 1] een rode Volkswagen Up van ‘Greenwheels’ met kenteken [nummer 1] rijden. In het voertuig bleken te zitten: [persoon 3] (bestuurder), [persoon 4] (bijrijder), [persoon 5] (rechts achterin) en [slachtoffer 1] (links achterin). [10] Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zagen dat [slachtoffer 1] bang naar hen keek en dat hij een wond op zijn linkerwang had. [11] Ook verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] zagen dat [slachtoffer 1] hevig ontdaan was en dat hij verwondingen in zijn gezicht had. Zij hoorden hem zeggen dat hij door de inzittenden van het voertuig was meegenomen. [12] Ter plaatse heeft [persoon 3] verklaard dat de jongen bij hen in de auto zat, omdat de neef van die jongen een geldschuld heeft bij iemand. [13]
Verklaring [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat hij op 6 januari 2023 omstreeks 02.00 uur in zijn woning was aan de [adres 2] toen [persoon 6] (hierna: [persoon 6] ) plots voor zijn deur stond. Toen [slachtoffer 1] zijn jas pakte en de deur weer open deed, stonden [persoon 5] en [persoon 3] ook in de deuropening. [persoon 5] pakte [slachtoffer 1] vast [14] , nam hem mee naar beneden en zei: ‘Mij nakken toch, mij nakken toch’. [15] Verdachte stond beneden bij de flat te wachten. [16] werd richting een voertuig geduwd en werd door [persoon 5] geslagen op zijn lichaam en in zijn gezicht. [slachtoffer 1] werd in het voertuig geduwd en moest plaatsnemen in het midden van de achterbank, terwijl [persoon 5] en verdachte naast hem plaatsnamen. Nadat de auto wegreed, pakte [persoon 5] zijn telefoon af, sloeg hem wederom in zijn gezicht en zei dat ze zijn moeder en familieleden ook dingen zouden aandoen. Nadat [persoon 6] thuis werd afgezet, reed het voertuig verder naar de [straatnaam 2] . Het lukte [slachtoffer 1] niet om het voertuig te verlaten, aangezien er een helm naast hem lag en de deuren op het kinderslot zaten. Vervolgens werd [slachtoffer 1] de woning van [persoon 5] en verdachte aan de [straatnaam 2] binnengeduwd. In de woning werd hij door (onder andere) [persoon 5] en [persoon 3] geslagen en getrapt. Tijdens de geweldshandelingen werd er tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij dood zou gaan, dat als de politie komt hij zijn moeder en zijn hele familie kan begraven en dat er op dit moment mensen in Uithoorn zouden wachten om zijn familie te pakken. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat [persoon 3] en [persoon 5] dit hebben gezegd. Na een periode van twintig minuten werd [slachtoffer 1] opgetild en op een bed neergezet en hierna werd hij naar een andere kamer verplaatst. In deze kamer heeft [slachtoffer 1] onder dwang van [persoon 5] zijn telefoon ontgrendeld en een memo ingesproken. Het betrof een spraakmemo gericht aan zijn neef [persoon 1] , waarin hij vroeg hem te ontmoeten bij de Total op [locatie 2] . Vervolgens werd hij weer in de richting van het voertuig geduwd en nam plaats op de achterbank. Nadat het voertuig enige tijd had rondgereden, werden ze staandegehouden. [17]
Uit onderzoek in de telefoon van [slachtoffer 1] blijkt dat aan [persoon 1] het volgende bericht is gestuurd: ‘ [koosnaam] kom snel aub ben bossenlommer heb ze geloest. Snel. Me tel gaat uit vallen’. Daarnaast is er een spraakmemo gestuurd waarin [slachtoffer 1] zegt: ‘Kom achter Total snel snel. Ik kon snel weg. Ik kon snel wegkomen. Kom achter Total ik heb wifi hier’. [18]
Snapchatberichten
In de telefoon van [persoon 3] zijn Snapchatgesprekken aangetroffen tussen [persoon 3] en ene [voornaam 1] . Op 5 januari 2023 om 20.37 uur stuurde [persoon 3] ‘Joo we gaan hebben planning gemaakt’, waarop [voornaam 1] vroeg wat de planning is. Verderop in het gesprek stuurde [persoon 3] dat het broertje van [voornaam persoon 5] ook komt. [voornaam 1] reageerde op dit met bericht met ‘ [voornaam 2] ’. [19]
Verklaringen
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 6 januari 2023 in de woning aan de [straatnaam 2] [huisnummer] aanwezig is geweest. [20]
[persoon 5] heeft op 6 januari 2023 bij de politie verklaard dat (onder meer) zijn broertje in een voertuig achter hen reed. [21]
[persoon 6] heeft bij de politie verklaard dat verdachte op 6 januari 2023 omstreeks 02.00 uur bij zijn woning aan [adres 3] aanbelde omdat hij met [slachtoffer 1] wilde praten. Toen [persoon 6] met hem mee naar buiten liep, kwamen er plotseling nog twee jongens aan. [persoon 6] werd geduwd en nam onder dwang plaats in het voertuig. Alle drie de jongens liepen mee naar de woning van [slachtoffer 1] . Nadat [slachtoffer 1] zijn jas had gepakt, werd hij vastgepakt en is er aan hem getrokken. Kort hierna is [persoon 6] thuis afgezet.
[persoon 7] heeft op 19 januari 2023 bij de politie verklaard dat hij een ‘Greenwheels’ voertuig heeft gehuurd op 6 januari 2023 van 00.30 uur tot en met 10.45 uur [voornaam 3] en [voornaam persoon 5] hadden aan hem gevraagd om een voertuig voor hen te huren. [22]
Tussenconclusie aanwezigen
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte, [persoon 5] en [persoon 3] aanwezig waren bij zowel de woning van [persoon 6] , de woning van [slachtoffer 1] als de woning aan de [straatnaam 2] [huisnummer] .
Tussenconclusie Snapchatberichten
De rechtbank gaat op basis van het voorgaande ervan uit dat de verdachten zijn samengekomen vanwege een gezamenlijk opgesteld plan gericht tegen [slachtoffer 1] .
Tussenconclusie incidenten 2 januari 2023 en 6 januari 2023
Het is de rechtbank, met name gelet op de verklaring van [persoon 3] bij zijn staandehouding, duidelijk geworden dat sprake was van een conflict tussen de neef van [slachtoffer 1] , [persoon 1] , en de verdachten. Op basis van de beschreven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de incidenten die hebben plaatsgevonden op 2 januari 2023 verband houden met de incidenten op 6 januari 2023.
3.3.2.1 Vrijspraak van feit 2 (mishandeling) en feit 3 (bedreiging)
De rechtbank heeft op grond van voornoemde bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zelf heeft begaan, en evenmin dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met degenen die dit wel hebben gedaan, en zal hem hiervan vrijspreken.
3.3.2.2 Oordeel van de rechtbank over feit 1 primair (gijzeling)
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van gijzeling in de zin van artikel 282a Sr is ten eerste vereist dat de bewegingsvrijheid van het slachtoffer werd beperkt. Ten tweede is vereist dat de dader het oogmerk heeft gehad een ander dan de gegijzelde te dwingen iets te doen of niet te doen.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] fysiek werd beperkt in zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wilde. Hij werd immers tot tweemaal toe in een voertuig geduwd en moest gedwongen in het midden op de achterbank zitten terwijl er steeds iemand naast hem zat. Verder is hij gedurende langere tijd vastgehouden in een vreemde woning. Zowel in het voertuig als in de woning waren er voortdurend mensen aanwezig die op [slachtoffer 1] letten. Verder blijkt dat [slachtoffer 1] uit angst voor geweld de bevelen van de verdachten opvolgde en zich niet verzette. De rechtbank acht deze angst reëel, omdat er verschillende keren geweld op hem is uitgeoefend en hij is bedreigd. Daarnaast is zijn telefoon weggenomen, zodat hij geen hulp kon inschakelen. [slachtoffer 1] heeft bovendien verklaard dat hij in de woning doodsangsten heeft uitgestaan en verbalisanten hebben waargenomen dat hij hevig ontdaan was. Hieruit blijkt dat de verdachten, door het creëren van een situatie van (bedreiging met) geweld, [slachtoffer 1] dusdanig veel angst hebben aangejaagd voor herhaling van agressie, dat zij hem ook op deze manier hebben in zijn vrijheid hebben belemmerd om te gaan en staan waar hij wenste. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 1] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken, vanwege het geweld en de psychische druk die door de verdachten op hem werd uitgeoefend, waardoor sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Er is sprake geweest van een gezamenlijk plan tussen de verdachten. Verdachte zijn rol bestond uit het benaderen van [persoon 6] , zodat hij [slachtoffer 1] uit zijn woning kon lokken. Hij is zowel aanwezig geweest bij de woningen van [persoon 6] en [slachtoffer 1] in Uithoorn als in de woning aan de [straatnaam 2] . Hoewel hij niet in het voertuig aanwezig was toen deze staande werd gehouden, reed hij wel in een ander voertuig achter hen aan. [persoon 3] en [persoon 5] zijn ook betrokken geweest bij de uitvoering van het gezamenlijke plan. Hierbij heeft [persoon 3] steeds het voertuig bestuurd en had [persoon 5] de taak om [slachtoffer 1] in het voertuig te krijgen. De verdachten zijn gezamenlijk opgetrokken en hebben gezamenlijk het plan uitgevoerd. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren daarbij vergelijkbaar en inwisselbaar. Anders dan de raadsman, acht de rechtbank medeplegen daarom bewezen.
Opzet en oogmerk
Op basis van de in de bewijsmiddelen genoemde gedragingen is de rechtbank van oordeel dat het opzet van de verdachten naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] .
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving als drukmiddel is ingezet met het oogmerk om de neef van [slachtoffer 1] te dwingen zich te begeven naar het Total tankstation. [persoon 3] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 1] bij hen in de auto zat, omdat zijn neef een geldschuld had bij iemand. Verdachten hadden aldus het oogmerk om een ander dan [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen.
Het verweer van de raadsman, strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde, wordt dan ook verworpen. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat verdachte op 6 januari 2023 aanwezig is geweest bij zowel de woning van [persoon 6] , de woning van [slachtoffer 1] als in de woning aan de [straatnaam 2] [huisnummer] .
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich op 6 januari 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de gijzeling van [slachtoffer 1] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de rubriek 3.3.1 en 3.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1, primair:
op 6 januari 2023 te Uithoorn en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden,
door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en te duwen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: 'Mij nakken toch, mij nakken toch' en
- vervolgens die [slachtoffer 1] in de richting van een voertuig voorzien van kenteken [nummer 1] te duwen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze zijn moeder en andere familieleden ook dingen gingen aandoen en
- vervolgens de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te dwingen een woning binnen te gaan en
- vervolgens die [slachtoffer 1] op een bed neergezet en
- die [slachtoffer 1] op te tillen en
- die [slachtoffer 1] een snapchatbericht naar [persoon 1] (de neef van die [slachtoffer 1] ) te laten sturen, inhoudende te tekst: ' [koosnaam] kom snel aub ben Bosenlommer heb ze geloest. Snel. Me
tel gaat uitvallen.’ en
- die [slachtoffer 1] een voicebericht naar [persoon 1] (de neef van die [slachtoffer 1] ) te sturen, inhoudende de tekst:‘kom achter total snel snel. Ik kon snel wegkomen. Kom achter total ik
heb wifi hier.’ en
- die [slachtoffer 1] nogmaals in de richting van voornoemd voertuig te duwen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] nogmaals te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen,
terwijl die [slachtoffer 1] voortdurend meermalen is geslagen en getrapt, met het oogmerk een ander, te weten [persoon 1] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten, zich te begeven naar de Total Tankstation ( [locatie 3] );
ten aanzien van feit 4:
op 2 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 2] van zijn fiets af te trekken en
- vervolgens die [slachtoffer 2] vast te pakken en
- vervolgens die [slachtoffer 2] in de richting van een voertuig voorzien van kenteken [nummer 2] te duwen en
- vervolgens die [slachtoffer 2] te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen op de achterbank en vervolgens gedurende enige tijd in voornoemd voertuig rond te rijden, terwijl die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht is geslagen;
ten aanzien van feit 5:
op 2 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (merk: Samsung S9+) en een pasjeshouder met inhoud, waaronder een ING-bankpas op naam van [slachtoffer 2] , die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meermalen in het gezicht van die [slachtoffer 2] te slaan en
- vervolgens voornoemde telefoon en pasjeshouder uit de zakken van die [slachtoffer 2] te pakken, terwijl die [slachtoffer 2] tegen zijn wil in een voertuig zat;
ten aanzien van feit 6:
op meerdere tijdstippen in de periode van 2 januari 2023 tot en met 3 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van in totaal 17.404,99 euro, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een telefooncode en een pincode van een betaalpas, door met een wederrechtelijk verkregen telefoon en bijbehorende pincode via een internetbankieren app meerdere geldbedragen van de spaarrekening van die [slachtoffer 2] over te boeken naar de betaalrekening van die [slachtoffer 2] en vervolgens met een wederrechtelijk verkregen bankpas op naam van die [slachtoffer 2] en bijbehorende pincode transacties te verrichten bij meerdere betaalautomaten en bij meerdere winkels goederen aan te schaffen.

5.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast. Ten aanzien van de strafmaat heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 270 dagen, waarvan 160 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, gevorderd.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast, gelet op het advies van de reclassering. Hij heeft de rechtbank verzocht zich qua straf te beperken tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, worden gekoppeld. Om die reden heeft de raadsman ook verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen op de datum van de uitspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft [slachtoffer 2] op 2 januari 2023 naar een locatie gelokt, waar de medeverdachten [slachtoffer 2] van zijn fiets hebben getrokken en hem hebben gedwongen om in het midden op de achterbank van een voertuig te gaan zitten. De verdachten hebben toen gedurende langere tijd met [slachtoffer 2] in het voertuig rondgereden en hebben hem onder druk gezet om zijn telefoon, pashouder en bijbehorende pincodes af te geven. Tijdens de rit werd [slachtoffer 2] meerdere keren in zijn gezicht geslagen, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Hij werd daarnaast bedreigd door een medeverdachte dat hij een wapen zou trekken. Het voertuig is vervolgens op verschillende locaties gestopt om te pinnen. Uiteindelijk werd [slachtoffer 2] in Haarlem uit het voertuig gezet. Ook nadat [slachtoffer 2] uit het voertuig was gezet, zijn nog forse geldbedragen opgenomen van zijn rekening en zijn meerdere goederen aangeschaft. In totaal is er ruim € 17.404,99 van de rekening van [slachtoffer 2] weggenomen. De rechtbank rekent het de verdachten aan dat ze zich niet hebben bekommerd om de gevolgen van hun handelen voor [slachtoffer 2] , maar enkel uit financieel gewin hebben gehandeld. Uit de ingediende vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] blijkt dat het een zeer beklemmende ervaring voor hem is geweest. Om de traumatische gebeurtenissen te verwerken heeft hij een EMDR-behandeling gevolgd bij een psycholoog.
Slechts een paar dagen later, op 6 januari 2023, heeft verdachte zich samen met de medeverdachten wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten de gijzeling van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft een initiërende rol gehad om [slachtoffer 1] uit zijn woning te lokken. De verdachten hebben hem toen naar een voertuig geduwd, hem gedwongen om in het midden op de achterbank van een voertuig te gaan zitten en hebben hem naar een woning vervoerd. [slachtoffer 1] moest enige tijd in de woning verblijven en is vervolgens wederom in een voertuig geduwd. Gedurende de gijzeling hebben de verdachten [slachtoffer 1] verschillende keren in zijn gezicht en op zijn lichaam geslagen, waardoor [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent het de verdachten aan dat zij [slachtoffer 1] op deze gewelddadige wijze hebben gegijzeld omwille van een conflict tussen zijn neef en de verdachten. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij continu doodsangsten heeft uitgestaan. Door angstgevoelens voor toekomstige confrontaties met de verdachten is hij oplettender geworden wanneer hij op straat loopt.
Verdachte en de medeverdachten zijn bij de feiten op 2 januari 2023 en 6 januari 2023 zeer planmatig te werk gegaan. De verdachten hebben op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt de oplegging van een gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 24 juli 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 5 juli 2024, opgemaakt door psycholoog R.A. Sterk. De psycholoog heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat er geen psychische stoornis bij verdachte is geconstateerd en dat er ten tijde van de bewezenverklaarde feiten geen sprake is geweest van psychische problematiek. De psycholoog adviseert daarom om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren. Uit het rapport blijkt verder dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. De psycholoog adviseert hulp bij het vinden van dagbesteding en een agressieregulatietraining, zodat verdachte meer grip kan krijgen op zijn boosheid.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het door Reclassering Nederland opgestelde adviesrapport van 22 juli 2024, opgemaakt door [naam 2] . Hierin is – kort gezegd – gerapporteerd dat er riscofactoren zijn op de leefgebieden sociaal netwerk en financiën. Positief is dat verdachte zinvolle dagbesteding en daarmee ook een inkomen heeft, waardoor hij in staat is om zijn schulden af te lossen. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat door de ontkennende houding van verdachte. Het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als laag, aangezien hij zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Om tot gedragsverandering te komen en om te werken aan risicomanagement, vindt de reclassering voortzetting van deze interventies geïndiceerd. Bij bewezenverklaring wordt daarom geadviseerd tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 19 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De psycholoog heeft in het hiervoor genoemde rapport geadviseerd tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Volgens de psycholoog maakt verdachte een sociaal-emotioneel nog onrijpe, enigszins kinderlijke indruk, gelet op zijn passieve, weinig ambitieuze en enigszins onverschillige houding. Over het geheel bezien functioneert hij nog als een jeugdige. De psycholoog heeft verder gerapporteerd dat verdachte nog is aangewezen op zorg en sturing door volwassenen. Daarnaast is hij gebaat bij begeleiding gericht op het vinden van dagbesteding en op het vergroten van zijn zelfstandigheid. De psycholoog adviseert begeleiding door de jeugdreclassering.
De reclassering heeft in haar rapport ook geadviseerd tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Volgens de reclassering blijkt uit toepassing van het wegingskader Adolescentenstrafrecht dat er voldoende indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering heeft daarbij het volgende overwogen. Verdachte beschikt over onvoldoende handelingsvaardigheden en er is sprake van laagbegaafdheid. Bovendien heeft hij baat bij een pedagogische benadering. Jeugdhulpverlening lijkt het meest passend bij verdachte en daarom wordt begeleiding door de jeugdreclassering geadviseerd.
De rechtbank onderschrijft het advies van de psycholoog en de reclassering en maakt de conclusies uit de rapporten tot de hare. De rechtbank zal daarom het adolescentenstrafrecht toepassen.
De op te leggen straffen
Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht is bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd aan jeugdigen. De rechtbank acht, rekening houdend met het hiervoor overwogene en de ernst van het feit, een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden.
Verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar. Het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf heeft verdachte al ondergaan in het kader van de voorlopige hechtenis. Met oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds rekening gehouden met de persoon van verdachte. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden en verbindt hier ook een contactverbod met [slachtoffer 1] aan, omdat er mogelijk nog een onopgelost conflict is blijven bestaan. De rechtbank vindt het van belang dat niet is gebleken dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd en legt daarom een kortere proeftijd dan gebruikelijk op. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie als die werkstraf niet (goed) wordt uitgevoerd.

8.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 6.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de benadeelde partij aangevoerd dat er ook materiële schade is geleden. Zij vordert namens de benadeelde partij € 1.950,- aan materiële schade. De totale vordering tot vergoeding van schade komt daardoor uit op € 7.950,-.
De materiële schade bestaat uit kosten van een mobiele telefoon, te weten € 1.400,-, kosten van een jas, te weten € 300,- en kosten van schoenen, te weten € 250,-.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële-schadevergoeding niet-ontvankelijk wordt verklaard, aangezien er geen stukken zijn bijgevoegd die de schadeposten onderbouwen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde immateriële-schadevergoeding in zijn geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op de primair bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd en niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de mobiele telefoon merkt de rechtbank op dat deze reeds aan [slachtoffer 1] is teruggeven en daarom niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking komt. De overige materiële-schadeposten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij gelet hierop niet-ontvankelijk in zijn vordering van materiële schade.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Ook staat vast dat [slachtoffer 1] als gevolg van de bewezenverklaarde gijzeling doodsangsten heeft uitgestaan, tot op heden angstgevoelens ervaart om op straat te zijn en psychische klachten heeft opgelopen.
Gelet op de aard en ernst van de normschending, liggen de nadelige gevolgen van het bewezenverklaarde zo voor de hand dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen. Bij het vaststellen van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank rekening gehouden met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.700,-. Voor het meerdere zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.700,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de gijzeling plaats heeft gevonden, te weten 6 januari 2023.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet (direct) kan betalen. Verdachte wordt verplicht het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, omdat verdachte de feiten samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader(s) zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald.

9.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 4, 5 en 6)

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 639,45 aan vergoeding van materiële schade en € 1.700,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder vordert de benadeelde partij een hoofdelijke veroordeling tot betaling van de schade.
De materiële schade bestaat uit kosten van het eigen risico van de ziektekostenverzekering van [slachtoffer 2] , te weten € 385,-, en kosten van zijn mobiele telefoon, te weten € 200,-, zijn pashouder, te weten € 49,95, en de aanschaf van een nieuwe bankpas, te weten € 4,50.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen. Zij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. [slachtoffer 2] heeft de vordering onderbouwd en de vordering is verder niet inhoudelijk betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Verder staat vast dat [slachtoffer 2] , als gevolg van het bewezenverklaarde, onder behandeling van een psycholoog stond en EMDR-therapie heeft ontvangen. Hij heeft een lange periode na de feiten slecht geslapen en last gehad van herbelevingen. Ook is hij wantrouwend geworden naar anderen en is schrikachtig geworden als andere mensen onverwacht in zijn nabijheid komen. Daarnaast heeft hij ook een periode niet of minder uren kunnen werken. Op grond van de omstandigheid dat [slachtoffer 2] door de gebeurtenis geestelijk letsel heeft opgelopen, zal de rechtbank de immateriële-schadevergoeding geheel toewijzen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering geheel toewijzen tot een bedrag van € 2.339,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de gijzeling plaats heeft gevonden, te weten 2 januari 2023.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet (direct) kan betalen. Verdachte wordt verplicht het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, omdat verdachte de feiten samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader(s) zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald.

10.De vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V. (feiten 4, 5 en 6)

De benadeelde partij [aangever] vordert namens de ING Bank N.V. € 16.009,56 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit kosten van de schadevergoeding die ING heeft uitbetaald, te weten € 14.053,56,- en onderzoekskosten, te weten € 1.956,-.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de gevorderde materiële-schadevergoeding ten aanzien van de kosten van de schadevergoeding die ING heeft uitbetaald in zijn geheel moet worden toegewezen en vordert verder verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schadepost van de onderzoekskosten dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat zij het onredelijk acht om deze kosten te verhalen op de verdachten.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de onderzoekskosten niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering en volgt hierbij de redenering van de officier van justitie. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Vaststaat dat de ING bank het weggenomen geldbedrag heeft vergoed aan [slachtoffer 2] , met uitzondering van de kosten die De Bijenkorf heeft teruggestort.
Bij de vordering tot schadevergoeding is een uittreksel van de Kamer van Koophandel van de ING bank opgenomen. De rechtbank merkt op dat uit het uittreksel niet blijkt dat [aangever] vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft. Gelet daarop kan de rechtbank niet vaststellen of hij bevoegd is om een vordering namens de ING bank in te dienen en is de ING bank niet-ontvankelijk in de ingediende vordering.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 56, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 282a, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:gijzeling;
ten aanzien van feit 4, feit 5 en feit 6:
de voortgezette handeling van:

4. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;

5. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

en

6. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Jeugddetentie
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
1 (één) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde moet zich melden op afspraken met de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
-
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde moet actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa (+) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde moet zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
-
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde moet verblijven in Multi Plus Zorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-
Dagbesteding
Veroordeelde moet zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of studie met een vaste structuur.
-
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde moet meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde moet de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden.
-
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de medeverdachte
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] ,zolang de reclassering dit verbod nodig vindt.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft aan de jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Taakstraf
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvan
120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
T.a.v. feit 1: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.700,- (duizend zevenhonderd euro)bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
6 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verdachte is met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem/hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 1.700,- (duizend zevenhonderd euro)te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
T.a.v. de feiten 4, 5 en 6: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 639,46 (zeshonderd negenendertig euro en zesenveertig eurocent)bestaande uit materiële schade, en een bedrag van
€ 1.700,- (duizend zevenhonderd euro)bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
2 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem/hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 2.339,45 (tweeduizend driehonderd negenendertig euro en vijfenveertig eurocent)te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 0 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
T.a.v. de feiten 4, 5 en 6: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V.:
Verklaart de ING Bank N.V. niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Opheffing van het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2024.
[.]
[.]
[.]

[.]

[.]
[.]
[.]
[.]
[.]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met bijlage, met nummer PL1300-2023001474-5 d.d. 3 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 001-011.
3.Een geschrift, inhoudende een letselrapportage d.d. 4 januari 2023, opgemaakt door drs. M.L. Goudswaard, forensisch arts, doorgenummerde pagina’s 012-016.
4.Aangifte van [aangever] namens de ING Bank N.V., met bijlagen, d.d. 10 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 017-081
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, met bijlage, met documentcode 17491897, doorgenummerde pagina’s 1002-1008.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, met bijlage, met documentcode 17986387, doorgenummerde pagina’s 3036-3048.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 26 april 2023.
8.Een proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [persoon 2] , met documentcode 17978177, doorgenummerde pagina’s 4028-4031.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-5 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 004-006
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-18 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s 010-013.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-22 d.d 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 014-016.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-21 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 017-019.
13.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-18 d.d 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 010-013.
14.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] met bijlagen, met documentcode 17380528 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 032-042.
15.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023004277-13 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 022-025.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 14 september 2023.
17.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage met nummer PL1300-2023004277-13 d.d. 6 janauari 2023, doorgenummerde pagina’s. 022-025.
18.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 17382112 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 043-044.
19.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met documentcode 17631770 d.d. 1 maart 2023, doorgenummerde pagina’s. 151-175.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte ter terechtzitting d.d. 11 oktober 2024.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte met bijlagen, met nummer PL1300-2023004277-25 d.d. 6 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 1 012-1 027.
22.Proces-verbaal van bevindingen van verhoor getuige [persoon 7] met bijlage, met documentcode 17442503 d.d. 19 januari 2023, doorgenummerde pagina’s. 112-115.